Schumacher boekt successen, maar. . .

Het is geen leuke week voor Adenauer. Afgelopen Zondag zijn de landdagverkiezingen gehouden in de „Lander” Hessen en Würtemberg-Baden; verkiezingen die volgens de leider der Duitse socialisten Kurt Schumacher, de uitspraak zouden bevatten of de West-Duitse bevolking al dan niet tot herbewapening wil overgaan. Zoals men weet, wil Schumacher slechts toegeven aan remilitarisatie, als het Duitse volk in meerderheid daar achter staat. Schumacher acht de samenstelling van het West-Duitse parlement niet representatief voor de Duitse bevolking, althans wat het herbewapeningsvraagstuk aangaat. Voorts meent Schumacher, dat er langzamerhand zeer veel critiek is ontstaan bij de bevolking tegen Adenauers sociale politiek, of beter tegen het gemis daaraan.

En ziet, terwijl Adenauer het niet de moeite waard achtte om tegen deze beweringen in te gaan; terwijl Adenauer eigenlijk in zijn hart vrij zeker was van zijn aanhang, kwamen de uitslagen der genoemde verkiezingen binnen: een klinkende overwinning voor de socialisten, een even klinkende nederlaag van Adenauers katholieken. In het overwegend protestantse Hessen hebben de socialisten 47 der 80 zetels verworven, de absolute meerderheid dus. Voorheen was hier de verhouding tussen socialisten en christen-democraten 38—28; nu hebben de christen-democraten nog slechts 12 zetels over.

In Würtemberg-Baden, voornamelijk katholiek, verdrongen de socialisten, die nu 33 % der stemmen verwierven, de rooms-katholieken van de eerste plaats. De laatsten moesten met 26 % tevreden zijn. Aanstaande Zondag is Beieren aan de beurt. Als de uitslagen daar van gelijk gehalte zijn, is Adenauers positie zeer aanzienlijk verzwakt. Dan is het terecht, dat Schumacher het huidige parlement niet gerechtigd acht om over kwesties als die der herbewapening Duitsland te vertegenwoordigen.

Is Schumachers succes een reden tot vreugde? In de eerste plaats moet worden opgemerkt, dat slechts 60 % der kiesgerechtigden is opgekomen. Dat is niet veel, en geeft te denken. 40 % der kiezers voelde het belang van de stemming niet aan, was gedesinteresseerd, of erkende door het wegblijven het meer „provinciale” karakter der stemming (ontkende dus de algemene waarde die Schumacher er aan heeft gegeven). Op zichzelf is dit echter toch zeer belangwekkend, omdat daaruit blijkt, dat, aangezien de socialisten vooruitgegaan zijn en de christen-democraten sterk achteruit, de apathie vooral in de kring der christendemocratische kiezers moet worden gezocht. Zoiets is geen teken van sterkte. Anderzijds is het zeker waar, dat een aanzienlijk deel der opgekomen kiezers wel zeer bewust gereageerd heeft op de uitdaging van Schumacher en in hoofdzaak door hem gelijk te geven.

Indien de feitelijke overwinning door het ontbreken der cijfers over de thuis gebleven 40 % de socialisten misschien door kwaadwillenden ontzegd kan worden, dan toch is er onmiskenbaar sprake van een zeer indrukwekkende morele overwinning. Daar helpt geen verklaring aan van Adenauer, die na afloop koelbloedig mededeelde, dat het Duitse volk zeker zijn aandeel in de West-Europese verdediging zal willen nemen. Men moet Adenauer heten om tot zulk een botte brutaliteit in staat te zijn.

Over de vraag, of het juist is van de Duitse socialisten om zich tegen herbewapening te verzetten, verschillen wij hier nog al van mening, ook in socialistische kring. Gelukkig zijn er hier nog velen, die geen heil maar wel gevaar zien in het weer op de been brengen van Duitse legereenheden, al zijn die ook nog zo klein. Het Duitse „Militar” is nog lang niet dood in sommige kringen, het gevaar ervan bestaat dus nog evenzeer.

Het bedenkelijke in de houding van Schumacher is evenwel, dat hij dit gevaar niet op de voorgrond stelt, maar daarentegen zijn afwijzing baseert op de onverdedigbaarheid van West-Duitsland. Langzamerhand wordt er van vele deskundige zijden

I op gewezen, dat een Elbe-linie in Duitsland niet kan bestaan. Trouwens, de Elbe-oever is maar voor een zeer klein gedeelte in handen van het Westen. Als er een linie gevormd kan worden is dat misschien een IJsel-Rijnlinie, tenminste in het gunstigste geval. Veeleer mag verwacht worden, dat een Russisch offensief pas bij de Pyreneeën tot staan te brengen is.

Tegen deze redenering is niet veel in te brengen. In geval van een conflict tussen Oost en West wordt Duitsland het eerste, en waarschijnlijk onhoudbare slagveld. Wat voor zin heeft dan een Duits leger, als het geld beter aan andere zaken kan worden besteed?

