Meester Mac Arthur heeft slechte leerlingen

„Opperkoning” Mac Arthur van Japan is een eigenzinnig man, die in de internationale politiek vele moeilijkheden voor zijn land zou kunnen veroorzaken. Zijn eigenzinnigheid gaat echter zeker niet samen met onbekwaamheid, en aangezien hij het internationale politieke gesprek te Tokio heeft weten te beperken tot een enkel woord, is zijn optreden eigenlijk wel een succes geworden. Dit vinden niet alleen de Amerikanen, bij wie de waardering voor him generaal vooral groot is omdat hij tot nog toe elke buitenlandse beïnvloeding buiten de deur heeft weten te houden; ook de Japanners zijn eigenlijk wel bijzonder tevreden met hem, en het zal geen mens verbazen, als hij bij zijn vertrek een standbeeld krijgt voor Hirohito’s paleis.

Over dat vertrek is wel heel veel te doen de laatste tijd. Want hoezeer de Japanners Mac Arthur ook mogen, zij zien hem nu toch liever gaan. Japan is de nederlaag al grotendeels vergeten. De Amerikanen hebben het land door de moeilijke jaren heen geholpen. En meer dan dat. Mac Arthur heeft zijn bezettingstroepen zeer bewust de rol van onderwijzer laten spelen. Op talloze gebieden zijn door Amerikaanse beïnvloeding verbeteringen tot stand gebracht, die Japan zeer te stade kunnen komen. In de jaren '45 en '46 hebben de Amerikanen Japan in leven gehouden. Zeventig procent van het voedsel werd toen door de Amerikanen ingevoerd. Nu is dit percentage gedaald tot 40 %, nog ge-

noeg overigens om de Amerikaanse belastingbetaler een slordige paar milliard dollar te kosten. De Amerikanen hébben statistiek onderwezen, duidelijk gemaakt hoe een moderne watervoorziening kan plaats vinden, de laatste snufjes bekend gemaakt voor de bereiding van geneesmiddelen. „Werkelijke democratie Is de zuster van welvaart en comfort” heeft Mac Arthur, niet geheel ten onrechte, vastgesteld.

Dat wil niet zeggen, dat Japan achterlijk is. Ten slotte is het nog het meest ontwikkelde land in Azië, met goede electrische treinen, een ingenieus telefoon- en telegraafnet strekt zich uit tot in de kleinste dorpen, vrijwel iedereen heeft radio in huis... maar de huizen zijn nog grotendeels van papier en met de hygiënische toestanden is het droevig gesteld; de arbeidsvoorwaarden worden pas langzaamaan wat gunstiger, maar de particuliere mens telt nog steeds niet erg. De Japanner staat verbaasd over de individuele welvaart van de Amerikanen in hun land. Zij bemerken, dat de Amerikaanse soldaat veel beter af Is dan zij waren, toen hun land nog op verovering uittrok. Als reactie hierop doen zij hun uiterste best om met Amerikaanse hulp ook zo ver te komen. Maar terwijl voor Mac Arthur einddoel van dit alles democratie is, blijkt m.eer welvaart voor de Japanner het enkele doel te zijn.

De Japanners verlenen enige lippendienst aan de democratie, maar menen er niet veel van. „Een kolossaal mengelmoes van wetten Is aangenomen om de Amerikanen een plezier te doen, maar deze blijven dode letters omdat zij in geen enkel opzicht aansluiten bij het Japanse machtsbegrip”, constateert de correspondent van de „Monde”. Nu Japan de schrik van de nederlaag aan het vergeten is, blijkt de

oude super-nationale gedachte nog steeds krachtig te leven.

Dit is stellig aanmerkelijk bevorderd door het niet sterk genoeg aangetaste militairkapitalistische systeem, dat de wereld in de oorlog heeft ontmoet. De militaire clique is van haar macht ontzet. De religieuze ondergrond is voor een deel aan de machtsfactor staat ontnomen. Maar de industriebaronnen zijn er nog altijd, met hun politieke invloed, met hun handelsbelangen in de buitenwereld.

