den Heer behoort de aarde en haar J volheid. Psalm 24 ; 1

Jljd en Tank

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 49STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 11 November 1950 Nr 7 Redactie: dsj. J. Buskej Jr ds L. H. Ruitenberg drj. G. Bomhoff Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoff Vaste medewerking van prof. dr W. Baiming J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet ds H. J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

[bonnement bij uooruithet. perJaarfS,—; halfjaarf2,7s; kwartaalf 1,50p1u5f0,15 incasso. Losse nrsf 0,15; Postgiro 21876; Gent. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C.

De twijfel van Paus Plus XII

„De Paus ziet bleek,, van nabij aanschouwd is het gelaat van den Heiligen Vader grauw van ontzaggelijke vermoeienis. De grootste zijner plechtigheden en rijkste daad van zijn roemrijke pontificaat heeft hij met grenzeloze verdieping voorbereid.”

(De Volkskrant, 2 Nov. 1950).

Het was in de nacht voor 1 November 1950, dat Paus Plus XII in de sobere slaapkamer van het Apostolisch Paleis de slaap niet vinden kon.

Al de jaren, gedurende welke hij zich had bezig gehouden met de vraag, of de tenhemelopneming van Maria tot dogma moest worden verklaard, had hij getwijfeld. In het begin kwam deze twijfei van buiten af en had hij hem van binnen uit kunnen weerstaan. De laatste weken, nu de grote dag naderde, kwam hij echter van binnen uit. Het scheen, dat het gif druppel na druppel in het hart van de Heiiige Vader was binnengedrongen, zonder dat dit hart, dat toch ook het hart van een zondig mensenkind was, weerstand had kunnen bieden. Had de Heer niet tot Simon gezegd: „Simon, Simon, de Satan heeft zeer begeerd u in zijn zeef te werpen gelijk de tarwe”?

Paus Pius xn herhaalde in zich zelf de woorden, die de Heer op deze waarschuwing had laten volgen: „Maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet ophoude.”

Terwijl de duizenden pelgrims zich al in het nachtelijk uur verzamelden op het plein voor de Sint Pieter, lag Paus Pius XII in het donker voor zich uit te staren. Hij mocht niet twijfelen. Hij moest Petrus zijn, de rots, op welke Christus Zijn gemeente bouwt. Zijn kerk, die de poorten der hel niet zullen overweldigen.

Morgen vroeg moest het dogma worden afgekondigd en zou Paus Pius xn een edelsteen toevoegen aan de kroon van de Koningin des Hemels. In de gehele wereld zouden de millioenen met een nieuwe dankbaarheid bidden: Ave Maria!

Het angstzweet brak de Heilige Vader uit. Het was of in zijn pauselijk hart allerlei stemmen door elkander spraken en het verschrikkelijke was, dat hij de stem van God niet meer van de andere stemmen kon onderscheiden.

De rotsman twijfelde.

Hij wist, dat hem morgen op het bordes van de Sint Pieter in aanwezigheid van veertig kardinalen, zevenhonderd aartsbisschoppen en bisschoppen, en achthonderd duizend gelovigen gevraagd zou worden tot de plechtige afkondiging van het dogma over te

gaan. Dan moest hij,naar de voorgeschreven ritus, antwoorden, dat hij daartoe bereid was, maar dat hij nog één maal, nu voor het laatst, wilde bidden om de voorlichting van de Heilige Geest. Dan zou de stilte vallen op het ontzaglijke plein met de honderdduizenden en hij. Paus Plus XII, de opvolger van Petrus en de Stedehouder van Christus op aarde, zou de oratie van de Heilige Geest zingen. Opnieuw zou daarna de vraag tot hem komen en zou hij, terwijl de wereld de adem inhield, het dogma afkondigen.

Was hij. Paus Plus XII, niet de onfeilbare? En was Maria niet de Koningin des Hemels? In deze laatste nacht was het de nacht, in welke de Heer verraden werd? kwam de twijfel opnieuw en bleek de onwankelbare rots een riet, dat door de wind heen en weer werd bewogen.

Simon, Simon, de Satan!

Twee stemmen hoorde Paus Pius xn, elke keer telkens weer dezelfde woorden herhalend, de opgewonden en schelle stem van de onbekende vrouw uit het Evangelie van Sint Lucas, die Jezus toeschreeuwde: „Zalig de schoot, die u heeft gedragen en de borsten, die gij hebt gezogen”, en de rustige en zekere stem van de Heer, die antwoordde: „Zalig die het Woord van God horen en het bewaren”.

