UW ONBEREIKBAAR HUIS

Hoog om Uw huis welft zich een blauwe hemel; Het gouden licht vloeit venster in en uit. Een tuin vol schoon gewas, met bont gewemel

Van kleuren, geurend zoet van zomerkruid, Lingt rondom ’t huis. . . ’t doorzónt mijn dromen. En ’k loop, altijd opnieuw, weer een der wegen in. Die, naar ik weet, tot aan Uw woning komen;

Want welke zwerftocht ’k met mezelf begin. Het eind is immer om naar U te gaan.

En 7e vind, geleid door 7 licht uit de wijd-open Wenkende, hóög-uitziende vensters, langs de paên.

Die ik verlangend ga met altijd zoeter hopen: Dat ’k om mijn moede voeten krijg het zwerversdeel En tot Uw dis zal worden uitverkozen

Ten slotte slechts een doornheg ... en door dicht struweel Ruik ik alléén de geur van Uwe rozen.

JOHAN TOOT

'De Diefde De leaste

en de zwartjes

Het is met de liefde een moeilijk geval. Wij gebruiken het woord veel en weten niet waar we het over hebben. Onze Nederlandse taal is in dit opzicht arm, dat het slechts één woord bezit voor twee verschillende zaken, waar andere talen twee verschillende woorden voor hebben. „Liefde” noemen wij de drang in de man en in de vrouw, die hen drijft tot het andere geslacht; de levensdrang, drang tot het volle leven, drang tot leven scheppen. „Liefde” noemen wij ook de verhouding, in of buiten het huwelijk, die de mens naast ons eert, die hem dienen wil en trouw wil blijven, die vergeeft en verdraagt. Liefde noemen wij de exotische gevoelsbewogenheid, maar ook de evangelische eis. Andere talen spreken van „eroos” en „agapè” van „Amor” en „Caritas” enz. Wij hebben slechts één woord. We behelpen ons wel eens met de „kleine 1” en „de grote L”; maar dit is een armzalig gedoe. Laat ons maar eerlijk erkennen; de Nederlandse taal is in dit opzicht arm. En daarvoor is het woord „liefde” verwarrend. Een moeilijk geval. De Bijbelse Liefde ligt dichter bij het tweede dan bij het eerste; is Caritas, geen Amor. Het is de vraag, of in een mensenziel de dingen zo schematisch gescheiden liggen ais wij het hier doen; of erotische elementen niet altijd blijven meespreken in de dienende christelijke Liefde. Het is ook de

in te perken. En ook nu weer concessie na ccwicessie, waarna dan nieuwe Duitse eisen volgen. ledereen herinnert zich uit de dagbladen de verbazingwekkende uitspraken der Duitse politici, waaruit blijkt, dat de Duitser zich enkel dupe voelt en weinig, bitter weinig, heeft geleerd. Verlegen is men niet in het nieuwe Duitse parlement, In één week werd de opname geëist van Berlijn als twaalfde „Land”, werd het geallieerde ontmantelingsprogram veroordeeld, de Oder-Neisse-grens afgewezen, werd geprotesteerd tegen de grenscorrecties en werd geweigerd de Duitse kolenprijs te verlagen. Zelfs een Schumacher was bereid zich bij zijn critiek op de ontmanteling af te vragen „of Engeland oorlog had gevoerd enkel ten behoeve van een paar industriëien, die hun mededingers wilden kwijtraken.” Schumacher is niettegenstaande deze en dergelijke uitingen nog de partijleider, waarop progressief West- Europa zijn hoop gevestigd heeft.

Het zwakke democratische brouwsel, dat de geailieerden hier en daar nog hebben opgetrokken, wordt ondergraven en gesloopt, De oude machthebbers hernemen hun zetels. De industriebaronnen delen weer de lakens uit. De Centrum-partijen halen samen met uiterst rechts de economische vrijheid weer binnen, voortgaande op de weg, die Amerika gewezen heeft. Economische vrijheid, d.w.z. zoals die in de twintiger jaren bestond. Ten slotte hebben de Duitse economen de ontwikkeling van het westerse kapitalisme der laatste twee decennia moeten missen. Ongebreidelde

vrijheid dus, met meer dan een millioen werkiozen, met het uitblijven van een oplossing voor het wederopbouwvraagstuk, met belangengemeenschappen, die oorlogen en revolutie overleven. De denazificatie heeft meer van een hernieuwde nazificering. Drie jaar geleden gevangen gezette nazi’s komen weer terug in de samenleving op het moment, dat de politieke macht juist is hersteld. „Dit zou wel eens”, merkte de Economist op, „op de langen duur de ernstigste politieke fout der geallieerden kunnen worden”.

Thans wordt ook een der laatste sterkten van de democratie genomen, n.l. de onafhankelijke pers. De gelicenseerde pers van het na-oorlogse Duitsland wordt nu van collaboratie beschuldigd door de oude nazi-pers die weer opkomt. De drukkerijen zijn in handen van de oude concerns (slechts 3 % der na-oorlogse kranten beschikt over een eigen pers); bescherming van de gelicenseerde kranten bestaat niet. Het gevolg is dat over enige maanden de democratische pers gedecimeerd zal zijn en de oude bladen, eerlang spreekbrieven van Göbbels propaganda-ministerie, weer hun machtige plaats hebben ingenomen, verbonden in een machtig concern, waarin de namen Girardet, Karl Lange, Diericks en Lampenmüller schitteren. Ruim 450 nieuwe kranten zuilen nog deze maand verschijnen; ~Heimatblatter” en „Generalanzeiger” ofwel advertentie-bladen met veel plaatselijk nieuws en algemene politieke berichtgeving „klaar om af te drukken” van de centrale instanties.

De Westerse democratieën kunnen nu constateren, dat het bolwerk tegen het communisme op weg is de verioren gegane centrale positie in Europa’s politieke leven te heroveren. Begroet in de kring der Europese Eenheid zal een regering-Adenauer alles doen om deze eenheid dienstbaar te maken aan het herstel van Duitsland. Openlijk wordt gespeculeerd op de problemen der Westeuropese democratieën. Zo schreef de ~Stuttgarter Zeitung”, zinspelend op Engelands moeilijkheden: „Het is zeer waarschijnlijk, dat Groot-Brittannië s waarde voor Amerika als bondgenoot spoedig sterk zal verminderen. Dit zou voor ons Duitsers ontzaglijk belangrijk zijn... als de Engels-Amerikaanse wrijving toeneemt en Engelands positie zwakker wordt, kunnen wij verwachten dat Amerika meer en meer gewicht zal hechten aan Duitslands rol op het continent en een gewilliger oor zai lenen aan de Duitse wensen”.

Wat kan men hier nog tegenover steiien? Misschien is een krachtige Europese organisatie, waarin Duitsland wel kan meedoen, maar niet overstemmen, een middel. De uiteindelijke oplossing van het Duitse vraagstuk ligt in de ontwikkeling der progressiviteit in Duitsland zelf. Het is nu wel duidelijk, dat democratie enkel op politiek terrein niet levensvatbaar is. Dit hebben de geallieerden bij de behandeling van Duitsland vergeten. Het wachten is nu op de Duitsers zelf. Maar 15 jaar dictatuur en 15 eeuwen autocratie zijn niet gemakkeiijk uit te wissen.

H. VAN, VEEN