KORTEHEMMEN-NIEUWS

Jongerenweekend te Kortehemmen, 22-23 Octoher

Als het merendeel der>leelnemers al of niet druipend van de regen is komen binnenwaaien, wordt het weekend begoïmen met een gezamenlijke broodmaaltijd, die verloopt onder vlijtig gehap en vrolijk gesnap.

Ongeveer kwart voor acht tingelt de tafelbel ons bij elkaar voor de eerste lezing. Ds Horst leidt de spreker in; wegens ziekte is de heer Hoekstra uit Groningen, die de inleiding van deze avond gehouden zou hebben, verhinderd te komen, men heeft echter ds Wiersma van Wijnaldum bereid gevonden over het vastgestelde onderwerp: „De Humanistische visie op het wereldgebeuren” te komen spreken. Spr. zet in z’n lezing uiteen, hoe het Humanisme voortgekomen is uit de Renaissance als reactie op de middeleeuwse scholastiek. Het Humanisme, dat een hele wereld van gedachten en ideeën omvat, grijpt terug op de Griekse wijsbegeerte, die ons de waarde van de mens doet beseffen. Er zijn verschillende typen van Humanisme, zo bijv. het religieuze Humanisme. Ds Wiersma belicht in een vrij moeilijk maar helder en boeiend betoog de (religieus!- humanistische levensfilosofie.

Na de thee volgt een boeiende nabespreking, waarin het godsdienstige aspect in het Humanisme nog eens extra onder de loupe genomen wordt.

Het is ruim elf uur als we met enige vrolijke jeugdbewegingsliedjes de avond besluiten, en na nog wat nagepraat te hebben, zoeken we onze slaapsteden op.

Zondagsmorgens komt het gerinkel van een rammelende bel ons uit dromenland terugroepen; het blijkt dat we moeten opstaan, het is half acht. Nadat we om kwart over acht enige of verscheidene boterhammen de weg naar de maag hebben gewezen, is er tijd voor een wandeling binnen of buiten het Woodbrookershuis. Om half tien is er een wijdingsdienst in het mooie, oude kerkje van Kortehemmen. Ds Horst leidt deze dienst; hij spreekt van de vergankelijkheid van de Stof tegenover de onvergankelijkheid van de Geest. „Alles wisselt op zijn wenken, maar Hijzelf verandert niet”, zingen we. De Geest is meer dan de Stof, en daarom hebben Vergankelijkheid en schijnbare Dood nooit het laatste woord. Na de dienst gaan we naar het A.G.- huis terug, waar we onthaald worden op koffie met koek. Het is prachtig herfstweer, de natuur heeft ons voor een wandeling uitgenodigd, en dat nemen we dankbaar aan; Moeder Aarde laat ons haar mooiste herfstkleren zien. Als om een uur of één de

tafels zijn afgeruimd, is men al gauw bezig met volksdansen en toekijken daarbij.

Na enige tijd echter worden we weer bij elkaar geklingeld: dra Van Drimmelen houdt nu haar lezing over „De Christelijke visie op het wereldgebeuren”.

Spr. zegt 0.m., dat we in ons leven een geweldige spanning kennen, de spanning tussen Goed en Kwaad; wijzelf zijn niet bij machte deze spanning op te heffen, het Christelijk Evangelie kan voor de gelovige echter de oplossing bieden. Maar de strijd, die voortkomt uit die sparming, is er daarom niet minder fel door. „Het goede, dat wij willen, doen we niet, en het kwade, dat we niet willen, doen we zo vaak wel.”

Na de inleiding gaan we in enige groepen spreken over verschillende- vragen, om te komen tot een vlotte nabespreking. Eén van die -vragen luidt, of Christendom en Humanisme eikaar uitsluiten. In de gezamenlijke nabespreking zijn we het er wel over eens, dat dit wel zo is, als Humanisme betekent: mensverering, als men niet verder gaat dan de mens zelf. Heeft het Christendom vertrouwen in de goede mogelijkheden in de mens, en grijpt het Humanisme terug op de diepste levensgrond, de Algeest, die de Bron is van de kosmos, heeft het Humanisme dus een religieuze ondergrond als basis, dan zijn er inderdaad raakvlakken en hoeven Christendom en Humanisme elkaar niet uit te sluiten, ja dan kunnen zij elkaar zelfs aanvullen.

Het gesprek is erg diepgaand, maar juist daarom zo fijn. Er worden nieuwe gezichtspunten gezien, nieuwe perspectieven gaan voor je open. Maar de wijzers van de klok draaien langzaam maar zeker door, we moeten jammer genoeg een eind maken aan ons gesprek. Kwart over vier is het, en als ieder nog tijdig naar huis wil, moeten we nu het weekend sluiten. Ds Horst verklaart in z’n sluitingswoord te recht, dat dit een zeer goed weekend is geweest, waarin we veel en diep met elkaar gesproken hebben. Natuurlijk zijn we er niet uitgekomen, maar we kwamen hier ook niet om een oplossing te vinden. Wie hier bij wijze van spreken kwam met tien vragen, gaat hier weer vandaan met vijftig. En dat hindert niets. Immers: mensen, die denken, met zichzelf en de wereld klaar te zijn, die zijn wandelende lijken geworden. Juist het met elkaar spreken over de dingen, die een mens bezig houden, en die de kern van het leven uitmaken, juist dat is zo fijn. Het is een weekend geweest van hartelijke kameraadschap en geestelijke verdieping. Dit smaakt naar meer! Tot ziens op het volgende jongerenweekend! G. d. B.