Het fnuikende grootgrondbezit heeft een ingrijpende sanering moeten ondergaan, maar de vele Japanse boeren hebben nog steeds geen redelijk bestaan, en er is nog steeds een nijpend landtekort: de voorwaarden voor nieuwe wantoestanden in de agrarische sector zijn aanwezig. Duidelijk is de tendentie aanwezig om de individuele welvaart opnieuw te verwaarlozen ten behoeve van de macht van het land als geheel.

Deze omstandigheden laten, bij een vrije politieke ontwikkeling twee- wegen open. De ene leidt naar een ultra-rechts bewind zoals vroeger, de andere naar een communistische dictatuur. De stemmen die nu beginnen te roepen om een vredesverdrag, om zelfstandigheid en terugtrekking van de bezettingstroepen, doen denken aan de verleden tijd. Uit deze hoek komt ook de bewering, dat Japan heel goed neutraal zou kunnen zijn in het conflict tussen Oost en West. „Het Zwitserland van Azië”, zo drukte Mac Arthur zich eens ongelukkig uit. Men verzwijgt daarbij, dat het kleine Zwitserland zijn neutraliteit heeft weten te bewaren met steun van een vrij krachtig legertje. Het grote Japan zou hiertoe ook herbewapend moeten worden, met een groot leger, en daar gaat het de voorstanders van deze neutraliteit om. Een eigen Japans leger biedt de macht om een reactionnaire heersersclique in het zadel te houden. De neutraliteit zal bewaard blijven, zolang er sterkeren zijn, die avonturen beletten. Als de kans zich voordoet, zal de roep om „Lebensraum” weer klinken. Japan heeft immers nog met dezelfde bevolkingsproblemen te kampen als voor de oorlog.

De Verenigde Staten zullen het zeker niet zover laten komen. Zij zullen zich ook met hand en tand tegen die andere mogelijkheid, tegen het communisme, verzetten. Een en ander is voldoende reden, om de bezetting voor onbepaalde tijd te continueren. Daarbij komt nog, dat Japan strategisch van de grootste waarde is voor de Verenigde Staten. De Russen mogen dan toegang tot China hebben gekregen, dit heeft alleen betekenis in de Zuidoost-Aziatische gebieden. De in de afgelopen oorlog zo uiterst gewichtig gebleken bases ter hoogte van de Chinese zee hebben hun belang niet verloren. De Pacific wordt hierdoor door de Verenigde Staten beheerst. Het bijgaande kaartje geeft hiervan een duidelijke indruk. Samen met de bases in Japan zelf (de marinebases te Jokosuka aan de ingang van de baai van Tokio, vier grote vliegvelden, o.a. te Okinawa) maken zij de Verenigde Staten oppermachtig in deze regionen.

Neen, Mac Arthur zal voorlopig wel blijven opvoeden. Het vredesverdrag met Japan zal wel een wensdroom blijven voorlopig. Totdat het Westen de vorm heeft gevonden voor een werkelijke vriendschap met de Aziatische volken, die een gezond nationalisme en samenwerking met de westerse landen beide, mogelijk maakt.

H. VAN VEEN

Vervólg van pag. 5. overschatting van wat wij ontwikkeling noemen. Hier ook de openlijke ontkenning van het gelijke recht voor elkeen, dat wij sedert de Franse Revolutie toch langzamerhand wel tot onze beschavingsgoederen mogen rekenen. Toch is deze cryptofascist een vrijheidlievend mens, die zijn vrijheidsliefde zelfs met zijn protestantse overtuiging in verband brengt. Staat hij alleen? Zijn er niet talloos velen, voor wie het eind van de vrijheid is gekomen met hun belastingbiljet? En zouden deze lieden niet gereedstaan om loyaal steun te verlenen aan een fatsoenlijke dictator? Wat menen we eigenlijk van onze vrijheid? Op de Bevrijdingsdag zien we haar als een opdracht, niet als een verworvenheid zonder meer. Als een taak in deze tijd. Als een zaak, waarover meer gepeinsd dan gefeest moet worden. Want het motregent nog steeds over onze Bevrijding... H. J. DE WIJS 5 Mei 1950.