den Heer behoort de aardi en haar volheid. . Psalm 24:1 >

Wd en ToMk

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 48STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Nr4B

Redactie: ds J. J. Buskes Jr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. BomhofF

Redactie-Secr.: Roerstraat Amstcrdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoflf

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen

dr M. V. d. Voet ds H. J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. 2>yde e.a.

Abonn. vooruithet. per jaar f 8.00, halfjaar f 4.2 i, kwart, f 2.30 plus f 0.15 incasso. Losse nrsfo.ii, Postg. 21876, Gem. giro V 4}oo, Adm, N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld I>, A'damC

Wat zal A doen?

Ik stel me een denkbeeldige lezer voor, die in de vacantie niet bezweken is voor het verleidelijk aanbod van zijn krant hem ook in zijn vlucht naar de rust te achtervolgen met het wereldnieuws. Hij was aan zee of op de hei en hij was de wereld en haar noden volkomen vergeten. Nu is hij weer, allang misschien, terug, en wordt dagelijks geteisterd door de bazuinen van het wereldnieuws; radio, dagblad, weekblad, onderhouden hem over Korea, de Uno-vergaderingen, de herbewapening van Duitsland, de spanning tussen lonen en prijzen, de stakingen en wat er al meer voor opwekkends geschiedt onder de zon. Soms denkt hij met heimwee aan de rustige golfslag van de zee, aan de wind over de hei, maar hij staat weer manmoedig in de branding en ziet om zich heen.

Wat zal A doen? Hoe bescheiden ook, hij voelt zich mede-verantwoordelijk voor het lot zijner medemensen. Allerlei organisaties doen een beroep op hem. „Er zijn te veel goede werken”, zuchtte Reinaert de Vos en hij deed nergens aan mee. Zo is mijn lezer niet. Hij behoort niet tot die al te grote groep welmenenden, die zwaar kunnen bomen over de rampen der wereld, de beroerde politiek, het probleem der massa, de ontwrichting der jeugd en dan weer rustig slapen gaan in de overtuiging, dat hun verontrust praten hen hemelhoog verheft boven de prutsers in de politiek en de onbewuste massa, in de overtuiging ook, dat zij al genoeg gedaan hebben door te praten. Wat zal A doen? Hij hoort ook niet tot degenen, die verbijsterd door het lawaai der bazuinen de ondergang dezer wereld zo nabij achten, dat ze in afwachting niets doen. De aarde heeft wel meer op kantelen gestaan, en de tijd ging onherroepelijk voorbij aan al degenen, die het einde verwachtten, maar hun kans misten een kleine bijdrage te leveren aan de bewoonbaarheid van het heelal. Het is A overigens opgevallen, dat degenen die zwoegden en ploeterden op een schijnbaar verloren post, toch altijd optimistischer waren dan de toe-

schouwers en criticasters en dat de uitslag hun meestentijds gelijk gaf. Geen inspanning ten goede mislukt helemaal.

A zal doen wat zijn hand te doen vindt! Hij zal bijv. de organisaties waar hij lid van is, niet in de steek laten als ze een beroep op hem doen. Stel dat hij lid is van een politieke partij: het is heel gemakkelijk terzijde te staan en te kankeren; hij weet dat hij pas recht van spreken heeft, als hij zelf zijn uiterste best gedaan heeft mede de richting te bepalen, die hem het beste lijkt. Stel dat hij Udmaat is van een kerk: hij zal niet allereerst en alleen de profeten-toga omslaan en de kerk verwijten dat ze te kort schiet, noch meewarig praten over de ontkerkelijking der massa, maar ge zult hem in de kerkdienst aantreffen en de aansporing die hij er verneemt, zal hij beschouwen als tpt zich zelf gericht.

A weet, dat hij de toestand in Korea niet kan beïnvloeden en het ijzeren gordijn niet kan oprollen. Toch is hij niet alleen toeschouwer. Hij heeft er deel aan, niet alleen in die zin, dat het lot van hem en zijn kinderen afhangt van wat ginds gebeurt, maar aldus, dat hij de inzet is waarom de strijd gaat: Truman en Stalin doen een beroep op hem. Welaan, hij zal zeggen wat hij van hen vindt en waarom. Zijn plaats tussen de mensen, zijn houding, zijn werk, zijn sympathieën vormen te zamen het antwoord. Als ge A op straat tegenkomt in zijn onopvallend confectie-pakje, rekent ge hem tot „de massa”. „Hij gaat met de stroom mee”, meent ge. En toch vergist gij u. Het is niet zozeer wat iemand doet, dat hem tot massaproduct stempelt, maar hoe en waarom hij het doet. Hij heeft verantwoordelijkheidsgevoel, niet alleen voor zijn gezin, maar ook voor de groepen waartoe hij behoort, maar ook voor zijn land, maar ook voor het lot der mensheid. Alleen, hij vertilt zich niet aan wat te zwaar voor hem is. Zijn inspanning richt zich op de verbetering van het nabijzijnde, zonder het verre doel uit het oog te verliezen. Hij heeft ge-

meenschapsbesef. Hij interesseert zich voor zijn medemensen, voor zijn naasten het meest. Hij draagt en steunt waar hij kan. Maar hij weet zich ook gedragen en gesteund. Ten slotte, hij heeft geestelijke spankracht; hij geneert er zich niet voor, dat hij wel eens een bioscoopje pikt, dat hij ’s Maandags nieuwsgierig is naar de sportuitslagen, dat hij een Havank niet versmaadt, noch een hoorspel, maar hij weet, dat dit zijn leven niet vullen kan. Hij gaat aan de schoonheid niet achteloos voorbij. Soms zit hij aan zijn radio en luistert naar een goed concert, soms leest hy een goed boek, ook al is het „zwaar” Hij heeft sociale belangstelling, hij wil meezitten aan de dis der cultuur. Maar dit alles staat bij hem onder normen, die hij erkent en aanvaardt. Hij zal wel eens te kort schieten, maar zijn geweten zwijgt niet. A is een onopvallend man. Ge zult hem wel niet aan treffen onder de luidruchtigen, noch onder de eeuwige pret- en druktemakers, noch onder de gewichtigen en luidroependen. Ge kunt hem nog het gemakkelijkst herkennen aan deze drie kenmerken: aan zijn humor: hij neemt zich zelf niet helemaal au sérieux, noch zijn liefhebberijen, maar spot met ernstige zaken verstaat hij niet; vervolgens, hij is de man, waarvan zijn kennissen zeggen, dat men op hem kan rekenen; ten slotte, hij heeft een actief medelijden; terwijl een ander ach en wee roept, steekt hij de handen uit de mouwen. Hij doet wat zijn hand te doen vindt.

Ge meent A te begrijpen. Ik ben overtuigd, dat hij even zeldzaam als ondoorgrondelijk is. Een rebel begrijp ik en een moedeloos mens ook. Ik versta dat men in opstand komt tegen allen en alles; ik versta ook, dat men alles uit handen geeft. Het is steeds dezelfde wanhoop. Ik versta ook, dat men vergeet na te denken en maßr meedoet, De burger wordt massa-mens, maar A...? Hij is de man, waarvan de Schrift zegt: „De rechtvaardige leeft uit het geloof”, j. G. B.