Redt Finland zijn Westerse cultuur?

„Het land van de duizend meren” heeft onder de gebieden, behorende tot de Sowjet-invloedssfeer, altijd een aparte plaats ingenomen de laatste jaren. Want zodra er in September 1944 een wapenstilstand werd gesloten met de Sowjet-Unie, hebben de Finnen met ijzeren zelfbeheersing getracht aan al deze zware verplichtingen bijtijds te voldoen. |

En gemakkelijk viel dit de Fin niet. Maar dit uitgestrekte en deels nog zo onherbergzame land is teveel gesteld op zijn nationale onafhankelijkheid en in culturele zin blijft het anti-Russisch dan dat het een economische slavernij van de Sowjets langer kan verkroppen dan strikt noodzakelijk. Het is ook deze drang, vrij te zijn van knechtschap ten opzichte van welk land dan ook, dat Finland ertoe gebracht heeft zijn schulden uit de eerste wereld-

oorlog aan de Angeisaksen terug te be- ‘ talen, iets waarin Duitsland ten eeuwigen dagen tekort zal blijven schieten. Maar de | historie heeft de Fin hierin gestijfd. * * *

Geschiedenis

Eén der heel weinige jaartailen, die de Nederlandse jongere weet van de Scandinavische geschiedenis uit de Middeleeuwen is 1397: Unie van Kalmar. In deze plaats in zuidwest Zweden moesten de Denen voor hun in macht groeiende Noorderbuur capituleren: Zweden bleef niet alleen heerser in Noord-Scandinavië, maar schiep de basis om de Oostzee tot een Zweedse binnenzee te maken door veroveringen aan de Noordduise kust en de Baltische landen.

Want Finland was reeds in de elfde eeuw

Zweeds grondgeMed en is dit gebleven tot 1809, toen het opkomende Rusland zich dit mooie land als oorlogsbuit toeëigende. Of eigenlijk de Czaar persoonlijk, want Finland werd wat wij vroeger zouden hebben genoemd een kroonjuweel. Al spoedig bekommerden de Czaren zich echter niet meer om Finland, gaven niet toe aan de groeiende, drang naar zelfbestuur en zagen aan het einde van de 19e eeuw de ene nationalistische, revolutionnaire groep na de andere opkomen. Aan het inwendig verrotte Russische bestuur had Helsinki toen lak en gebruik makend van de Duitse overwinning op de Russische legers,, wierp het de Oosterburen uit hun land en riepen in 1918 de Republiek uit. De Finnen hebben zich deze verworven zelfstandigheid steeds waardig getoond.

De wijze waarop zij hun land in dertig jaar hebben opgewerkt ondanks drie oorlógen met de Rus en één met de Duitser is bewonderenswaardig. * * *

Westerse democratie De Russische invloed werd geheel ondergedompeld in de Westerse cultuur. Dit is het stempel van de Fin; hij voelt zich Westerling, heeft vooral voor de Amerikaan een grote sympathie en weet nog steeds 2/3 van zijn handel op het Westen te oriënteren. Ook de partijvorming was reeds voor Wereldoorlog II Westers en had niet het nog matig Oosteuropese karakter van bijv. een land als Hongarije, welks taal verwantschap vertoont met het Fins. Ik beschik op het moment van schrijven niet over de exacte parlementaire gegevens, doch het volgende staatje zal niet ver mis zijn en geeft in ieder geval een goed beeld (tussen haakjes de winst of verlies in April 1949 geboekt): Volksdemocraten 38 (—11) Socialisten 53 (+ 5) Liberalen 15 (+ 4) Zweedse partij 9 ( 2) Agrariërs 56 (+ 8) Conservatieven 24 ( 4)

De eerstgenoemde partij is een combinatie van echte communisten, van links-socialisten en van profiteurs. De Agrarische partij, nu de grootste in het Parlement, heeft de bekende linker- en rechtervleugel, zoals iedere beroeps- of geloofsgroepering, ten onzent gedemonstreerd door de Katholieke Volkspartij. De Zweedse partij is een langzaam af brokkelend groep uit de bovenlaag en kennelijk in de geschiedenis geworteld. Aanvankelijk vormden de twee linkse groepen met de Agrariërs een coalitie, daar de alom zeer geachte president Paasikivi gesteld was op samenwerking met de Sowjets. Toen deze echter in Juli 1948 te veeleisend werden en de minister van Binnenlandse Zaken Leino de politie teveel ging infiltreren, kwam na langdurige pogingen slechts een zuiver socialistische minderheidsregering op het fluwelen kussen.

