Jezus’ Verrijzenis, altaarpaneel van Tiziano Vecelli (1477-1376)

in een bepaald opzicht niet zonder gevaar. Veranderingen zijn nl. niet zo eenvoudig aan te brengen. Familiegevoel conserveert nl. nogal sterk.

Wellicht is de grootste hulde, die men aan de leiding van de „Arbeiderspers” kan brengen deze, dat men constateren mag, hoe men dit familiegevoel heeft bewaard en toch met zijn tijd is meegegaan. De personen hebben de ontwikkeling niet in de weg gestaan, maar haar gediend.

Laten wij immers goed beseffen, wat een inspanning het betekent om een zich ook naar zijn klimaat en geestelijke inhoud veranderende beweging niet alleen bij te houden, maar óók te leiden. Conservatisme zit overal, ook in de socialistische beweging. Hoevelen denken met de grootste vreugde terug aan de Oproerige Krabbelaar. Hoevelen aan het sappig gescheld op alles, wat bourgeoisie was. Hoevelen herinneren zich nog met warmte de tijd, dat in kamer- en gemeenteraadsverslagen ónze afgevaardigde pg. werden genoemd. Dat alles is voorbij. Dat kon en moest toen. Dat is nü onmogelijk. De mannen, die de rode krant leiden, hebben dit voorbij laten gaan, bewust, zonder veel nadruk, als vanzelf. Zij hebben de rubrieken gewijzigd. Zij hebben bijv. het geestelijk, kerkelijk leven op een nieuwe wijze in hun kolommen binnengehaald. Niet meer als onderwerp om over te lachen, maar als een zaak, die de moeite waard is om aandachtig gevolgd te worden.

Dit wilden wij hier, naar aanleiding van het 50-jarig jubileum op het Hekelveld zeggen.

„Tijd en Taak” ként het Hekelveld. Haar redacteuren zijn er kind aan huis. Wij weten, hoe die bijenkorf er van binnen uitziet. Als beneden de zoveelste editie van „Het Vrije Volk” draait, staan boven de mannen aan ons blad te zetten. „Tijd en Taak” stamt uit dezelfde begintijd van de socialistische beweging als „Het Volk”. Ook wij hebben onze geschiedenis, en zij loopt uiteraard parallel met die van „Het Volk”. Over twee jaar hopen wij, in alle bescheidenheid, ook onze vijftigjarige geschiedenis te kunnen vertellen.

Niet echter, omdat wij onder één dak huizen, wél omdat wij ons verbonden voelen met dat prachtige stuk geestelijke werk, dat, in wisselende gestalten, door de leiders van „Het Volk” is verricht, willen wij onze gelukwensen voegen bij de duizenden die deze dagen zijn binnengestroomd. L. H. RUITENBERG.

VERRIJSENIS

Leeft Joseph, dien ick lang’ int dood-boeck had geschreven, Sprack Jacob,') oude man en wert hij soa verheven, Soo ben ick vergenoecht, soo wil ick reysen heen En sien sijn hogen staet, en sterven wel te vreen.

Leeft Jesus, die alree ten grave was gedragen, Is hy geresen op, na drie geheele dagen. En heeft hy alle macht in hemel en op aard’

Soo ben ick wel getroost: ick vaïl te Godewaert En sien sijn Heerlijckheyt, blymoedich wil ick sterven Versekert met mijn Heer de salicheyt te erven.

‘) Zie Genesis 45.

JACOBUS REVIUS (1586—1658)

Wat doet men met zijn tegenstander?

Deze vraag wordt actueler naarmate de wereld meer in partijen verdeeld raakt. De koude oorlog en de koude diplomatie laten het leven in het binnenland niet ongemoeid. Ook daar heeft een koude oorlog plaats: tegen de „vijfde colonne van morgen”, zoals dat heet. Het vervelende is, dat op binnenlands terrein de tegenstander en de potentiële vijand een burger is als ieder ander, met dezelfde rechten en vrijheden. En het moeilijke is, dat, wil men hem als staatsgevaarlijke tegenstander behandelen, een aanslag moet worden gepleegd op de burgerlijke vrijheden in het algemeen. Is de koude oorlog hiervoor een excuus?

Engeland is tot nog toe het land geweest met de meest ongebreidelde politieke vrijheid. Mosley-fascist zo goed als Moscou-

communist hebben in zeer ruime mate hun gang kunnen gaan. De gedachte van een sterke democratie, gereed tot zelfverdediging, leefde en leeft aan de overzijde van de Noordzee niet sterk. Met het geval-Fuchs is echter de knuppel in het hoenderhok geworpen. Attlee zal slapeloze nachten hebben gehad. Ter verantwoording geroepen kan de regering niet veel meedelen, om de ongerustheid over ’s lands veiligheid weg te nemen. Attlee was eigenlijk alleen in staat om het probleem, dat aan de orde was, duidelijk te stellen; maatregelen, die een geval-Fuchs hadden kunnen verijdelen, passen meer in de politie-staat.

Gaan wij langzamerhand de weg van de politie-staat op? Voorlopig is het nog niet zover, maar het is goed om zich dit af te

vragen, nu de tendentie om vergaande beveiligingsmaatregelen te nemen, duidelijk waarneembaar is. Het is goed om de situatie in dit opzicht na te gaan, zoals die in het kernland van de Westerse machtsgroepering is gegroeid. Wij hebben naast vele anderen herhaaldelijk de aandacht gevestigd op de kwalijke zijden, die de Amerikaanse „heksenjagerij” heeft. Als de populariteit van deze betiteling de mate van het verzet tegen een dergelijk exces in Amerika kan aangeven, is er nog geen reden om aan de democratische instelling van het volk als geheel te twijfelen. Dit neemt niet weg, dat de onsmakelijke communistenjagerij, ondanks dus de kennelijke tegenzin die zij bij een groot deel van het Amerikaanse publiek opwekt, onverminderd kan worden voortgezet, waarbij niemand en niets wordt ontzien.

De uitersten, zoals door een senator Mac-Carthy bedreven, zijn zeker niet algemeen; maar het is toch wel bedenkelijk, dat, gelijk