Jaren geleden had Paus Pius XII toen nog geen Paus in Colmar gestaan voor de machtige schepping van Matthias Grünewaid en, terwiji de twee stemmen in monotone herhaling tegen elkaar in spraken, zag hij Jezus op de schoot van Maria en op een afstand, geknield, niet voor Maria, maar voor Jezus: Maria!

Paus Pius XII kende ook Grünewalds verzoeking van de heilige Hiëronymus. Afzichtelijke monsters, die de heilige verzochten, om hem van God te vervreemden. De Heilige Vader, moe en afgemat, was niet in staat orde te scheppen in zijn verwarde en zelfs een pauselijk hart verwarrende gedachten. Het kwam alles tegelijkertijd op hem af: Simon en Petrus, de beide Maria’s, de twee stemmen en al de gruwelijke monsters van Grünewalds verbeelding.

Het vervulde hem met ontzetting en angst. Hij was er toch, om het schip van Christus te besturen en de Kerk van Christus te regeren. Hij was er toch, om de Katholieke Kerk hecht en sterk te maken en te waken over de zaligheid der millioenen.

De Waarheid zal u vrij maken, zei de Heer, maar zou de grote menigte deze vrijmaking der Waarheid kunnen verdragen? De Waar-

heid is heerlijk, maar zij is ook vreselijk. Wie kan er leven met de Waarheid? Was het niet zijn pauselijke roeping te liegen ter wille van de hoogheilige zaak der Katholieke Kerk, ter wille ook van de zielerust en de zielevrede van de millioenen, die de Heer aan zijn pauselijke zorg had toevertrouwd? Wanneer hij morgen uiting gaf aan zijn twijfel en verklaarde het dogma van de tenhemelopneming van Maria niet te kunnen afkondigen, nog niet en wellicht nooit, zou de teleurgestelde verwachting het geloof van millioenen aan het wankelen brengen en zou het machtige, eeuwenoude bouwwerk der Katholieke Kerk ineenstorten. Er zou geen Stedehouder van Christus meer zijn, om de verslagen harten der gelovigen te troosten, om hen te bedriegen, zei een stem diep in zijn hart, neen, om hen te sterken in het allerheiligst geloof, zei een andere stem. Het laatste bolwerk tegen het steeds driester opdringende communisme zou gevallen zijn. Hoe zou hij ooit in staat zijn, hun zijn twijfel te verklaren en hen te doen verstaan, waar het ware geloof eindigt en het bijgeloof begint? Laat het ware geloof en het bijgeloof te zamen, zolang ze er rust en vrede in vinden.

Had niet éénmaal één, die door dezelfde twijfel gekweld werd, naar waarheid gezegd : het is beter alles te geloven dan niets te geloven? Dat iemand, die te veel geloofde, ten slotte niets meer zou geloven, is een uitspraak van protestanten. Laten wij niet protesteren. Het protest doodt de tevredenheid. Het volk heeft opium nodig en het toedienen van opium aan het volk is een zaak van barmhartigheid. De Waarheid kan het volk niet dragen. Het zou niet meer kunnen slapen. Het moet geloven, wat ik niet kan geloven en het moet sterven, zoals ik niet kan sterven, in de schoot van de Heilige Moederkerk en biddend tot de Heilige Moedermaagd. Het wordt de Stedehouder van Christus niet toegestaan, het volk deze troost te onthouden. Hij moet zorgen, dat ze leven en sterven in de grote illusie.

Paus Pius XII zag bleek, toen hij op 1 November 1950, omhangen met zijn gouden gewaden, te midden van de honderdduizenden zat op zijn pauseiijke troon.

Van nabij aanschouwd was het gelaat van de Heilige Vader grauw van ontzaglijke vermoeienis. De grootste zijner plechtigheden en rijkste daad in zijn roemrijke pontificaat had hij met grenzeloze verdieping voorbereid.

Toen hem de vraag werd gesteld, of hij het dogma van de tenhemelopneming van Maria wilde afkondigen, verklaarde Paus Pius XII, daartoe bereid te zijn, maar dat hij nog éénmaal, nu voor het laatst, wilde bidden om de voorlichting van de Heilige Geest. De stilte viel op het plein van de Sint Pieter met zijn honderdduizenden.