was in de sociaai-democratie ook verdedigd. Nochtans was dit boek een lichtend teken, omdat in en aan het leven van Henriëtte Roland Holst een strekking van meer dan persoonlijke betekenis openbaar werd: een wending naar het eigen, primaire recht van de geest, vooral van de zedelijke waarden en inhouden. Zo versterkte dit boek ons in onze overtuiging dat het werk dat wij in Barchem in de vorm van de Arbeidersgemeenschap waren begonnen, in de geest van de tijd lag en toekomst had. Het zal twee of drie jaar later geweest zijn, dat wij Henriëtte Roland Holst in een kring van socialistische studenten de onvergetelijke cursus over de geschiedenis van het socialisme hoorden geven... en haar om de haard en aan de piano beluisterden...

Vraag ik mij nu af, wat de betekenis van de aldus gegroeide verbondenheid is geweest, dan noem ik in de eerste plaats: dat aan deze vrouw in haar gang door leed.

innerlijke verscheurdheid, eenzaamheid en strijd heen, godsdienstig geioof uiting ieek van een verdieping naar vele kanten: waar zo een ziel de werkelijkheid Gods ontmoet, wordt het eigen leven verdiept, verstild en voortdurend vernieuwd; worden ook kosmos en het drama der historie opgeheven boven naturalisme en machtskamp; wordt het socialisme verdiept tot uitdrukking voor dit uur der geschiedenis van de eeuwige wil en werkelijkheid Gods. Onmiddellijk daaraan verbonden noem ik een tweede: dit verdiepte ieven is niet te scheiden van een sociaal en politiek radicaiisme. Gegeven de vertroebelingen in ons Nederlandse geestesleven, begrijp ik, dat H. Roland Holst meer dan eens heeft gezegd: maar ik heb mijn radicalisme niet verloren. Neen, Goddank niet dat wij met dankbaarheid naar haar blijven opzien, is juist omdat in haar leven een verdieping tot godsdienstig geioof tot radicalisme bleef bezielen.

Een ogenblik denk ik aan de vele malen, dat zij in de Bentveldse werklozeninternaten tot haar artaeiders-makkers sprak: als zij iets open maakte in deze harten, dan was het ook om de eenheid van radicalisme en diepte. Die eenheid heeft zij gehoopt, dat zou groeien in de beide kampen der socialisten. De hoop is een vergissing gebleken. Voor ons, die ons door haar leven gezegend en bemoeidigd weten, is de vergissing van een grote droom nimmer een teken van zwakte of onbetrouwbaarheid. Een vorm kan blijken onmogelijk en utopisch te zijn de idee daarachter is daarmee niet veroordeeld. Zeker niet de idee van een socialisme, ontsprongen aan diepte van godsgeloof en daarom radicaal, dat aan zich binden en onderling verbinden zal, wie nu nog politiek gescheiden zijn. Hoe zullen komende geslachten hierover oordelen? H. Roland Holst heeft deze idee onder ons belichaamd ook ddarvoor danken wij haar. W. B.

De betekenis van Henriëtte Roland Holst voor het socialisme

Een van de werken van Henriëtte Roland Holst heet „Heldensage”, een herdenking van de worsteling der Russische Revolutie van 1917. Deze dagen eren we de dichteres. Een Heldensage? Een herdenken van een, die ons in het verleden voorging? Dat hangt er van af, hoe wij haar tegenwoordig zien. „De jongeren kennen haar niet meer”, zei me laatst een lid van de P.v.d.A. De ouderen hebben haar vroeger meëgemaakt; de jongeren, de nieuwelingen in de Partij, de doorbraak-mensen niet. Wordt ze tot een van de legendarische figuren van omstreeks 1900, met Domela Nieuwenhuis, met de twaalf apostelen, ja met Troelstra? Wordt H. R. H. in deze tijd, waarin de namen van Drees, Vorrink, Van der Goes van Naters, De Kadt het Nederlandse socialisme kenmerken, tot een heldin, die de hoofdfiguur is in de sage van de eerste jaren?

Ik meen, dat het zó niet mag. Dat het zo ook niet is. Wij herdenken haar niet en betreuren geen verleden tijd. Want zij is geen verleden. Zij leeft nog onder ons en leeft met ons mee. Er zijn ouderen èn jongeren, die met haar meeleven. Bovendien: door haar veelzijdig werk en haar strijd is haar invloed in het heden merkbaar. Zij heeft betekenis voor het socialisme gehad en heeft die nog. In vijf punten vatten wij die betekenis samen.

1. Zij heeft bezieling gebracht aan de strijdende arbeiders. Door haar spreken, in grote bijeenkomsten, maar vooral in kleine kring, het soms extatisch-visionnaire spreken, dat haar tot de zieneres van het socialisme maakte, die moedeloze en ellendige mensen ophief door het levend beeld van een betere wereld. Door haar verzen vooral ook heeft zij bezield en dan denk ik in het bijzonder aan het van overwinningszekerheid en geluksjubel vervulde „Opwaartse wegen”, een van de oudere bundels, waarin de zekerheid van het socialisme, dat even

zeker uit deze maatschappij zal groeien als de tarwe uit de graankorrel, alle twijfel aan de strijdende, vaak teleurgestelde proletariërs moest ontnemen. „Dan staat broederschaps tarwe rijp en zoet.”