Hoezeer ook wij de gedachte van een Duits leger verafschuwen wij hebben gezien om heel andere redenen wij kunnen niet anders dan een haast gelijke reserve hebben tegen dit standpunt van Schumacher. Deze houding mag niet worden verklaard als een dan maar de grenzen openstellen voor de Russen, neen zeker niet, want Schumacher stelt wel regelmatig de eis, dat de overwinnaars van de vorige wereldoorlog met meer divisies, met meer luchtmacht, tanks en kanonnen, het veroverde West-Duitse terrein beschermen. Schumacher wil niet de Duitsers laten vechten voor de West-Duitse verdediging, die hij als een verloren zaak beschouwt, maar hij eist wel, dat de Westelijke geallieerden zich voor deze verloren zaak inzetten. Dit is waarachtig niet fraai, en als de uitslag der bovengenoemde verkiezingen een overheersende steun van de Duitse kiezers aan dit standpunt is, kunnen wij er evenmin gelukkig mee zijn als met een overwinning van Adenauer.

Gelukkig, er is, ook voor ons, een lichtpunt. Tegelijk betekenen deze verkiezingen een afkeuring van het sociale beleid van Adenauer. De West-Duitse regering heeft blijk gegeven niets te begrijpen van het sociale vraagstuk. Met talloze grote en kleine maatregelen heeft zij een stelsel van schreeuwende ongelijkheid opgebouwd, met minima aan levensniveau, die met de beste wil van de wereld niet goed te praten zijn, en maxima die in het Duitsland van voor de eerste wereldoorlog thuishoorden. De

tegengehouden. Een dergelijke rechtsorde zal onvermijdelijke weerstanden en tegenstanden oproepen. Geen misdadiger zal zich vrijwillig en vrolijk aan een tegen hem gerichte wet onderwerpen.

Een internationale rechtsorde vraagt noodzakelijk om doorbreking van nationale autonomie en ook om een wijs, maar krachtig ingrijpen ondanks nationale gevoeligheden.

Dit geluid zou ik van onze delegatie hebben willen horen. Welke invloeden spelen toch in onze regering zo’n sterke rol, dat in de kwestie-Franco en in de kwestie Zuid-Afrika de Nederlandse delegatie zo klein en teleurstellend naar voren treedt? Of is er een verband tussen beide gevallen? Is Zuid-Afrika een „binnenlandse aangelegenheid”, omdat ook Spanje een binnenlandse aangelegenheid moet zijn? Zou er bij onze regering bezwaar bestaan om met kracht een internationale, zedelijke rechtsorde op elk moment te. bevorderen, als daardoor ook aan de overtredingen tegen de rechten van de mens in Spanje een eind zou kunnen worden gemaakt?

Ik zou over deze dingen zo graag eens een duidelijk geluid horen van onze socialistische ministers... Maar dat is natuurlijk ook weer on-politiek gedacht. J. H.

ECHTPARENWEEKEND OP „DE VONK”

Bent u wel eens een huis binnengetreden waar u achter de gesloten kamerdeur hartelijk en gul hoorde lachen? Dit overkwam ons toen wij Zaterdag 7 October de hal van „De Vonk” betraden. We keken elkaar glimlachend aan en we voelden ons of we met velen van een grote familie bijeenkwamen.

Na de opening en de broodmaaltijd hield mevr. De Vries—Steutel een inleiding over; de geestelijke vorming in het gezin. Zij sprak in het bijzonder over de religieuze vorming. Zij ging er vanuit dat er in ieder mens een zekerheid leeft omtrent een oer-macht die ons geschapen heeft, dat er daarom in de mens een diep verlangen leeft om deze goddelijke macht te benaderen en dat er dan ook een contact kan ontstaan tussen de mens en deze hogere macht. Het is uit dit contact, dat wij ouders de moeilijke taak kunnen volbrengen onze kinderen op te voeden. Hierna besprak mevr. De Vries de leeftijd van de kinderen waarop zij het meest openstaan voor de wonderen van het evangelie. Deze perioden zijn de zgn. magische periode, van ongeveer 3 tot 6 jaar en de puberteit. Na deze lezing volgde nog een diepgaande en vruchtbare discussie. De volgende morgen werd door een van de cursis-

ten het voorstel gedaan om een actie op touw te zetten, om de Vonk aan een epidiascoop te helpen. ledereen stemde hiermee in en er werd een commissie gekozen die dit plan verder zal uitwerken. Zondagmiddag hield de heer H. J. Tamsma, jeugdleider der Ned. Herv. Gemeente te Den Haag, een lezing over de geestelijke vorming buiten het gezin. Hij noemde in dit verband niet alleen de Zondagsschool, de kerk en de jeugdorganisaties, maar ook de straat, de school, de bioscoop enz., kortom alles en iedereen waarmee het kind buiten het gezin in aanraking komt. Daarom is het zo belangrijk ons er voortdurend van bewust te zijn, dat door onze daden en door onze woorden de mensen en vooral de jongeren die wij ontmoeten, gericht worden. Ook na deze lezing volgden vele vragen en opmerkingen. Na de avondmaaltijd brak het ogenblik van afscheidnemen aan, maar onze laatste groet was: „tot ziens”.

Moge ik dit verslag besluiten met een woord van dank aan allen die deze dagen voor ons maakten tot dagen van vreugde, tot dagen van innerlijke groei, tot goede dagen in de hoogste betekenis van het woord. A. K.—V. H.