cwt/ volheid. J k Psalm 24 ■ y

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

TEVENS ORGAAN VAN DE PROTESTANTS CHRISTELIJKE WERKGEMEENSCHAP

Zaterdag 1 Oct. 1949 No. 1 Verschijnt

50 maal per jaar 48ste jaargang van de Blijde Wereld *

Redaetie Prof. dr W. Banning Ds J. J. Buskes Jr Ds L. H. Ruitenberg Mr G. E. V. Walsum Seer. der redaetie

J. G. Bomhoff, Roerstraat 48 111 A’dam»Z. Tel. 24386

Abonn. hg vooruithet.per faar f 8.00, halfjaar f 4.25, kwart, f 2.30p1us f 0.15 incasso. Losse nrs f 0.15, Postg. 21876, Ctm. giro K 4.500, Adm. U.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, A'dam C

Wanneer gesprek?

Ge zit in een kapperssalon. Ge zijt niet alleen. Allicht, dat er iemand aan het praten slaat. Ge moet dat, in uw gecultiveerd gevoel van eigenwaarde, niet vervelend vinden. Ge moet luisteren. En misschien moet ge wel meepraten. Want gij zijt dan aan het oefenen in het „gesprek”. Gisteren nog overkwam het mij, dat mijn medeklant een boekje open deed over zijn bevindingen achter het distributie-loket, waar hij blijkbaar véél had moeten doorstaan. Duidelijk was zijn onkreukbare eerlijkheid, de onbetrouwbaarheid van anderen, vooral van wie een beetje hogerop zaten. De sprong naar het pensioen van Beel en naar de Rij kseenheids-Dierentuinvergadering, waarin „minister Schouten” het de regering toch maar erg kras had aangezegd, was gauw gedaan. En je zit dan maar te zeggen „tja” en „och” en „ja-ja”. Getroost ging de man heen. Het „gesprek” was afgelopen.

Zo vinden duizenden gesprekken plaats. Ze zijn noodzakelijk voor spijsvertering en bloedsomloop, voor de rust van de onklare ziel. Zo worden emoties geventileerd en komt gebrek aan inzicht en allereenvoudigste kennis aan het licht. Maar zo wordt ook zedelijke verontwaardiging, vaak in een verkeerd kader, vorm gegeven. Het is goed, deze gesprekken te horen. Men leert er véél van, al is het vaak wat anders dan de spreker denkt.

Nu is er in Nederland een Gespreks-Centrum gesticht. In het verborgene werkte het al geruime tijd. Thans is het, in een persconferentie, voor het voetlicht getreden.

Waarlijk, in dat gesprekscentrum gaat het anders toe dan in de kapperssalon. Dit centrum, een stichting van een aantal wetenschappelijk gevormde mannen en vrouwen, heeft zijn uitgangspunt genomen in het feit, dat wij elkander in Nederland niet kennen en dat wij denk aan de bezettingstijd tóch de behoefte aan méér kennis van elkander hebben. De Nederlandse Volksbeweging is aan die behoefte ontsproten, gedragen door het besef, dat er ergens een eenheid tussen mensen is, die maakt, dat wij te zamen verantwoordelijkheid kunnen hebben. De Nederlandse Volksbeweging kon echter de Gereformeerden niet in haar rijen krijgen

en zo werd het gesprek tóch weer eenzijdig. Daarom, hun ten gerieve, is nu los van de N.V.B. dit Nederlands Gespreks-Centrum opgericht. Onder voorzitterschap van prof. Kohnstamm. Dit centrum heeft geen enkele andere pretentie, dan dat men elkander kennen wil. De initiatiefnemers weten, hoezeer wij elkander slechts uit de caricatuur kennen. Ook het helderst-geformuleerde program, ook de dikste boeken maken het de ander niet mogelijk, de tegenstander te kennen. Daarom: spreek. Spreek over de zaken, die ons scheiden. Spreek over de oplossingen, die wij niet allen kunnen aanvaarden. Laat ons zien, hoe de zaken werkelijk liggen.

Wij behoeven niet te zeggen, hoe nuttig wij deze aangelegenheid vinden. Noch tegen de vorm, waarin dit gesprekscentrum werd opgezet een élite-discussiegroep noemde een der luisterende journalisten het noch tegen de aangevatte onderwerpen hebben wij enig bezwaar. Wanneer lieden, die geestelijke verantwoordelijkheid dragen en die de training van het wetenschappelijk denken hebben, bij elkaar gaan zitten om als het ware de kaarten open te gooien, dan kan dat alleen maar gunstig zijn.