2. Zij heeft in het socialisme de bewogenheid om het lot van de mens levend gehouden. Hoe diep ontroerend heeft ze gesproken in haar oudere verzen al over „de doffe ellend’ van deze armzalige stee”, als ze de hutten op de heide zag; over het eenzame strijden van de arbeidersvrouwen („hoe heeft hun hart, hoe heeft hun hart geleefd?”). Is het deze liefdevolle bewogenheid, dit warme meedogen niet geweest, waardoor velen zich in de socialistische strijd hebben gegeven? Het is van belang, ook thans dit vast te houden. Niet alleen vanwege het zgn. „wetenschappelijke socialisme”, dat slechts belangstelling heeft voor de socialistische idee of de socialistische staat en dat in zijn stelsel bevroren is, koel ten aanzien van de enkele mens in zijn ellende (zie het artikel van Buskes in T. en T. van 3-9-’49). Doch ook vanwege de partij-routine, de dodende sleur en het verstarrende dogmatisme, dat allen bedreigt, die in Tweede Kamer of raad, in vakbeweging of afdeling gewikkeld zijn in de dagelijkse strijd van het socialisme. Het is alsof H. R. H. ons toeroept: laat door dit alles de gloed der mensenliefde niet doven; vergeet in je actie en propaganda niet, dat het gaat niet om de stemmenwinst, niet om de baantjes, niet om het parlementaire succes; maar: om de mens!

3. Zij heeft het socialistische radicalisme helpen levend houden. Eens heeft ze als ideaal van een socialistische partij het zo gesteld: „Klein van omvang misschien, maar zonder feilen en scheuren, vol van zuivere kracht”. En hoeveel er sedertdien ook in haar leven en strijd is veranderd, dit bleef: de voorkeur voor de kleine principiële groep boven de in het opportunisme van de practische politiek min of meer verwaterde massapartij. Wij zien haar later dan ook optreden in de kleine radicale groepen. Dit is haar kracht èn haar zwakheid geweest. Haar zwakheid omdat zij de mijns inziens onontkoombare noodzaak van machtsvorming door massa-organisatie heeft miskend. Haar kracht omdat zij de gevaren hiervan heeft onderkend. Het socialisme heeft daarom nodig die kleine radicale groepen evenzeer als de kerk de secten heeft nodig gehad —, die ondanks hun eenzijdigheid in de massa-beweging het socialistische sentiment hebben wakker gehouden: de wil tot vernieuwing, het verzet tegen de burgerlijke wereld, het verlangen

naar solidariteit. Dit sentiment zal ons er voor behoeden, het socialisme te beperken tot een stel sociale voorzieningen en geleide economie. Het zal ons altijd weer opwekken tot een streven naar een radicale reconstructie der samenleving, waarbij elk vergelijk met het kapitalisme onmogelijk is, zelfs in de strijd tegen Rusland! In die kleine radicale groepen heeft H. R. H. ook de critische zin bewaard, die wel eens het geweten van het socialisme zou kunnen zijn. Want een socialistische partij verarmt en bevriest in dogmatisme en fanatisme, wanneer vanwege de noodzaak tot politieke machtsvorming een dienende critiek onmogelijk gemaakt wordt.

4.. Zij heeft uitzichten geopend op een socialistische cultuur. Over de grote lijn hebben de socialisten zich geen eigen levensvormen weten te scheppen. Er is veel bereikt op het gebied van welvaartsvermeerdering. Tegelijkertijd namen de arbeiders echter de Bonte Dinsdagavondtreinbeschaving en de levensvormen van de burgerlijke wereld over. Het socialisme verburgerlijkte. Nu heeft H. R. H. belangrijke dingén gezegd aangaande een eigen socialistische kunst, opvoeding, rechtspleging, vrouwenleven enzovoort. Hiermee is echter voor een dPorbraak-partij van de P.v.d.A. een moeilijk probleem gegeven. Het is nl. de vraag: bestaat er zoiets als een socialistische cultuur? Wat is het socialistisch-eigene? Ik kóm daar in een afzonderlijk artikel op terug. Toch is de invloed, die-H. R. H. in dit opzicht gehad heeft, onmiskenbaar.

5. Zij heeft in het socialisme geestelijkreligieuze verdieping gebracht. Betekent het scheppen van een socialistische cultuur (punt 4) een uitwerking in de breedte, hier gaat het om de uitwerking in de diepte. Voor H. R. H. is socialisme méér geweest dan een zakelijke strijd om lotsverbetering, méér dan loonsverhoging en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Het was: een levensbeschouwing, ja een religie. Heel haar leven is, geestelijk gezien, een poging geweest tot het vinden van de grote Eenheid, waarnaar zij, gespleten geest die ze altijd was, altijd hunkerde. God werd voor haar de grote Eenheid, geen star begrip of ding, maar het Leven, dat groeit en wordt in alle dingen, welks wet is: de Liefde. „Naar volmaakte Liefde stijgt alles mee”. Deze goddelijke Liefde neemt gestalte aan in het socialisme, dat aldus tot religie is verdiept. Bij H. R. H. vinden we niet alleen de verbinding van levensbeschouwing en politiek; bij haar is het: de vereenzelviging. Zij heeft niet, gelijk de mensen van de christelijke