meer stukken van één en dezelfde schrijver in één nummer? Dat ging niet. Zodoende verschenen in dit dappere en door de reactie meest gehate Duitse blad o.m. gedichten, opstellen, polemieken, verhaaltjes van Kasper Hauser, Ignaz Wrobel, Peter Panter, Theobald Tiger en Kurt Tucholsky. Vier nieuwe auteurs? Vier schuilnamen van Tucholsky!

Dit werken onder verschillende pseudoniemen was ook om andere redenen noodzakelijk. „Want wie”, vraagt Tucholsky ironisch, „aanvaardt in Duitsland van een politieke schrijver numor? van een satiricus ernst? van een dromer kennis van de jurisprudentie?, van een auteur van reisverhalen humoristische verzen? Humor brengt bij ons in discrediet!”

Tucholsky bleef in het offensief. Niet omdat hij querulant was, die alleen maar mopperen en critiseren kon. Hij viel aan omdat hij realist en idealist was.

Realist: hij liet zich niets wysmaken; hy zag, dat in de Weimarse Republiek het onderwijs, de rechtbanken, ja het gehele openbare leven, door Pruisendom en reactie beheerst werden, en dat deze mentaliteit, niet alleen voor Duitsland, een niet te onderschatten bedreiging vormde. Hij wist, dat zijn vernuft, zijn opmerkingsvermogen en zijn brillante stijl hem in staat stelden, te schryven op een wyze, die door velen nageaapt, door niemand echter overtroffen werd. Doch het resultaat? Hij was er zich van bewust, dat zijn schryven niet zo erg veel gaf, want Duitsland is een merkwaardig lichaam, „in Duitsland schryven zy mit der Linken (hetgeen betekent: „linkerhand” én „linkerzijde”) en dóén mit der Rechten (met de „rechterhand” en „rechterzijde”).”

En idealist was hij, omdat hy desondanks zijn weg volgde.

Zijn vele vijanden spuwden gif en gal. Vlijmscherp reageerde Tucholsky. Toen Jacobsohn in 1926 stierf, werd de hartstochtelijke vredesstrijder Carl von Ossietzky redacteur van de „Weltbühne”. Hy en Tucholsky zouden thans de lyn van dit blad bepalen. Zij bleef ook nu politiek onafhankelijk, en zij wilde ook nu het gezonde verstand propageren en dienen.

Maar de bekrompenheid van de Pruisische onderdanen was zo groot, dat zij, wanneer haar een spiegeltje werd voorgehouden, hem die zo vriendelijk was de spiegel te houden, wegtrapte.

Tucholsky werd getrapt, bedreigd, verdacht gemaakt. Hij gaf zich niet gewonnen. Hij ging door met het militarisme te bestryden, door middel van zijn vlammende, revolutionnaire gedichten en sarcastische schetsen van zijn waarschuwingen.

Moeten wij de Duitsers kwaïyk nemen, dat zij niet naar hem hebben geluisterd? En hoe was het met het buitenland? Waren, in 1938, Chamberlain en „München” niet het logische „hoogtepunt” van een politiek, die liever naar Hitler en Göbbels, dan naar Ossietzky, Erich Kastner en Kurt Tucholsky luisterde...?

Dit jaar en deze schande heeft Tucholsky niet meer beleefd. Hij verliet voor ’33 Duitslan. Kurt Tucholsky zocht slechts rust; ziek was hij; de weerzinwekkende gebeurtenissen in het vaderland hadden zyn vuur geblust. Hij emigreerde naar Zweden, waar hij op 21 December 1935 voor de laatste maal en nu onherroepeiyk de wyk nam; teleurgesteld en verbitterd ontvluchtte hy dit bestaan.

In Duitsland was gebeurd, wat hij in zyn meest felle en radicale beschouwingen niet had durven voorspellen. Bestialiteit en stompzinnigheid heersten in dit grote land, als nooit te voren. Met zyn afschuweiykheden en absurditeiten was dit derde ryk

één krankzinnigengesticht en een inspirator voor de satiricus. Doch het sarcasme zelfs van de grootste spotter bleek hier ontoereikend...

Tucholsky had de strijd opgegeven. Maar vergeten... vergeten is hij niet. En wanneer wij nu weer zijn beste prozastukken en gedichten, zijn rake typeringen „het ideaal van de Duitser is, achter een loketje te zitten; zijn noodlot: er voor te staan” of: „Wegens slecht weer vond de Duitse revolutie in de muziek plaats” en chansons lezen, beseffen wij, dat deze man zijn volk en zijn tijd zo scherp niogelijk gezien en geschetst heeft. De ook van 1933 tot ’45 zuiver gebleven uitgever Rowohlt heeft in twee bundels „Gruss nach vom („Groet naar voren”) en „Na und...?” („En wat dan n0g...?”) een deel van Tucholsky’s werk opnieuw doen verschijnen.

