tegelijk ook ongunstig in verband met de kostenstijging die zij. veroorzaakt. De hele problematiek van de toonhoogte en de consumptie is dus, vooral in de tegenwoordige tijd, nu het niet is een conjuncturele, maar een structurele werkloosheid, die wij moeten gaan bestrijden, sterk veranderd.

Tot nu toe heb ik de twee belangrijkste soorten van werkloosheid (conjuncturele enerzijds en overbevolkings- en betalingsbalanswerkloosheid anderzijds) min of meer als gescheiden grootheden voorgesteld. In de vorige alinea bleek, dat dit niet helemaal opgaat. In de werkelijkheid is het vaak zo, dat deze moeilijkheden dooreen lopen. Mede daardoor heeft elke conjunctuurcyclus een geheel eigen gedaante. De grote depressie van 1930, met de daaraan voorafgegane hausse van 1928/29 was ondenkbaar zonder de door de eerste wereldoorlog ontstane structurele ontwrichtingen. Indien er weer opnieuw conjunctuurschommelingen merkbaar zullen worden, dan zullen die, doordat zij op een zo heel andere structurele basis zijn geplaatst, zonder enige twijfel heel sterk van die van 1930 verschillen. Dat betekent, dat er dus wel in theorie een zeker normaal conjunctuurverloop kan worden geconstrueerd, en dat in theorie ook heel goed een geneeswijze kan worden bedacht, die daarop aansluit, maar dat het zeer de vraag is of de middelen en middeltjes, die we in ons arsenaal of onze apotheek hebben staan, in de toekomst werkelijk resultaat zullen opleveren. We moeten niet zekerder spreken in dat opzicht dan we kunnen verantwoorden. De theorie van Keynes en het middel van het Plan van de Arbeid en de middelen van Tinbergen en van de Werkgelegenheidscommissie van dr Van Rhijn, ze zullen hopelijk wel iets uitwerken, net als de plannen van de Industrialisatienota, maar het is doodeenvoudig flauwe kul om de goegemeente wijs te maken, dat we het middel in onze zak hebben, dat we, mits we het maar met ernst willen (dus bijvoorbeeld: als we maar zorgen dat er niets dan socialisten in de regering zitten) de werkloosheid de wereld uit kunnen helpen. De wereld is voorlopig wijs, wanneer ze zich er op voorbereidt dat deze vorm van leed en schuld zal blijven dreigen. Het zal een

worsteling blijven, waarin alle krachten en alle middelen en bovenal: al ons onderscheidingsvermogen zullen moeten worden gemobiliseerd. Daarbij kan het noodzakelijk zijn, dat offers moeten gebracht worden door groepen die daar vroeger nooit over hebben gedacht, zowel door de bezittende klassen als door de arbeiders (de zo-even besproken loonhoogte!). Alle streven naar sociale zekerheid kan niet verhelpen dat we nu eenmaal leven in een onveilige wereld. R. EVERTS

Beperking

Op wijde velden trachtte ik te zaaien, maar bracht slechts schrale oogsten in mijn schuur; toch was ik, waar de kille winden waaien, nog werkzaam tot het late avonduur.

Sinds zwoegd’ ik in mijn tuin, om te verwerven, wat velen om mij lust en voedsel biedt; maar vruchten, die ik won, zag ik verderven, en zegen, die ik zijn wou, was ik niet.

Nu siert mijn vensterbank een kleine plant, die zonder teedre zorgen zal vergaan. Ik weet niet, wat behoedzaam doet mijn hand, maar ik begin Gods opdracht te verstaan.

W. C. J,

Rembrandt. Hendrikje, Remhrandts tweede vrouw, aan het venster

Wat nu? 3

In het algemeen ziet men allereerst de mogelijkheid van een steeds groeiende oecumenische band tussen de Kerken in Nederland en de zelfstandige Indonesische Kerken. Vanzelfsprekend zal de historie van vele tientallen jaren zendingswerk, die achter ons ligt, natuurlijke banden geven tussen bepaalde Kerken in Nederland met de Indonesische Kerken, die mede dank zij die Nederlandse zendingsarbeid hier geplant en tot zelfstandigheid zijn gekomen. Hulp van predikanten en financiële steun zullen deze banden verdiepen en verrijken. Komend tot het meer direkte zendingswerk moet vooropgesteld worden, wat ook ter Conferentie te Makassar naar voren kwam, dat in de allereerste plaats het zendingsterrein van Indon. Kerken Indonesië zelf is. Natuurlijk, dit is nog geen werkelijkheid, maar wel roeping. Dat deze roeping beseft en uitgesproken werd, moet men van Nederlandse zijde niet dadelijk, zoals ik reeds gedurig hoorde, als politieke tendens willen zien.

Het is positief anders en meer. En wij kunnen hier alleen maar dankbaar voor zijn. Duidelijk vraagt en verwacht men hierbij echter de mede-arbeid van de Kerken in Nederland. Ook hierbij zal de historie van het zendingswerk van vóór de oorlog grote invloed uitoefenen. Tóen gelegde werkverbanden zullen ook thans dringen om in het zendingswerk gezamenlijk voort te arbeiden. Wellicht op gebieden, die liggen rondom het terrein, waar de zending uit Nederland vele tientallen jaren geleden de arbeid begon, die God zó zichtbaar gezegend heeft, dat de gegroeide Kerken mèt de oudere zusterkerken thans de arbeid op breder terrein kunnen voortzetten. Hierbij zouden