James Burnham heeft enkele boeken geschreven, die sterk de aandacht hebben getrokken. Het meest bekend is stellig „The Managerial Revolution” dat in 1941 verscheen en waarin hij een scherpe en originele analyse gaf van de sociale revolutie van onze tijd. Dit boek is ook in het Nederlands vertaald. In 1943 volgde „The Machiavellians” en in 1947 „The struggle for the World”. Daar is nu bij gekomen „De komende nederlaag van het communisme”. De verkoopwaarde van deze titel zal in Amerika stellig groot zijn. Enigszins misleidend is hij wel, want Burnham zet duidelijk uiteen, dat deze nederlaag van de nodige voorwaarden afhankelijk is.

Burnham is zeker bevoegd om over het communisme te schrijven. In de jaren dertig werkte hij zeer actief in de vakbeweging en onder de werklozen. Hij wilde in die jaren een nieuwe revolutionnair-communistische partij stichten in Amerika, die onafhankelijk zou zijn van de door Moscou gedirigeerde partijen. Het door hem uitgegeven blad „De nieuwe internationale”, was waarschijnlijk het beste Marxistische blad, dat toen in Amerika verscheen. In 1940 echter, na een diepgaand conflict met Trotsky, brak Burnham definitief met het communisme. Sinds 1929 is hij als docent verbonden aan de Universiteit van New York.

Burnham is een hartstochtelijk chirurg op politiek en sociaal gebied. Hij ontleedt de situatie zo scherp mogelijk en deinst er geen moment voor terug het mes te zetten in gangbare opvattingen die hij gevaarlijk acht. Zijn stijl is daarbij zeer Amerikaans, d.w.z. zeer ronduit. Daarin ligt een groot stuk van zijn kracht, maar tegelijkertijd schuilt daarin ook een gevaar. Het gevaar nl., om de dingen te eenzijdig en te eenvoudig te stellen. Wij komen hierop nog nader terug. „Wie A zegt, moet ook B zeggen”, is het motto van dit nieuwe boek. De A is voor Burnham het feit, dat de derde Wereldoorlog sinds 1944 al aan de gang is. Daarom is ook zijn eerste doel: ons te genezen van de illusie, dat wij thans zouden leven in een tijd tussen twee wereldoorlogen, in een „interimtijd”, in een periode van vrede. Hij wil ons radicaal het gevoel ontnemen, dat we in ieder geval een adempauze doormaken, een moment van respijt, waarin de oorlog niet aan de gang is. Deze illusie is volgens Burnham daarom zo gevaarlijk, omdat zij in de politiek en de diplomatie leidt tot een volkomen ondoelmatig en zelfs gevaarlijk handelen. Als de derde wereldoorlog al begonnen is, zal onze politiek en onze diplomatie in de meest eigenlijke zin een oorlogspolitiek moeten zijn. Struisvogelpolitiek betekent eenvoudig zelfmoord.

Burnham stelt deze zaak scherp. Het is volgens hem een onomstotelijk feit, dat het communisme onder leiding van de Sowjet-Unie de strijd voert om de verovering van de wereld. Dat betekent oorlog met Amerika en tal van andere landen. Het communisme zal dit doel niet opgeven. Dan blijft er nog maar een mogelijkheid: het communisme wordt verslagen öf Amerika. Wel is waar is de strijd met de wapenen nog niet begonnen, maar dit is een bijkomstigheid. De Sowjet-Unie is al lang bezig met alle andere middelen deze oorlog te voeren. Het wordt in dit verband tijd, dat we een romantische opvatting over de oorlog kwijt raken. De opvatting nl. als zou de oorlog een „bijzondere situatie”, een uitzonderlijke onderbreking van de normale gang van zaken zijn. Gegeven de situatie, dat een bepaalde macht doelbewust streeft naar de verovering van de wereld en onderwerping van de wereld aan een bepaald

Burnham:

De komende nederlaag 't* • . ivj 1 van het communisme

régime, is er oorlog. Deze zal gedurende een bepaalde tijd met economische, politieke en diplomatieke middelen worden gevoerd en gedurende een andere tijd wanneer dat doelmatiger blijkt met de wapenen. Het gaat echter om dezelfde strijd. Dit is ongetwijfeld geen prettige gedachte, maar ze is in overeenstemming met de realiteit.