'briefwisseling

Aan D. v. B. te Z. Veel te antwoorden op uw brief heb ik niet; liever geef ik uw hartekreet door. Hier is een huisvader met vijf grote kinderen, die een redelijk loon verdient, maar klaagt, en terecht! dat de fleur van het leven afgaat. Hij las het artikel van J. G. v. d. Ploeg (T. en T. 22 – X) over prijsstijging: „Als de thans op handen zijnde prijsstijgingen dus voor een deel blijven rusten op de arbeider, dan meen ik, dat hij dat zal hebben te aanvaarden, omdat wij arm zijn”.

De briefschrijver vertelt dan, hoe bij een wandeling langs de winkels van een stad, hem talloze artikelen aanlokten geen luxe-artikelen! maar hoe dat voor hem taboe is; in een sigarenwinkel zijn sigaren te kust en te keur, maar hij moet zich tevredenstellen met een pakje rooktabak; allerlei moois op cultureel gebied wordt aangekondigd, niets voor hem, „wil ik ten minste mijn gezin niet te kort doen”; hij leest graag, maar hij ziet de dag komen, dat „'Vrij Nederland”, het „Hervormd Kerkblad”, „Tijd en Taak” de deur uit moeten.

En hij besluit met deze schampere, maar hoezeer begrijpelijke zin: „Ik heb nog wel eens gehoopt, dat het socialisme, gezien het falen der Kerk, in de toekomst enig perspectief zou openen, voor het op hoger plan brengen der werkende mensheid, maar aan die mogelijkheid begin ik al meer en meer te twijfelen”.

Maar ook als men zo’n uitval begrijpelijk acht, kan men toch niet nalaten, ze onjuist te vinden, en wel om twee redenen: „De Kerk”, „Het Socialisme” zijn geen krachten die werken voor ons, maar zonder ons. Wij zelf, wij zijn de Kerk, wij zijn het Socialisme. Als zij falen, dan is het omdat wij falen. Vervolgens, als we nagaan, de oorzaken van onze armoede, dan zijn dat de oorlogsgevolgen, de onkosten van het Indonesisch avontuur, de militaire uitgaven van vandaag. Men kan moeilijk beweren, dat kerk en socialisme hieraan debet staan, hoogstens kan men vinden, dat ze zich niet voldoende

of niet tijdig genoeg verzet hebben. Maar niet onwaarschijnlijk bedoelt onze briefschrijver, dat nu die schuldenlast er eenmaal is, ze gelijkelijk verdeeld moet worden.

Wie kan ontkennen, dat het een doorlopende ergernis is, het contrast tussen de oproep tot versobering gericht tot de arbeidende klasse en de stuitende luxe van enkelingen? De vraag is slechts, kan daar iets aan gedaan worden? En dan is daar een dubbel antwoord op: hebben wij socialisten het in Nederland voor ’t zeggen, en voor zover we dan invloed uitoefenen: is er in de kringen der „dure mensen” één man meer verfoeid dan „onze” minister Lieftinck?

Ten slotte, wat het socialistisch ideaal betreft, dit is nog ver en ons wacht een lange, moeizame weg. Soms overvalt ons een martelend ongeduld en dit is des te sterker, naar mate we menen, reeds een eindweegs gevorderd te zijn. Het gaat er dan om de moed niet te verliezen.

Red. Secr.

Korte aankondiging

Het mocht u misschien ontgaan, daarom wijzen wij er u even op:

le. Ds. O. Noordmans. Natuur en Genade. Uitgave Boekencentrum N.V., Den Haag, 1949, 24 blz. Het geschrift mag dan al niet groter zijn dan een kleine brochure, ik ken weinig boeken, die zo scherpzinnig, én zo wijs, èn zo oorspronkelijk de grenzen beschrijven tussen het R.-Katholicisme en de Hervorming. Geen gemakkelijke overwinning op punten, geen miskenning van de eigen waarde van het R.K. stelsel, maar een diepzinnige overpeinzing van wat de Hervorming is (Ten gevolge van deze brochure, zie „In de Waagschaal” van 23 en 30 – IX).

2e. Ter Inlichting. Brochure in de vorm van een openbare brief aan Ministerife en Kamers uitgaande van de Vrijdenkers Radio Omroep.

