■wij allen van tijd tot tijd een belastingbiljet te bestuderen krijgen en hier dus persoonlijk zeer nauw bij zijn betrokken en ten tweede omdat de omvang van een verschijnsel nu eenmaal alleen met cijfers is aan te geven.

Waar door de achterstand in de belastingheffing ook de daarop steunende statistieken over de belastingdruk ontbreken, moeten we ons behelpen. Ik wil beginnen met te citeren uit De Maasbode van 5 Juli van dit jaar. Daar wordt de nivellerende werking in nagegaan van de belastingdruk, maar ook van de prijsstijging. Deze laatste werkt nl. in dezelfde richting, wat ons duidelijk is zodra we denken aan de subsidies, die het rijk op de eerste levensbehoeften geeft, ten einde de prijs er van laag te houden (brood, vlees, steenkolen, vet, enz.). De Maasbode vat dit alles samen in een tabel, die de redactie van T. en T. naar ik hoop ergens in dit blad met een klein lettertje onder weet te brengen. Men begrijpt de tabel door de op eenzelfde horizontale lijn staande cijfers van links naar rechts te lezen. Begint men bijvoorbeeld bij het cijfer 5000 in kolom 1, dan ziet men het volgende: wie in 1948 een belastbaar inkomen had van ƒ 5000 (kolom 1) hield daar (kolom 2) na belastingbetaling ƒ4480 van over. Daar de kosten van levensonderhoud voor hem ruim twee maal (kolom 3, index 207è) zoveel waren als in 1939, was dit inkomen te vergelijken met een in 1939 dat 100 : 207 i X 4180 = ƒ 2159 bedroeg (kolom 4). Aangezien inkomens van (in 1948 en vóór belastingaftref) ƒ 5000 voortkomen uit inkomens in 1939 die met 50 % zijn gestegen (loonindex, zie kolom 5, van 150) moet men ze vergelijken met een inkomen in 1939 dat toen 2/3 van 5000 = ƒ 3333 groot was (kolom 6) --- na belastingaftrek (kolom 7) ƒ3113. De positie van deze man blijkt nu uit vergelijking van kolom 4 met kolom 7; dan ziet men dat hij van het peil van een hem toenmaals ter beschikking staand inkomen van ƒ3113 is gekomen op een peil van ƒ2159. Dit resultaat wordt in de slotkolom 8 uitgedrukt in een percentage van kolom 7: onze man heeft nog maar 69,35 % over van hetgeen hij toenmaals ter vrije beschikking had. Als men nu de bedragen van kolom 8 met elkaar vergelijkt, krijgt men een indruk van de mate waarin de verschillende inkomensgroepen sinds 1939 aan de algemene verarming deel hebben gehad. lemand met in 1948 ƒ 2000 had nog bijna 90 % van wat hij in 1939 genoot, bij ƒ 5000 is dit gedaald tot bijna 70 %, bij 10.000 tot 56 %, bij 14.000 is het nog maar minder dan de helft, enz. Voor de allergrootste inkomens is het niet meer dan 27 %.

Deze cijfers zijn heel globaal. Uit andere bronnen weten we bijv. dat er onder de inkomens beneden ƒ4OOO zeer velen zijn die een beschikbaar inkomen hebben dat 100 of meer % van 1939 bedraagt: landarbeiders.

vele indijstriearbeiders, terwijl de industriearbeiders in de allergrootste steden daarentegen waarschijnlijk minder hebben, (omdat hun loon in 1939 reeds veel beter was).

Een ander cijfer dat de nivellering enigermate weergeeft is de zgn. loonquote, het in procenten uitgedrukte aandeel dat de looninkomens vormen va,n het nationale inkomen. In 1938 was dit 47 %, momenteel is dit 56,5 %.

Veelzeggend is ook de belastingdruk op de laatste duizend gulden toeneming van een inkomen. lemand die zijn inkomen in 1948 met ƒ 1000 zag toenemen tot ƒ 6000, betaalde van deze ƒ 1000 26,67 % (1939 14,4 %), tot ƒ 10.000 resp. 35,83 en 17,4 %, tot ƒ 16.000 resp. 45 en 22 %, tot ƒ 30.000 resp. 57,5 en 25,2 %, tot ƒ 50.000 resp. 63,38 en 32,8 %, tot ƒ 100.000 resp. 75 en 42 %.

Natuurlijk zegt u dat iemand met een inkomen van ƒ 30.000 of ƒ 50.000 toch nog altijd wel meer dan een droge boterham overhoudt en dat is natuurlijk zo; het gaat er helemaal niet om medelijden met deze inkomenstrekkers op te wekken. Deze cijfers geven echter wel zeer duidelijk aan, dat deze grote omvang van de overheidstaak, vanwege de zo zware belastingdruk (welke uit de aard van de zaak progressief, dus nivellerend is) voor consequenties stelt met betrekking tot de productie; want iemand die van elke ƒ 1000 méér tweederde aan de fiscus af moet staan, zal zich er heus niet zo bijzonder hard voor inspannen om ze te verdienen. Bovendien, dit is nog maar alleen de belasting op het particuliere inkomen, nadat in vele gevallen de belasting op de bedrijfswinst er al af is: de prikkel wordt met het verschil tussen 1/3 en 2/3 dus nog zeer geflatteerd voorgesteld. Met andere woorden: de lust om te produceren verdwijnt. En verder verdwijnen ook de middelen daartoe, want de ■winstinkomens waren tot voor niet zo heel lange tijd de bronnen waaruit productieve uitgaven, investeringen, voortkwamen. Het is duidelijk dat die in zeer sterke mate worden drooggelegd. De overheid pompt voortdurend een dikke straal van koopkracht uit de productiesector en naar de consumptie. Al met al staan we dus voor uiterst gewichtige beslissingen ten aanzien van de structuur van het maatschappelijke en economische leven. Ik kan daar hier niet op ingaan. Het was ditmaal alleen de bedoeling, dat de lezer zich aan de hand van enkele cijfers een beeld van de omvang van het verschijnsel zou vormen.

