DE OUDE WARINGIN

(Herinnering aan de tijd van Gouverneur- Generaal Van Limburg Stirum)

Donker en machtig resideerde hij daar, als een oude imposante vorst, temidden van het lichtere zon-doorflonkerde geboomte, De oude Waringin. Hij behóórde bij ons allen bij het leven, bij de wijde tropische natuur maar stond ook veelbetekenend apart, ’fién en toch veelvoudig was het woord dat hij ons toefluisterde. In stilte sorak hij: een geweldige grot van milde schaduw een trots bouwwerk van grillig uitgegroéide takken, blarenzeeën en luchtwortels zwijgend, raadselachtig en monumentaal zijn diepgroene loof koepel uitbreidend’ zoals een eerbiedwaardige, eeuwenheugende tempel zijn gelovigen

Hij troonde, de oude Waringin, in het park van de Grote Heer, de oppermachtige Smverneur-Generaal in Buitenzorg. De trots was hij van deze koninklijke tuin. De Holiandse geleerden van de Plantentuin kenden en vereerden zijn majestueuze verschijning brachten de buitenlandse botanici naar zijn heersersgestoelte, waar dezen op hun beurt als vreemde gezanten hulde konden brengen aan de grote vermaarde Ficus Religiosa. Geen bezoeker, die niet Lder de indruk kwam van dit overweldi- Kende tropenwonder De schilders zetten fich hier neer om deze schone openbaring van Natuur-rijkdom in bezielde gestalte weer te Keven

Voor de donkere kleine Soendanezen was L waringin nog méér dan een brok weelderige flora Zij zagen in hem een toverachtige elementaire kracht belichaamd, die stil en sterk een wijde omgeving beheerst Als zij hem geruisloos en ootmoedig naderden, wisten zij zich klein en zwak vergelijking met zijn stoere verschijning. Vaak brachten zij hem offers, stortten hun smeekbeden en verzuchtingen voor hem uit, aanbaden hem, gevoelend, dat zijn geheimzinnige macht geducht zou kunnen ingrijpen in hun nietige, huiverende mensenlevens. Zij hadden hem ook lief, deze vaag begrepen vaderlijke heerser;

zij ontzagen en verzorgden hem, met kinderlijke schuwheid. En wèis hij d.£in ook nl6t con grootse, w3.3-r-dige vertegenwoordiger van de eeuwige onzienlijke Machten, die hemel en aarde omvatten? Onthulde hij niet de onweerstaanbare levensdrang van de zonnige, vulcanische tropen-eilanden? Hoe goed heb ik hem gekend, de oude Waringin, zoals mijn vader en grootvader hem al hadden gekend en later mijn kinderen hem kenden.

En hij. Hij kende de geschiedenis der mensen, die langs hem gingen en rondom hem leefden. Hij kende de geschiedenis der nu al lang vergeten koningen van Pad jad jaran en die van de Hollanders, die steden bouwden, waarboven de driekleur werd gehesen. Hij kende de rij der Landvoogden, die elkaar opvolgden in het witte paleis te Buitenzorg; hij kende de dames en heren van hun deftige hofhouding, de ambtenaren van de regering, de militairen, de zakenlui, de cultuur-grootheden van het woelige Westen. Hij kende de kolonisten, maar vergat niet de inheemse massa’s, zwijgend, donker en vitaal als hij. En toen kwam de nieuwe Landvoogd. Hij had het opkomen van de nieuwe westersbewogen tijd leren kennen in Japan, in China, in Voor-Indië, op de Philippijnen, in Malakka. Hij had leren begrijpen, dat de ziel van het oude Oosten zich veranderde onder de aanraking van het jonge, werkzame Westen. Hij ontwaarde de begeerte van de opkomende generatie van oosterlingen om zich los te maken uit de greep van het verleden, ja zelfs de westerse geest in zich op te nemen, in hete drift om de magische kunst te leren van zelf beschikking en volle menselijkheid. Vrijheid werd het biologerende toverwoord.

De Aziatische storm bewoog het hart van deze jonge, moedige, misschien overmoedige Nederlander. Hij wilde in de stormwind de Nederlandse zeilen hijsen. Was het geen christenplicht, de menselijke broederschap te verruimen? Hij won voor zich een vooruitstrevende regering in Den Haag. Hij werd de Onder-

koning en toog naar Buitenzorg met het vaste voornemen om ook hier de nieuwe d.3,g,6r3-3-d. te la,ten vlammen, het oude spinrag weg te vagen, met forse hand eilandvolken aan de evenaar op te stoten tot een wereldleven. Zo wilde hij voor Nederland, voor Ora.n]e, een onvergamkelijk stichten, nog vóórdat Nederland en Oranje zelf ten volle waren ontwaakt.

Hij vernieuwde het staatsbestuur, moderniseerde zijn omgeving. Hij opende de Volksraad. Het verwilderde paleispark wilde hij omzetten m een serene, geordende met onderdoende voor de onderkoninklijke domeinen van Bnts-Indie. Om brede grasperken te kunnen aanleggen, greep hij in met de onverbiddelijkheid van een Daendels... Hij het de oude Waringin omkappen, met heel zijn dynastie van aftakkingen, luchtwortels, uitlopers met heel zijn stam van omringend hout... Het moest zijn.