Onder leiding van Fagerholm heeft dit kabinet met grote tact door alle moeilijkheden weten heen te laveren. Herhaaldelijk moesten vele onthoudingen in de volksvertegenwoordiging Fagerholm redden van voornamelijk communistische aanvallen, waarbij zich soms ook Agrariërs aansloten,, zodat in een week tijds een motie van wantrouwen eerst werd verworpen met 95-95 (staken van stemmen) en toen Fagerholm meer werkzekerheid eiste met 97-94. Moeizaam bleef en blijft het. (VERVOLG OP PAGINA 8)

hart van een mens omhoog, wat pijnigt zijn ziel en doortrekt, wreed en al, zijn bestaan? In één der laatste nummers treffen ons verschillende dezer geluiden. lemand der gevangenen schrijft, over het „Grote Bezoek”. Dat is de dag, dat de familie komen mag, en naar ik begrijp, langer en ruimer dan anders. |

De schrijver zegt: „in ons aller leven brengt het iets van blijheid en verwachting”. Er komen ouders, echtgenoten. Er komt ook „het meisje” Het meisje, dat vriendinnetje is, verloofde misschien en dat de moed der volharding heeft door haar trouw. Er komen maar weinig „meisjes”. Er zijn niet zeer veel jeugdige delinquenten in deze inrichting. En er zijn niet veel zeer trouwe meisjes... Maar er komen er toch! „Daarom doet het goed, tussen de vrouwen en kinderen, vaders en moeders, ook het jonge meisje hier op bezoek te zien komen, weifelend, iets minder zeker van zich zelf dan de anderen, om dan ineens vooruit te snellen naar één, die haar wacht. Dit juist is het, dat onze jongeren hier ontbreekt en dit juist zouden we hen zo graag gunnen, omdat er hun hierin meer verloren gaat dan een verliefde brief, een wilde omhelzing en een dagdroom over die de allerliefste is. Hun ontbreekt niet zozeer „het” meisje, als wel het „meisje”, het verlangen, de toenaderingsdaad, de innige zekerheid en de vertwijfeling misschien ten slotte, alles wat er aan gezonde romantiek om deze dingen hangt. De gevangenis kan hiervoor geen tegenwicht scheppen. Het spel-element is hier gelukkig ingevoerd, doch voor dat andere levensspel is hier geen surrogaat te vinden... Bij de gezonde jonge man hier, uit zich dat alles niet zo, dat men van tragiek kan spreken. Hetgeen echter niet nu, doch in de toekomst tragisch zou kunnen zijn, is de gehele levensinstelling welke zich gaandeweg bij hen ontwikkelt. Een geheel van opvattingen, waarin alles tot het zakelijke aspect of tot instinctieve bevrediging is teruggebracht, ook de vrouw. De vrouw, die slechts in het hartverrukkend spel der eerste ontmoetingen, zoals dat

daarna geleidelijk tot ernst verstilt, ten slotte in haar wezenlijke betekenis kan worden ervaren.” Ziet ge, daarom is het jonge meisje een weikome gast op de dag van „Groot Bezoek”. Omdat ze niet alieen uit de buitenwereld komt, ~maar in hun komst vertellen ook van een andere wereld.” In hetzelfde nummer lees ik iets over „Onze inneriijke eenzaamheid”. De schrijver vraagt; „Hebt ge dan ook, als ik, de ervaring, steeds eenzamer te worden? Mij is het soms, of ik sta op een schip, dat de haven verlaat; aan de kade staan zij met wie ik mij het meest verbonden voel. Ze worden steeds kleiner. Tegenover mijn vrienden hier, sta ik innerlijk niet als eeri vreemde maar in waarheid staan zij mij niet nader dan een toevallige kennis. Na drie jaar celleven kwam ik in „de gemeenschap”. Vier maanden lang trachtte ik elke dag opnieuw ook innerlijk deel aan deze gemeenschap te hebben. Maar dit ging niet. Bij alle vriendschap was en ben ik innerlijk eenzaam en ik voel me zo tevreden in m’n innerlijke afzondering, met als mijn vrienden m’n boeken en onder hen een Nieuw Testamentje...”!

Én, ten slotte, drie regels uit een vers in dit blad. Het draagt tot titel „partir” en ik lees: „Doch jij en ik zijn toch alleen geboren men zoekt alleen en gaat alleen verloren en ledre binding maakt onszelve laf.” Er wordt binnen gevangenismuren een strijd gestreden. Niet alleen in déze inrichting. Wij geven daar in het bovenstaande iets van weer. Zonder óns commentaar, dit keer, zonder onze wensen en het stellen van onze verantwoordelijkheden. Een strijd wordt er gevoerd, die op andere wijze weer tot uiting komt in het vers, dat de laatste bladzijde van dit orgaan vult en welks laatste regels luiden; „De eenzaamheid ontvouwt de dingen, doch al de druiven, die eens hingen, zijn eeuwen van herinneringen en geven bloedend, wat z’ontvingen aan Irtlerheid in leyenspijn.”

N. G. J. V. SCHOUWENBURG.