Rooms en Protestant

De Nederlandse rooms-katholieken hebben ter gelegenheid van het Heilige Jaar aan de Paus een nieuwe zender aangeboden. De bedoeling is, zoals de Paus bij de aanvaarding van dit geschenk zei, dat de stem van christelijk Rome zal weer klinken in de geweldige geestelijke strijd van dit ogenblik en om de Opperherder te steunen in zijn steeds groeiende taak.

In „De Tijd” van 20 Mei vertelt een speciale verslaggever over wat er gebeurde bij de aanbieding van dit meesterwerk der moderne techniek.

Drie ministers, enkele Commissarissen van de Koningin en een paar bisschoppen uit Nederland waren daarbij aanwezig. Verder een twaalfhonderd Nederlandse pelgrims. Dit alles is niet zo belangrijk, al betekent het voor onze rooms-katholieke broeders waarschijnlijk meer dan wij protestanten vermoeden.

De vertelling van de speciale verslaggever was voor ons echter boeiend vanwege de wijze, waarop zij de ontmoeting van de twaalfhonderd Nederlandse pelgrims en de Heilige Vader beschrijft. Wij laten enkele fragmenten volgen. « « ♦

„Wij stonden te dicht op elkaar gepakt in de Salla Clementina om te kunnen neerknielen; wij hesen ons aan elkaar omhoog om slechts één moment de Paus in zijn weids zegenend gebaar te kunnen zien. Het hoofd geheven, de armen uitgestrekt stond de rijzige witte man, de Plaatsbekleder van Christus vóór ons en schonk Zijn zegen. Hoe het verder allemaal precies te werk ging weet niemand meer. Maar terwijl de Heilige Vader de rood-scharlaken trappen van zijn troon afdaalde om de Nederlandse ministers en het werkcomité van Radio Anno Santo te begroeten, barstte er uit schorre kelen een „Aan U o Koning der Eeuwen” los. Daarna begaf de Paus zich naar de rechterkant van de troon om de bisschoppen te begroeten.

Toen gebeurde er iets, dat ik wel nooit meer zal vergeten. Het publiek drong zo sterk naar voren, dat de voorsten over de banken met de hoge leuningen, die als afzetting dienden, heen klommen. De Zwit-

serse lijfgarde hanteerde tevergeefs haar hellebaarden, men drong met geweld naar de Heilige Vader, die vriendelijk bleef tegen iedereen. Mannen en vrouwen knielden neer om de Vissersring of de zoom van het witte gewaad te kussen. Vrouwen liepen met uitgestrekte armen op de Heilige Vader toe, de huishoudster van de bisschop van Den Bosch hoorde ik wel driemaal In het Hollands de groeten van de bisschop overbrengen. De Tien van Radio Anno Santo gingen in het gedrang verloren en een ontzaglijk gejuich brak los; een gejuich, dat als ik het zeggen mag doordrenkt was met tranen. De nuchtere Hollanders gedroegen zicli als een zuidelijk volk en de Paus bleef uiterst vriendelijk, reikte persoonlijk ieder een kleine blauwe enveloppe met een medaille uit.

Toen wist de lijfgarde de orde te herstellen en ieder weer terug te dringen. Terwijl de Paus zich naar de maquette begaf en minister Van Schaik een uiteenzetting gaf, wist een oude blinde dame, later bleek dat het mevr. Van de Brink uit Utrecht was, ondersteund door twee meisjes toch nog door de afzetting te dringen. Met uitgestrekte armen liep zij gebogen naar voren op de Heilige Vader toe.

Wij weten niet wie Hem er op opmerkzaam maakte, maar plotseling draaide de Paus zich geheel om, legde zijn beide handen op het hoofd van de dame en zegende haar terwijl hij naar boven keek. Dit was zo ontroerend, dat ik mijn tranen niet meer kon bedwingen. Even werd alles stil... doodstil... -Toen barstte er uit alle kelen „Christus Vincit, Christus regnat” los. Het was alsof de Heilige Vader er van schrok. Hij ging weer de trappen van zijn zetel op en zegende nogmaals de Nederlanders, daarna verliet Paus Pius de zaal.

Ook het volk stroomde weg. Nog bleef de blinde vrouw staan, als versuft op de plaats waar zij gezegend was. Dit was het moment waarvoor zij de lange reis naar Rome had gemaakt. Zij heeft niets kunnen zien van de overweldigende schoonheid van de Heilige Stad. Alle heerlijke pracht der pleinen, paleizen en kerken heeft zij niet kunnen zien. Zij heeft in de duistere nacht, die aitijd om haar heen is, haar bedevaart

gemaakt. Zij heeft slechts het water uit de fonteinen horen vallen. Nu heeft de Heilige Vader haar heel bijzonder gezegend. Het is werkelijk om nooit te vergeten.”

