jeugdorganisatie gaat niet alleen dit terrein met haar leden niet op, maar blijft ook tijdens de militaire dienst hoofdzakelijk aandacht wijden aan het geestelijke (en het gezeilige) milieu! Is het dan een wonder dat na de militaire diensttijd het overgrote deel dezer leden niet meer terugkeert in zijn plaatselijke vereniging? Dit nietterugkeren heeft ook andere oorzaken, waarvan de ergste wellicht is dat die leden in de militaire dienst ontdekt hebben hoe geïsoleerd en eenzijdig de jeugdorganisatie is geweest; maar voor nu willen wij als oorzaak óók onderkennen dat deze leden van hun organisatie niet de gewenste en noodzakelijke steun hebben gekregen t.a.v. de sociale puzzle waar ze in moeten stappen!

Men kan natuurlijk zeggen dat er andere instanties zijn die zich daarmede bezighouden. Maar ook dit argument vervalt als overwogen wordt dat zo’n jeugdorganisatie met die andere instanties een nauw en effectief contact zou kunnen opnemen en dat juist dit argument de vorenbeschreven desintegratie van het leven onderstreept.

een desintegratie die zeker niet juist is, maar ’n theoretische constructie moet genoemd worden.

Dit ailes kan hen die veel met deze jongeren in aanraking komen, hevig verontrusten. Omdat het resultaat van deze instelling is, dat er telkenjare weer méér jonge mannen heengedreven worden naar een geestelijk vacuum, dat... de topleiding der organisaties juist zegt te willen bestrijden. Maar wat zij bestrijdt haalt zij zelf binnen, omdat „het geestelijke” niet een te isoieren sector van het leven is, maar een deel is dat niet los te maken is uit het geheel. Men kan onderscheiden; men mag niet scheiden anders dan ten koste van de jongeren en ten koste van het gestelde doel.

Wanneer men weet hoe betrekkelijk weinig de jeugdorganisaties gedaan hebben voor hun leden toen zij in Indonesië in dienst waren, dan het zij nog eens gezegd is het verontrustend te merken hoe men uit de opgedane ervaringen niet die lessen heeft geleerd welke nü een andere visie zouden geven. Sociale bewustwording is

thans minder dan ooit een te verwaarlozen onderdeel; het is een integrerend deel van jeugdwerk dat werkelijk bedoelt de jeugd te helpen. En jeugd dat is die jonge kerel die in dit huidige leven staat, z’n bestaansstrijd heeft, welke door de militaire diensttijd van twee jaar nog verzwaard wordt, en die nimmer te splitsen is in onderdelen, welke door diverse „instanties” zouden moeten worden verzorgd. En het is heel wel mogelijk dat de in de aanvang van dit artikel neergeschreven vrees uiting is van realiteitszin. Immers: als de samenhang tussen Evangelie en sociale vragen niet door de topleiding van de jeugdorganisaties wordt gezien, zal over 10 of 20 jaar het aantal leden dier organisaties een fractie bedragen van het totaal aantal jongeren in Nederland, waarvan dan het overgrote deel niet meer bij een partij organisatie is geïnteresseerd.

Vanzelfsprekend: de organisaties die wel deze samenhang onderkennen en ernaar handelen, niet te na gesproken. A. A. W.

HOOGTEPUNTEN DER EiLMKUNST

Hoogtepunten der filmkunst zijn Russische werken als „Potemkin” en „Storm over Azië”, die een kleine kwarteeuw geleden zijn gemaakt. Nu worden wij weer met deze films welke, om propagandistische redenen en om het moderne bioscooppubliek tegemoet te komen, muzikaal omlijst en van geluiden en dialogen voorzien zijn geconfronteerd. Ja, ’t zijn hoogtepunten gebléven.

Terwijl sommige officiële communistische critici officieel ik weet nooit, of zij het inderdaad menen hun „burgerlijke” collega’s van bekrompenheid beschuldigen, omdat zij de na-oorlogse Russische films niet op één lijn met de oude werken van Eisenstein en Pudowkin kunnen stellen, heeft de communistische publicist Béla Balazs, een der belangrijkste film-theoretici, in zijn laatste uitmuntende ontwikkelingsgeschiedenis „Der Film”, niet bepaald enthousiast over de nieuwe Russische cinematografie geschreven. Hoe kan het ook anders? Vorm en inhoud der jongste Russische filmproducten zijn conformistisch en cliché-achtig; nagenoeg niets is te bespeurén van élan en esprit, van de vrijheidswil en onafhankelijkheid der oude Russische filmwerken.

Voor de na-oorlogse rolprenten uit Moscou schijnen mij deze factoren kentekenend: het duidelijk op de voorgrond plaatsen van een „held”, met de massa als achtergrond (en hélden zijn dan admiraal Nachinow en generaal Suvorow, generaal Koetosow, Pirogow, Iwan de Verschrikkelijke, Glinka, Tsjaikowski en steeds weer opnieuw Stalin), het bewerken van historische gebeurtenissen en de verfilming van boeken (als „Robinson Crusoe”, verhalen van Jack Lbndon, Jules Verne, Gogol, Pusjkin).

Schitterend 'is alleen de toepassing van het kieurenprocédé; ik ken geen technicolors met zo veel genuanceerde schoonheid, als in sommige gekleurde Russische films. Daarmee houdt het echter ook op. Zonder geluid en zonder kleuren waren de oude Russische films. Zij veroverden een wereld, niet omdat hun ideologie revolutionnair, maar ondanks het feit dat zij

revolutionnair was. (Zoals Baldzs zegt.) Niet alleen inhoud en strekking de vorm was eveneens revolutionnair. En hieraan is grotendeels hun succes te danken. Ook de gewone bioscoopbezoeker in de landen buiten Rusland besefte, dat hij hier de geboorte van de filmfcuusf beleefde.

Herinnert u zich nog die eerste Russische films? Hun regisseurs kenden geen „cine-

matografische traditie” waarmee rekening gehouden moest worden. Het „verleden”, glorieus en omwentelend, lag maar vijf jaar achter hen en zo werden hun werken gedramatiseerde documentaires. Zij ontdekten voor het witte doek: de massa die één gezicht had en véle zeer individuele gezichten. Zij ontdekten: het voorwerp.En zie, het werd door hen tot leven gewekt. Een van de sensaties van de Russische film was de bezieling van het materiaal. De regisseur van Hollywood existeert bij de gratie van de „ster”; de speler beheerst het veld, en de regisseur is zijn onderdanige dienaar. De filmmontage is voor ons een doodgewoon ding geworden. Systematisch en func-

het strand

Wij zijn als schelpenzoekers langs het strand: wij leven gaarne bij de kleine dingen;

begerig grijpen wij hun schitteringen, die weer verliest onz’ achteloze hand.

Wij leven aan de kust der eeuwigheid; horen we wel ’t gedonder in de baren.

waarin de wild’ orkaan reeds is t’ ontwaren, die komen kan in onzen levenstijd? We zijn te klein om ’t grote te verstaan;

Gij laat ons leven bij de kleine dingen, bij het vertrouwde, dat ons mag ojnringen; maar help ons, God, toch luistrend stil te staan.

zo, dat Üw liefde in ons hart kan dringen, en sterk wij in Uw stormtij zullen staan.

W. C. JOLLES.