Vonkjes

Er wordt vaak geklaagd, dat de jeugd zo weinig verantwoordelijkheidsgevoel heeft. Ook wij ondervinden natuurlijk dikwijls, dat de meisjes weinig zorg voor de dingen hebben en makkelijk zijn, als ze het o.i. niet moeten zijn. De moeders denken vaak, dat het met hun dochter erger is dan met andere meisjes. Leraren, chefs, mevrouwen, politie-agenten, allen hebben de neiging over de jeugd van tegenwoordig te klagen. Zouden wij, nu grote mensen, toen we 14, 15 waren, anders zijn geweest? In wezen anders dan? Ik niet, dat weet ik wel! En | u? Toch proberen we hier wel altijd het verantwoordelijkheidsgevoel der meisjes sterker te maken en van een der middelen daartoe wil ik u iets vertellen. Op een Zaterdagmiddagbespreking maakten we bekend, dat we in de week daarop een dag de gang van zaken aan de meisjes wilden j overlaten, dat de leiding dan wel aanwezig zou zijn, maar dat ze zelf alles zouden kunnen regelen. Eerst begrijpen ze het niet goed, denken aan de wereld op zijn kop. Maar ten slotte dringt toch de bedoeling wel ongeveer tot ze door. De helft vindt het dolleuk de anderen kijken een beetje zorgelijk. Als Woensdag wordt aangekondigd, dat het Vrijdags de grote dag zal zijn, verheugt iedereen zich toch. We geven nog de raad uit elke groep (er zijn zes groepjes van elk zes meisjes) er een te kiezen, die de groep vertegenwoordigt. Verder zullen ze het zelf uitzoeken. De raad wordt opgevolgd, elke groep kiest een „voorzitster”. Donderdag aan de thee krijgen ze gelegenheid te vergaderen. Het is eerst een vreselijk lawaai en geschreeuw, maar er komt gauw wat tekening in en het bord wordt gehaald. Wel een keer of vijf, zes komt er lemand in de stafkamer wat vragen. „Mogen we zelf het menu kiezen?” „Moeten de leidsters op hun eigen plaatsen aan tafel zitten, of hoeft dat niet?” „Wilt u alstublieft wel ’s avonds vertellen?” Dit laatste slaat op de dagsluiting, waarbij altijd een stukje uit de Bijbel verteld wordt en waarop ze erg gesteld zijn. Ze vragen niet, maar zeggen: „we gaan later naar bed 1 ” Ze willen ’s morgens niet geroepen worden, „dat is niet echt, we moeten zelf wakker worden.” Er geeft er zich meteen een op, die voor het wekken zal zorgen.' Al pratende gaan ze hoe langer hoe meer beseffen, wat er allemaal aan vast zit. De rooster moet maar zo blijven, als hij altijd is, vindt eb één. Ja daar zijn ze het allemaal mee eens. Als de zes „voorzitsters” aan het eind van de dag nog even beneden blijven, om de laatste afspraken te maken, zegt Annie: „ik weet niet, wat ik met To aanmoet, die doet vast niet, wat ik zeg, daar kan ik vast niet tegenop.” En Mien valt haar bij: „nou en ik niet tegen de kleine Houtduifj es.” Maar de anderen troosten: „de Houtduifjes is zo erg niet, maar ja To!” Het is duidelijk: To zal moeite geven. Dan zegt Mien: „ik weet, wat ik doe, ik laat ze kiezen, wat ze willen doen en dan doe ik, wat er overblijft!” En Annie besluit: „ja, zo doe Ik ook met To.”

Meester van 1480: Sint Christoffel Kopergravure. Ware grootte

De volgende morgen om zeven uur wordt er op mijn slaapkamerdeur geklopt en op het ja stapt Annie binnen met een keurig schoon blaadje, waarop een kopje thee en een biscuitje. Zo gaat het bij de hele leiding. De bel voor het ontbijt gaat precies op tijd, de keuken is keurig opgeruimd, niets is vergeten. Het fornuis brandt op tijd. De koffie is ook op tijd klaar. We hebben de gewoonte aan de koffie een kwartiertje samen te zingen en omdat de cursus

op zijn eind loopt, zingen de kleine groepjes voor een aantekening op de proevenlijst. Nu hebben ze wat bedacht. Ze gaan vragen, of de staf alleen zingt. Ze hebben een groot plezier, als ze dit vragen. Hoe zal de staf dat er af brengen? Nu is het zo, dat wij als leiding zes weken zonder groep geweest zijn, in welke tijd van allerlei voor het cursuswerk moest worden voorbereid, maar waarin we samen ook veel gezongen hebben, twee- en driestemmig. Er zijn een paar goede stemmen bij ons groepje. We gingen dus naar voren en zongen een paar nummers van ons répertoire. Het was kostelijk te zien, hoe verbaasd ze waren! Ze luisterden hoe langer hoe intenser, ze waren doodstil en toen we klaar waren, zei er één uit de grond van zijn hart: „dat is nog eens zingen!”

Het middagmaal was drie kwartier te laat! Als het wel eens tien minuten te laat is en dat gebeurt haast nooit, staan ze in de gang te zingen van: O, ik heb zo’n honger... Nu bleef het stil en iedereen was rustig aan het werk! Het meisje, dat de tafelleiding had, kondigde af, dat er vlug moest worden afgewassen, want dat de tijd ingehaald

moest! Ze had wel een vuurrood hoofd van die tafelleiding en na afloop zei ze: o, wat is dat moeilijk, dat had ik nooit gedacht. Er was die dag een jarige en daarom wilden ze het verstellen, dat altijd Vrijdagsavonds gebeurt, over laten gaan en spelletjes doen. Ze moesten dan maar Zaterdagsmiddags verstellen. Daar kwam niet veel van! Toen we die dag de volgende Zaterdag bespraken vonden ze zelf, dat die verstellerij er kaal was afgekomen. Ook dat dat eigenlijk niet kon. Van laat naar bed gaan, was geen sprake geweest, ik geloof, dat ze er helemaal niet meer aan gedacht hebben! De slotconclusie was: het is niet makkelijk, maar mogen we het nog een dag doen? Dat is gebeurd en het ging wel iets minder goed, ze brachten het niet op tot het eind toe gespannen te blijven. Er kwam bij, dat ze zelf bedacht hadden andere „voorzitsters” te kiezen, maar daardoor was hun eigen leiding ook wat slapper. Al met al zullen we zeker in de toekomst deze proef nog eens nemen en is gebleken, dat het verantwoordelijkheidsgevoel op deze leeftijd heus niet bevroren is. C. H. D.