Beter en directer dan dikke boeken met brede theologische uiteenzettingen maakt zo’n krantenverslag het verschil tussen rooms en protestant voelbaar. Ook protestanten kennen de verering en bewondering van grote figuren. Deze beperkt zich zeer zeker niet tot hen, die reeds heengingen.

Ik herinner mij, hoe in 1948 tijdens de Wereldconferentie van Kerken de protestantse jeugd in de Amsterdamse Apollohal, waar zes duizend jongeren bijeen waren, Niemöller ontving, de man, wiens naam in de strijd tegen het Nationaal-socialisme tot een symbool werd.

Maar de verering en bewondering, zoals zij zich openbaarden gedurende de enkele ogenblikken, waarin Niemöller de Apollohal binnenkwam en naar zijn plaats op het podium gebracht werd alle zes duizend jongeren stonden op en bleven staan tot Niemöller gezeten was, er werd geen woord gesproken en er werd niet geapplaudisseerd, het was een stille en eerbiedige huldiging, vervuld van dankbaarheid was van een gans ander karakter dan de verering en huldiging van de Paus, zoals zij in De Tijd beschreven wordt.

Deze ligt ons vreemd. Omdat wij geen Plaatsbekleder van Christus kennen en erkennen. Omdat het ons zelfs onmogelijk is ons in te leven in de religieuze gedachtenwereld van een mens, voor wie een medemens inderdaad de Plaatsbekleder van Christus is. Om die mens te kunnen verstaan, zou die medemens ook voor ons, al ware het slechts voor enkele ogenblikken, de Plaatsbekleder moeten worden. Maar daarmee zouden wij voor die enkele ogenblikken opgehouden hebben protestant te zijn. Ware het ons mogelijk voor korte tijd rooms katholiek te zijn, dan zou het kunnen gebeuren, dat het ons niet meer mogelijk was, opnieuw protestant te worden. En indien dit wel het geval was.

Mej. Knappert 90 jaar

Op 15 Juni wordt mej. Knappert 90 jaar. Een persoonlijk woord wil ik daarbij uiten. Duizenden anderen in Nederland zouden wellicht andere woorden spreken. Maar het behoort bij deze pionierster, dat het een persoonlijk woord is, niet een uiteenzetting over alles wat door haar georganiseerd is in haar lange, uiterst vruchtbare leven. Het belangrijkste is immers voor haar, wat het de méns gedaan heeft.

Ik hoorde voor het eerst van mijn leven van juffrouw Khiappert, toen mij een exemplaar van „Leven en Werken” onder de aandacht werd gebracht, het voorname vrouwenblad mede onder haar redactie. Ik was toen gjmmasiast. Ik nam het ter hand en legde het spoedig ter zijde. Wat kon een vrouw in een vrouwenblad nu tot mannen zeggen? was zo mijn mening, toen ik 15 jaar was. Ik ben van die mening volmaakt genezen en betreur het slechts, dat zoveel-mannen op dit punt de leeftijd van de 15-jarigen niet te boven zijn gekomen.

Daarna, als student, op een winterconferentie van de V.C.5.8., mej. Knappert was

spreekster voor een uiterst critisch studentengezelschap. Als aankomend theoloog luisterde je scherp. Niet naar wat de spreekster zei, maar naar wat je wenste te horen. En bovendien: wat had een theoloog nog te leren van een vrouw, die niet eens in Leiden gestudeerd had! Het spreken nochtans dwong eerbied af en de dispuutvragen, die anders zo vlot wilden komen, bleven achterwege. Alleen dit ene herinner ik mij: op een vraag naar de betekenis van de zonde in het mensenleven, bekende ze moniste in hope te zijn.

Weer later, tijdens de grote werkloosheid, hoorde ik haar spreken voor een groep werklozen. Over Dante. Met een indringend vermogen. Met een verve. Met een eenvoud, met een verlangen om aan deze jongeren, die dreigden gedesoriënteerd te raken in het leven, iets van de grote harmonie te laten zien, die achter Dante’s werk stond. Ik geloof, dat ik toen pas begreep maar ook voorgoed begreep wat mej. Knappert in Nederland betekende: Een vrouw met een grote liefde voor redelijkheid, voor zedelijke orde, voor religieus-doortrokken harmonie. Een liefde vol daadkracht, die niet doodliep in de redenering, maar die vormen wist te scheppen om mensen in nood te leiden tot ware humaniteit.