De term „koude oorlog” is volgens Bumham misleidend. Hij wekt de indruk, dat hoewel er conflicten zijn er althans geen bloed vloeit. Zo opgevat, is de tegenwoordige oorlog zelfs helemaal niet „koud”. Hij is in ieder geval heel „warm” geweest in Griekenland en in China, in Costa Rica in 1947 tijdens de communistische révolte daar, in Malakka en Indo-China; in de Baltische staten en Oost-Europa is hij zeker niet „koud” geweest voor de honderdduizenden, die zijn doodgeschoten of naar Siberië gezonden en evenmin voor de partisanen in de Oekraine.

Zeker, Burnham ziet heel goed, dat er in veel van dezegevallen diepe sociale oorzaken zijn aan te wijzen voor de communistische successen, maar dit mag ons niet doen vergeten, dat dezelfde successen evenveel overwinningen zijn in een reële oorlog. Het probleem is voor het Westen niet of er een oorlog zal komen of niet, maar of het Westen de oorlog, die al begonnen is, zal winnen of verliezen. Burnham is er van overtuigd, zoals wij in een volgend artikel hopen uiteen te zetten, dat het Westen deze oorlog kan 'winnen en zelfs, zonder dat het daarbij noodzakelijk tot een „oorlog met dö wapenen” zal behoeven te komen. De eerste voorwaarde daartoe is echter, dat het Westen de situatie reëel ziet en de juiste maatregelen treft.

Burnham wijdt een belangrijk deel van zijn boek aan de analyse van deze maatregelen. Dit keer willen wij slechts één ding noemen, nl. de houding tegenover de communistische partijen in de Westerse landen. Om misverstand te voorkomen: Burnham zegt de nodige harde dingen over de hysterische „communisten-jacht” in Amerika. Maar toch stelt hij voorop, dat een communistische partij iets heel anders is dan een politieke partij in democratische

zin. Een communistische partij is eenvoudig een instrument, een „voorhoededivisie” van de vijand. Zo’n partij heeft ook een heel duidelijk militair doel: de strategische punten te bezetten en in geval van een „echte” oorlog te strijden aan de kant van de Sowjet-Unie. De uitlatingen van communistische leiders in West-Europa zyn duidelijk genoeg. De actie der communisten tegen de ontscheping van wapens in West-Europa eveneens.

Daarom is het verzet tegen een verbod van communistische partijen en organisaties van niet-communistische zijde een gevaarlijke dwaasheid. Men brengt dan de „democratische vrijheden” in het gedrang op een punt, waar ze helemaal niet in het geding zijn. Het enige doel der communisten (en dus ook: een der doeleinden in deze oorlog) is immers: juist aan deze vrijheden een eind te maken. De fout is, dat wij democraten nog over de communisten denken in begrippen van „vrede”, terwijl zij al lang denken in begrippen van „oorlog”. Als we die situatie nuchter willen aanvaarden, zal de logische consequentie moeten zijn: een onderdrukken van alle communistische activiteiten, een verwijdering van communisten uit alle posten, die maar enigszins van strategische betekenis zijn.

In een volgend artikel hopen we over dit boek van Burnham nog wat meer te zeggen. Opzettelijk zijn we met dit punt begonnen, omdat in „Tijd en Taak” doorgaans het probleem van het communisme van de andere kant wordt benaderd. Het is altijd goed te luisteren naar datgene, wat tot verzet prikkelt! J. H.

Bouwen

Geloven is bouwen. Deze waarheid mogen wij niet uit het oog verliezen, zeker niet in de tijd van de Mei-dagen, die zoveel herinneringen aan afbraak wakker roepen. Niemand heeft bij het begin van de oorlog enig vermoeden gehad omtrent de omvang, die de afbraak zou aannemen. Meegesleurd door de verschrikkelijke noodwendigheid van de oorlog is uit het éne kwaad het andere voortgekomen en ten slotte zijn de volkeren, ook de overwinnaars van hun eigen waanzin geschrokken. Het ergste is echter nog niet eens de afbraak, die in de oorlog heeft plaats gehad. Dat zoveel woonhuizen vernield werden, dat zoveel oude kunst verloren ging, dat veel natuurschoon onherstelbaar verminkt is, het is alles heel erg, maar het ergste blijft toch de voortzetting van de afbraak na de oorlog. Er is een voortgezette afbraak, omdat er in alle organisaties een gemis aan vertrouwen te bespeuren valt. Wat 'wij als de minste winst na de oorlog hadden gehoopt te verwerven, was het vertrouwen der eensgezindheid. Niemand heeft in de oorlog zelfs maar een