R. EVERTS

2 door middel van 3 herleid tot 4; =“) 1 door middel van 5 herleid tot 6; 4 in % van 7.

Avonturen in de N.0.-Polder

„Een jaar geleden had u hier op deze plaats niet kunnen staan, meneer”, zegt de beheerder van kamp-Espel tegen me, voldaan en zelfbewust, „riet, allemaal riet, wel drie meter h00g... een jaar geleden n0g...”

En nu sta ik in zijn, hun kamp; 200 arbeiders, landarbeiders voor het grootste gedeelte, voelen er zich verantwoordelijk voor. Zij wonen niet in reusachtig grote barakken, maar in betrekkelijk kleine kamers en „klein” heeft hier de betekenis van „intiem”, gezellig, prettig; zij beschikken over eigen ruimte, moderne wasgelegenheden en WC’s, en over een cantine alsmede toneelzaal, zoals ik tot nu toe nog in geen ander arbeiderskamp heb gezien: licht, ruim, voorzien van een breed, diep toneel, van een uitstekende luidsprekerinstallatie, de meest moderne verlichting, een zaal, plaats biedend aan 300 personen. En de arbeiders zijn er zuinig op. Opvoeding tot properheid en netheid. De praktijk van de huisvesting zelve kan tot stand brengen, wat door geen lezing of tractaatje bereikt kan worden. Zet mensen in een hopeloos rommelig en smerig kamp, en zij maken het rommeliger en vuiler nog, hoe zou ’t ook anders kunnen?

„We zijn hier de meest vooruitgeschoven post in de Polder”, vertelt de beheerder, „twaalf gezinnen wonen er nu, en dan ons kamp. Wij missen nog veel, ik heb vroeger de halve wereld gezien als zeeman, en mijn ■vrouw houdt van uitgaan. We hebben nog niet eens een bushalte, en m’n dochtertje, ze is zeven, móet iedere dag 10 km naar

Emmeloord fietsen, om naar school te kunnen gaan, en dan weer 10 km terug, weer of geen weer...”

Zeg maar gerust, dat men vanaf October tot Maart/April van „géén weer” kan spreken, en de weggetjes in de Polder lijken nou niet bepaald op de Rijksstraatweg Amsterdam Haag.

Ca9 h-^ C o o p 4^ 5 00 CJI co bO O o o o ö o ö o ö o Ö O g Ö O ö o öö o o ö o »-• Belastbaar o o o o o o o o o o o o inkomen 1948 to >4^ bO »-* h-> Ö 00 co 03 p co -3 io 03 4^>> W p Oi bo Netto ink. ’4B Oi 03 o co oo C7> co 00 4^ c;i CO 00 OO O 5S^ OitO Oi cn na ink. bel. bo Lev.kosten ts3 O bO O i bO o bO bO bO bO o MM p o bO o co ind. ’4B t.o.v. o o o MH cn M NH 1939 ts3 «O -q o -Cl CJi co CO p I-* I-* Koopkracht 03 CO 00 co 00 fO o io bo bi bO 03 H-» ö 00 I-* c;i -lip*. CQ o co 03 netto ink. ’4B co 03 bO -q o H-» 00 co 00»^ bO in ’39 glds^) H-* k-* »-* »-* ♦-» h-* t-- Loonindex o O o o o o o o o o o co o cn ’4B t.o.v. 1939 ö o -q 03 co bO co H-I CJI p -3 p co bO >-^ Inkomen ’4B io 03 ö -3 co 00 -3 H-* co co cn bi o Oi h-* Oi herleid tot o cn -q Ül Ó CO 4^ co o -3 bO ink. ’392) H §l p p p p co p I-» H* Netto ink. ’39 O O 00 H* o —3 na belast. Koopkracht <1 00 bO 00 -3 o co co -3 o tsS co bO co »«>• J-» CJI 00 03 c;i co Oi co -3 00 cn 03 00 co co netto mk. ’4B CO cn iO to >4^ o cn CO 03 03 H* co Oi co cn co is 3 -3 in % van ink. ’39®)

„Maar over een jaar stopt de bus ook hier, en nog één, twee jaartjes Idter hebben we zó veel mensen hier wonen, dat er een school moet komen”, weet de beheerder, die zich pionier voelt, „je ziet het hier groeien, het is óns land.”

Ik praat met enkele arbeiders over het culturele werk, dat voor hen wordt georganiseerd; zij zeggen, dat ze de toneelvoorstellingen, film- en cabaret-avonden niet meer zouden kunnen missen; een of twee van dergelijke avonden worden wekelijks gegeven. Ten dele moeten zij er zelf voor betalen. (Zeer belangrijk, om psychologische redenen!) een kwartje per voorstelling. Vanavond was er een film-bloemlezing „Veertig jaar cinematografie”, voorafgegaan door een inleiding en gevolgd door discussie. De -vierde avond die ik in de N.O. Polder moest houden. En iedere avond een nieuw avontuur. Zou het lukken? Lezingen vinden er maar een heel enkele keer plaats; u zegt misschien „jammer”, maar vergeet niet, deze landarbeiders künnen na een dag zwaar werken niet geconcentreerd naar een lezing zitten luisteren. Het komt er dus op aan, een keuze uit die cabaretgezelschappen, toneelensembles en films te doen, die niet alleen aan de sensa-