zouden wij na die enkele rooms katholieke ogenblikken weer niet in staat zijn aan te voelen wat het betekent, gezegend te worden door de Plaatsbekleder van Christus. Ik probeer mij in te leven in de gevoelens van die oude blinde dame, die door de afzetting heen dringt en met uitgestrekte armen op de Heilige Vader toeloopt en, wanneer zij door hem gezegend is, als versuft blijft staan op de plaats waar zij zijn zegen ontving. En ik begrijp, dat een rooms katholiek zegt: dit is werkelijk om nooit te vergeten.

Toch zeg ik en ik kan niet anders —: Neen!

Het is mij vreemd en ik wil daar ben ik protestant voor dat het mij vreemd blijft en nooit eigen wordt.

Dit is het welhaast tragische al is het niet uitsluitend tragisch dat wij niet eigen met elkaar kunnen worden, dat de rooms katholieke religie voor protestanten een vreemde religie is, zoals onze protestantse religie voor de rooms katholiek evenzeer een vreemde religie moet zijn.

Toch houd ik vast, dat deze wederkerige vreemdheid geen algehele vervreemding mag betekenen. Bij het Heilige Jaar en de Heilige Deur sta ik als protestant voor een gesloten deur, die voor mij nooit opengaat. Ik kan onmogelijk gelijk die oude blinde dame door de afzetting heen breken, al zou ik het willen en dus blijf ik van verre staan en kan bij deze gelegenheid niet meezingen: Christus overwint, Christus regeert!

Toch, wanneer ik in onze protestantse kerk met de gemeente mijn geloof belijd: „ik geloof één heilige, algemeen christelijke kerk”, sluit ik die oude blinde dame en de speciale verslaggever van De Tijd en zelfs Paus Flus XII niet uit. Maar dit geloof is in het Heilige Jaar en bij de Heilige Deur dan toch wel zeer bepaald een bewijs van zaken, die ik niet zie. Maar het is zeer wezenlijk en diep in mijn hart levend geloof.

Ik kan en mag deze medechristenen, wier religie mij vreemd blijft en nooit eigen wordt, niet loslaten en kan alleen maar hopen, dat zij op hun beurt ons niet loslaten.

En Jezus bidt: Dat zij allen één zijn! Ut omnes unum sint!

J. J. BUSKES Jr

Mej. Knappert heeft indrukwekkend veel gedaan. Zij gaf de stoot tot de oprichting van het Leidse Volkshuis, zij was jarenlang directrice van de School voor Maatschappelijk werk (de eerste van deze soort ter wereld), zij stimuleerde het werk van „De Vonk”. Waar sociaal-cultureel werk verricht moest worden in Nederland, zij was er bij betrokken. Zij deed dit met een geest, die diep gedronken had in de bronnen van d.e middaghoogte der Italiaanse cultuur èn van het sociaal-ontwakend Engeland. Zij deed het met een hart, dat wist, wat vrije vroomheid was in de zin van de eerste moderne pioniers.

Zij deed het bovenal met de liefde, die de mens zocht in zijn mogelijkheden. Juffrouw Knappert wordt nu negentig jaar. De moeiten van het ouder-worden zijn haar niet gespaard. Bovenal de moeite van de vereenzaming. Maar laten wij het hier dan mogen zeggen: die vereenzaming is slechts schijn. Rondom haar staan op de 15de Juni de duizenden, die, bewust of onbewust, veel, ontzaglijk veel te danken hebben aan het moedige, taaie werk, dat mej. Emilie Knappert in meer dan een halve eeuw In en buiten Nederland verricht heeft. Bij die dankenden staan degenen, die socialist zijn uit evangelisch geloof, vóóraan. L. H. R,

James Burnham:

DE KOMENDE NEDERLAAG VAN HET COMMUNISME

(3).

In ons vorig artikel wezen we reeds op de gevaarlijke eenzijdigheid van Burnhams „flinke” taal. We haalden o.a. als voorbeeld aan het verwijt van Burnham, dat de Amerikaanse regering de Chinezen (d.w.z. de nationalisten van Tsjang Kai Sjek!) in de steek had gelaten bij hun strijd tegen het comrnunisme. Nu is er ook onlangs van Jack Belden een boek verschenen over China, waarmee o.a. de bekende zendingsman Sherwood Eddy, die China uitstekend kent, zijn instemming heeft betuigd. In dit boek verdedigt Belden de politiek van de V.S., die Tsjang aan zijn lot hebben overgelaten. Belden zegt, van het bewind van Tsjang, dat het getracht heeft China te regeren door de belangen van de grootgrondbezitters en die van de groot-kapitalisten uit de industriesteden te verenigen, dat hij „het kapitalisme heeft willen vestigen door middel van het feodalisme, het Christendom door middel van het confucianisme, de democratie door despotisme”. „Tsang”, zegt Belden, „sprak over Christus en offerde aan de voorouders, hij praatte over democratie en wilde het aristocratische ideaal van Confucius verwezenlijken. Hij liet een aantal tegenstanders fusilleren, hield dan lezingen over Christus en Confucius, bad in een Methodistische kerk en knielde dan voor het altaar der voorouders.”