, . , Deze Landvoogd had over Wet en Profeten nu eenmaal zijn eigen christelijke opvattmg. Geen profeet had in het verleden immers ooit geaarzeld, als pretentieuze natuurgoden m de weg stonden aan de ware goddelijke rechtsorde. Het oude natuurgeloof van het moest nu wijken voor de nieuwe bedeling die zou voortkomen uit zijn hand, krachtens de hem geschonken visie. Het neerhouwen van oude warmgins was een onderdeel van zijn strijdlustig zendingswerk. Het verkondigde de aantocht van een nieuw rechtvaardiger tijdperk. De dagen waren voorbij van een berekenend Christendom, dat dividend beurde uit heidense dwalingen,

De Waringin moest dus vallen. Maar de slag galmde in t rond. Een kreet ging op onder de Hollandse bewonderaars van deze oude glorie, een kreet van ontsteltenis, Er waren er die het zinnebeeld begrepen en angstig de gevolgen voorvoelden van deze omverwerkmg van oude góden, Maar het Soendanese vom stond verbijsterd m „Tjelaka , een ramp. Onze Heer Waringin is weggerukt, Is niet tartend zijn wraak opgeroepen.

toen in Boornbergum-Kortehemmen stond, en ik niet besteed aan dat werk. Het lè,g Bakker In het handelen de prediking, de prediking uitlopend op het handelen. Wijd naar buiten, open voor ieder, streng-evan-Kelisch naar binnen.

Was het, omdat ds Bakker zulke verrassende dingen zei, dat de mensen altijd weer kwamen? Juist als ?iy sprak. Neen, dat niet. Maar het was de gaafheid, de warmte, de onmiddellijkheid, de trouw die boeide, die hoorders vrienden werden het van hem een gevoel van thuis-te-zijn geven. De oorlog brengt een caesuur. In het werk als socialist, in zijn pastorale werk. Mei 1942 behoort hij tot de eerste gegijzelden en de maanden in St Michelsgestel zijn hem om de dreiging, zwaar. En als hij ontslagen wordt is hij niet veilig. Geruime tijd moet hij onderduiken. Want hij is een de Duitsers, en zij weten dat. Niet alleen om wat hij doet, maar vooral om wat hij is Laat ik nu te veel licht schijnen op die ene kant van zijn werkzaamheden? Is er niet veel méér dan het werk in het verband van de ontmoeting tussen Evangelie en Socialisme? Ja, dat is zo. Maar op dit gebied zijn wij toch als het ware op een

knooppunt. Al moge het dan niet het eentrum zijn. Het centrum ligt in de Kerk. En bij het centrum van de Kerk: het Evangelie van Jezus Christus. Maar het is typisch voor Bakker, dat hij, van dit eentrum uit levende, geen nauwe wegen heeft gebaand naar een bepaald stukje werk. Al het vele werk, dat hij verzette, hangt innerlijk bij hem samen en niemand heeft er ooit aan gedacht hem te classificeren in de rubriek van de typische rooie dominee of de typische pastor of de typische organisator. Ofschoon hij alles was. Men deed dit niet, omdat dit alles in elkander overvloeide. Zo moet men hem zien in zijn werk voor de V.C.J.8., maar ook als redacteur van „Kerk en Wereld”, als Synodelid evengoed als spreker voor de blauwe N.V. Als de dominee, die met warme stem bij een zieke zit én als catecheet van een groepje A.J.C.-ers, die de lastige weg door de Bijbel willen vinden.

Hij kon dat alles doen, niet vanwege zijn hoog tempo Bakker heeft altijd merkwaardig veel tijd voor iedereen en alles maar vanwege de taaiheid en de trouw en het getoof, dat hem geschonken is. Zo leeft ds Bakker onder ons. Geen boeken staan op zijn naam. Geen felle strijd rond-

om hem begeleidt zijn levensweg. Maar de vriendschap, die hij velen schonk, het vertrouwen in de zaak, waar hij voor stond, maakte hem in de dertig jaren van zyn ambt tot een richter onder ons Hy van de zaak van Jezus Christus nooit een zaakje en van de vriendschap nooit een coterie.

Het is goed, ons dit alles te binnen te brengen. Nu hij in Huizum, menselijkerwijs zyn laatste standplaats vóór zijn emeritaat, zijn zestigste verjaardag gaat vieren. Want al weten wij als christenen heel goed, dat wij slechts de stenen zijn en dat God bouwt al weten wij bovendien als socialisten dat bewegingen hun vaart en een kracht krijgen door het gewicht van sociale verhoudingen, wij vergeten toch met, dat de mensen, die een beweging mede dragen, er een bepaalde kleur en stempel aan geven. Ds Bakker heeft in.zijn leven véél mee willen dragen. Daar zijn wiJ hem '^ankbaa voor. En hij heeft daardoor op een stuK werk, dat ons lief is mee een stenipel gedrukt. Daarom is het voor de zijnen, dat ds Bakker zijn verjaardag viert. Er zyn velen m Nederland, die delen in de -H- KUiiüiNöiiKu-