Men zal van ons geen overdreven symphatie voor

een vrijdenkersorganisatie verwachten, maar het lijkt mij onrechtvaardig, dat zij volstrekt uit de radio gebannen werden. Hierover handelt deze brochure met klem van redenen. Te verkrijgen bij het secretariaat van de V.R.0., Slachthuisstraat 2, Haarlem.

3e. Literair paspoort. Tijdschrift voor boeken uit de oude en de nieuwe wereld. Uitgave van Meulenhoff & Co. N.V. Amsterdam, ƒ 7,50 per jaar.

Een nuttig en goedkoop maandblad onder redactie van Adriaan Morriën, om op de hoogte te blijven van ’t nieuwe dat er verschijnt op de buitenlandse boekenmarkt. Het biedt artikelen, recensies en overzichten door deskundigen. Het Augustus-September-nummer was geheel gewijd aan Franz Kafka.

4e. Dr S. J. Ridderbos. Rondom het gemene-gratieprobleem. Uitgave J. H. Kok N.V., Kampen 1949. 71 blz., ƒ1,50.

De bekende opvatting van dr Abraham Kuyper wordt hier verdedigd tegen Schilder, de Graaf, van Til en Barth (terloops ook tegen Dooyeweerd). Goede lectuur voor theologen, niet omdat het onderwerp niet iedere Christen moet interesseren, maar omdat het boekje wemelt van onvertaalde technische termen.

Red. Secr.

Leestafelnieuws

Prof. dr W. Hellpach. Geopsyche. De invloeden van weder, klimaat, 'bodem en landschap op het zieleleven van de mens. Uitgave Leopold, Den Haag 1949. 219 blz. ƒ8,90.

De ondertitel geeft goed de inhoud van het boek weer. Vragen als: Waarom worden sommige mensen onrustig bij naderend onweer, wat zijn de voor- en nadelen van land- en zeeklimaat, wat is de invloed enz. enz., waarbij ook de invloed van de maan en van het landschap op het karakter van de mens, de aardstralen niet vergeten zijn, vinden in dit boek een oplossing (of niet!). Want de volksmond, die hierover veel stellige wijsheid verkondigt, krijgt van deze jonge wetenschap vaak geen bevestiging. Dikwijls ook is er eerder sprake van psysiologische dan van psychologische invloed. Alles te zamen, een interessant boek; vooral belangrijk waar het bespreekt hoe de mens door de tropen beïnvloed wordt. De schrijver gelooft niet aan tropenkolder, tenzij bij sterke predispositie.

Onbegrijpelijk waarom nog steeds boeken uitgegeven worden in de oude spelling en wie praat er nog van „weder”?

Erasmus. 0e Lof der Zotheid. Latijnse tekst met Nederlandse vertaling van mr B. Dirkzwager. Czn en A. C. Nielson. Uitgave J. H. Paris, Amsterdam. 327 blz., ƒ 6,50.

Beroemd en verrukkelijk, speels en bloedig-ernstig is dit een boek voor alle tijden. Deze uitgave heeft op die van de W.B voor, dat ze het Latijn er naast plaatst en dat de nota’s vervangen zijn door een omschrijvende vertaling, die heel knap is en alles verduidelijkt, maar de geestige tekst wel wat verwatert. Het boek is na 4 eeuwen nog griezelig actueel en men kan het evenzeer lezen om de bonte wereld van het humanisme te leren kennen als om te bespiegelen over anderer en eigen domheid van vandaag.

C. J. Kelk. De Nederlandse Poëzie van haar oorsprong tot heden I. Tot 1880. Uitgave Moussault, Amsterdam 1948, 416 blz., ƒ 15,— per band. T.z.t. hebben we, hoewel niet zonder critiek, lovend het Ile deel besproken. Ook het eerste deel verdient diezelfde waardering. Men heeft hier een rondgang door de hof der Nederlandse poëzie, uitgevoerd door een bekwame maar eigenzinnige gids. Hij gaat hier vanaf de Middeleeuwen tot ’BO. De gids heeft soms zijn typische voorkeur; hij houdt bijv. meer van erotische dan van geestelijke poëzie; hij heeft meer kijk op de kwaliteiten van kleine dichters, dan op het eigene van grote dichters (Vondel, Potgieter). Soms blijkt hij niet op de hoogte te zijn van de laatste onderzoekingen (Hadewych, priores te Hawières blz. 55; Jan Luiken, glorie der Calvinistische mystiek blz 261.), soms vermoeid hij de lezer met lange reeksen namen, maar alles te zamen genomen, is dit een boek waar juist de niet-vakman veel genoegen aan kan beleven.

U moet er eens aan denken als u binnenkort op een geschenk zint voor een uwer kunstiievende kermissen. J. G. B.

VERGADERING VAN MODERNE THEOLOGEN APRIL 1950

Zij, die vraagpunten of onderwerpen voor de vergadering wensen op te geven, worden verzocht deze vóór 5 December a.s. te zenden aan de secretaris dr J. F. van Royen, Chopinstraat 7, Amsterdam-Z.

** * wewMMiis. JWeewM