Belden wijst er bijv. ook op, hoe Formosa dat door 4e, Japanners 50 jaar lang goed bestuurd was, na de overname door de troepen van Tsjang verwoest is. Roof, corruptie en het doodschieten van 10.000 burgers zijn de kenmerken geweest van het nationalistisch bewind over Formosa.

Burnham is althans in dit boek een politicus van te groot formaat om zich met zulke kleinigheden bezig te houden. Tsjang vocht tegen de communisten en daarmee uit. Natuurlijk zijn wij een bepaald, vrij algemeen voorkomend soort West-Europeanen geneigd de tegenwerping te maken, dat we van een bestrijding van het communisme, dat zulke dingen als die welke Belden opsomt, niet volledig verdisconteert, geen enkel heil en zelfs geen enkel succes verwachten. Maar daarvoor zijn wij dan ook Europeanen, al hebben we blijkbaar zelfs de Amerikaanse regering ernstig geïnfecteerd. Want... van Europa deugt weinig meer. Daar zijn na de oorlog de oude partijen weer van de vuilnishoop gehaald, van een adres voorzien en op de stembiljetten gedrukt. De meeste van deze partijen hadden echter reeds elk levend contact met de bevolking van hun landen verloren. Bovendien is er zo iets dwaas ontstaan als de gedachte van een „Derde Macht”, die zowel een communistische dictatuur als een Amerikaans imperialisme heet af te wijzen. Deze gedachte schijnt zo waar zelfs een overheersende mening te zijn in Europa. In werkelijkheid is de enige bedoeling van deze „Derde Macht”: tot elke prijs vermijden partij te kiezen; te pogen neutraal te blijven in de wereldworsteling tegen' het communisme. De „Derde Macht” kan natuurlijk de communistische bewegingen in hun respectievelijke landen niet onderdrukken of zelfs verzwakken,

omdat... het communisme noodzakelijk is voor het bestaan van de „Derde Macht”. Als het communisme zou verdwijnen, zou automatisch ook de „Derde Macht” haar bestaansgrond verliezen.

Natuurlijk zijn er uitzonderingen: in Frankrijk is de Gaulle ten minste een „flinke kerel”. Ook onder de leidinggevende groepen van de Franse industrie zijn er heel wat mensen te vinden op wie men kan rekenen voor een krachtige politiek. En zelfs zijn er genoeg anarchistisch-gezinde arbeiders, die in ieder geval meer dan genoeg hebben van het slappe gedoe van vakverenigingen en politieke partijen. Bovendien is er in Europa nog altijd de roomskatholieke kerk. Deze is waarschijnlijk in Europa momenteel de sterkste anti-communistische macht. Daarom zal het meest nuchtere verstand de niet-katholieken wel moeten overtuigen van de noodzaak om een „verenigd front met het Vaticaan” te vormen tegen het communisme. Dit in het kort over het beeld, dat Burnham schetste van het huidige Europa.

Zoals u ziet, is er uit dit boek van Burnham voor ons heel wat te leren! Burnham zou zich zelf als hij deze artikelen las waarschijnlijk verwonderd afvragen, waarom heel zijn uitgewerkt plan voor de strijd tegen het communisme (een plan, dat volgens hem tot de overwinning zonder oorlog zal leiden) nog niet uiteengezet is. Waarschijnlijk zou hij er niets van begrijpen, dat onze interesse voor dat plan maar matig groot is. Niet, dat er in zijn boek niet tal van zeer rake en zeer behartenswaardige dingen staan. Integendeel: het boek is het lezen en overdenken alleszins waard.

Maar in de eerste plaats verwachten wij van een plan, dat het de problemen in hun werkelijke diepte zal analyseren. Wij, slappe Europeanen, die in een „Derde Macht” zowaar wel iets zien; wij, protestanten, die dat kleine beetje nuchtere verstand niet opbrengen om een eenheidsfront met Rome te aanvaarden; wij, die de Gaulle c.s. evenzeer een gevaar voor het werkelijke voortbestaan der Europese vrijheid vinden als Thorez c.s.; wij vragen een andere bezinning op dit probleem vóór wij een plan aanvaarden.

En wij maken ons zelfs ongerust, wanneer wij ons realiseren dat dit boek in Amerika ongetwijfeld opgang zal maken. Wij hebben nl. enige ervaring met politiek van een zo „groot” formaat. Wij hebben enige ervaring opgedaan met de roep om „flinke mannen” om een eind te maken aan het „slappe gedoe van vakverenigingen en politieke partijen”

In zijn boek „Helden zonder glorie” tekent Norman Mailor ons in de figuur van de generaal het type van de neo-fascist, die blijkbaar ook in Amerika leeft. Als wij Burnham lezen, komt onwillekeurig de vraag bij ons op, of Amerika niet het gevaar loopt langzamerhand de strijd tegen het communisme te gaan voeren op een wijze, die grote schade dreigt aan te richten aan een werkelijke democratie. Erger nog: dat het gevaar loopt om een weg In te slaan, die het verhinderen zal op de uitda-