Intussen zit mij toch iets dwars. Ik wil daar uiting aan geven, omdat ik meen, dat ook anderen hiermee zitten.

Ofschoon het goed is, wanneer een Rooms-Katholiek, een Reformatorische Christen en een Humanist samen praten op neutraal terrein, lijkt het mij verstandig de grens der mogelijkheden in het oog te houden. Het zal menigeen verrijken, te weten, waarom de ander anders oordeelt dan wijzelf. Het zal wellicht doorwerken in allerlei kringen. Maar het is allemaal onverplicht spreken. Het is neutraal terrein, waarop men spreekt. Men ziet de dingen. Maar men behoeft geen beslissingen te nemen. En nu is mijn zorg dit: dat dit Nederlands Gespreks-Centrum, losgemaakt van alles, óók, ter wille van de Gereformeerden, van de N.V.8., goede rapporten levert, maar aan de werkelijke beslissingen niet zal bijdragen. En dat vind ik zonde en jammer van al dit werk. Van dit op zichzelf noodzakelijke werk.

Bij de levensbeslissingen, die wij nemen, speelt de doordenking van de problemen een rol, maar niet een beslissende rol. Als

ik overdenk, waarom ik denk, zoals ik denk, dan komt mij mijn ouderlijk huis, het beroep van mijn vader, mijn kerk, mijn vrienden, mijn studie en mijn gezin voor de geest. Maar ik ontdek nog meer; dat mijn aard en mijn karakter een grote rol spelen. Dat wil ik, naar de iuhoud best alles uiteenzetten voor goede vrienden. Ik wil best toegeven, dat sommige overtuigingen, waaraan ik bijzonder hang, volstrekt niet zo veilig staan, wanneer wij er over gaan debatteren maar ondanks dat houd ik ze vast. Ik noem dat helemaal niet een principe, nog minder een geloof. Het zijn beslissingen van het centrum van mijn persoonlijkheid uit en ik ben niet van plan voor een redenering van wie ook op zij te gaan.

Het gesprek over de levensbeslissingen is eigenlijk een zaak die slechts tussen vrienden kan geschieden. Tussen mensen, die elkander vertrouwen en eerbiedigen. Ook over de levensbeslissingen op politiek en maatschappelijk gebied.

Daar komt nog iets bij. Het is van wezenlijk verschil of men spreekt mét of zonder politieke verantwoordelijkheid. Er komt, wanneer men met de conclusies uit het gesprekscentrum de politieke arena betreedt, een dimensie bij. Namelijk die van de macht. Dan komt er als het ware een ander bloed in het lichaam. Het terugtreden nu uit alle politieke verantwoordelijkheid behalve dan die van gewoon staatsburger maakt, dat het N.G.C. naar mijn gevoel iets bleeks krijgt. Natuurlijk hopen de organisatoren, dat van dit centrum uit een zuiverende invloed zal uitgaan op het gehele politieke leven. Het is ook volstrekt niet ondenkbaar, dat sommige regeerders hun groot voordeel van deze arbeid kunnen hebben. Maar als tegenweer tegen de demonie van het politieke leven acht ik het onvoldoende. Dan moeten andere krachten opgeroepen worden.

Merkwaardig: dit zeg ik allemaal, terwijl ik een groot vertrouwen heb in het „gesprek”, dat binnen de kerken en tussen de kerken geschiedt. Binnen de kerken, met name de Hervormde Kerk is het „Gemeenteopbouw”, waar het „gesprek” een grote rol gespeeld heeft; tussen de kerken voert de Oecumenische Beweging het „gesprek”. Wij weten, hoe moeizaam dat gaat. En wie er wel eens aan deelneemt, grijpt af en toe naar zijn hoofd. Hem beklemt soms, temidden van de allerschranderste theologische debatten de vraag, waarom die bepaalde man nu die bepaalde mening moet hebben. Buiten alle theologie om. Maar het komt toch meestal wel op z’n pootjes terecht. Al staat nog lang niet alles op z’n poten. Het komt terecht, omdat één ding vast staat, nl. dat wij, die het gesprek voeren, ergens gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben. Het loopt niet uit op een codificatie van overtuigingen, maar op het elkan-