En, ziedaar, heel die tijd, „historisch” geworden ondertussen en toch maar enige jaren achter ons liggend, staat weer op. Beklemming maakt zich van ons meester, wanneer wij deze kanttekeningen herlezen. Beklemming én bevrijding. Blijven de grote satirici niet altijd actueel? Terwijl de namen van hun tegenstanders in vergetelheid geraken, leven zij, de spotters, die ons de beelden dier potentaten en potentaatj es hebben nagelaten.

Deze man is geen nihilist. Hij heeft In het gezonde verstand geloofd. Geloofd in zijn uiteindelijke overwinning. Geloofd in een béter Duitsland: tot 1933... Optimist was hij veeleer, hij de pamflettist, de dichter, de „Weltbühne”-medewerker. „Wie lacht, weet meer van de tranen, dan hij die weent”, zegt Uilenspiegel in een na-oorlogs toneelstuk van Günther Weissenborn, dat binnenkort in ons land opgevoerd zal worden. Tucholsky kende de tranen, de noden en verlangens der armen, der onderdrukten.

der in gevangeniscellen opgeslotenen, der oorlogswezen, der arbeidersvrouwen die zwangerschap als het begin van nieuwe zorg vrezen. Hij kon haten, omdat hij een fanatiek bondgenoot van recht en rechtvaardigheid was. Zijn klachten en aanklachten werden door zijn scherp vernuft én door zijn mede-lijdend hart gedicteerd. Hitler, de belichaming van alles, wat door Tucholsky gehaat en bestreden werd, heeft „desondanks” de overwinning behaald. Was de strijd van Tucholsky, Ossietsky en de anderen die eerlijk bleven, derhalve vergeefs?

Ja en neen. Vergeefs, wat hun eigen tijd betreft. Niet misschien niet vergeefs, wanneer wij ter harte nemen de lessen (en ze zijn het tegendeel van moraliserende tractaatjes!) ook van een man als Kurt Tucholsky.

Vijftien jaar geleden is hij voorgoed van ons weggegaan. Hij heeft, helaas, niets van zijn actualiteit verloren. Er is nog zó veel, wat belachelijk is. Nog zo véél, wat belachelijk gemaakt zou moeten worden. H. WIELEK

VERANTWOORDING Ontvangen giro-betaling voor Geschenk-abonnementen: A. v. d. H. ƒ 100, mevr. N. N. ƒ2O, C. M. v. ’t H. ƒ5, ir G. V. A. ƒ2,50, L. H. ƒ3, F. J. R. ƒl, C. E. P. V. B. ƒ5, M. A. B. ƒ2.50, A. v. S. ƒ3. Hartelijk dank.

DRINGEND VERZOEK Zendt geen berichten, de administratie betreffende, naar Roerstraat 48 111, maar uitsluitend naar Hekelveld 15.

LEZERS Wij komen exemplaren te kort van de nummers van 9 en 16 December. Wie helpt? Red. secr. Roerstraat 48 111, Amsterdam.

CURSUS LEVENSVOORBEREIDING

Het vormingscentrum „De Vonk” te Noordwijkerhout organiseert van 26 Pebr. tot 24 Maart 1951 een cursus voor meisjes van 18 jaar en ouder. Het onderwerp van deze cursus luidt: Levensvoorbereiding.

De kosten zijn ƒ65. voor de hele cursus, en ƒ35.— voor de halve. Via een spaarsysteem kan men ook voor een gereduceerde prijs deelnemen. Opgaven en inlichtingen aan de administratie van het Vormingscentrum „De Vonk” te Noordwijkerhout.

LEESTAFELNIEUWS

Prof. dr M. J. Langeveld Verkenning en verdieping, een bundel herdrukken en nieuwe studiën op paedagogisch en psychologisch gebied. Uitgave Muusses Purmerend 1950, 343 blz. / 7.50 ing., ƒ 8.50 geb. Omdat ik dit boek zo waardeer, moet ik beginnen met te vitten: er staan ontoelaatbaar veel drukfouten in; de documentatie is ongelijk; soms is ze academisch en pijnlijk nauwgezet, soms mist de lezer elke nadere verwijzing. Maar dit gezegd hebbende wens ik voor mij te getuigen, dat ik in lange tijd geen boek heb gelezen over paedagogiek en psychologie, dat me zoveel heeft geleerd, waarin ik zoveel met instemming heb geiezen, dat me zo aan het denken heeft gezet. Het is een bundel van 25 losse opstellen en niet iedereen zal alles interesseren. Ik moet er overigens aan toe voegen, dat het boek vaak zware kost is. Men moet mij goed verstaan: te allen tijde zijn er begaafde opvoeders geweest en grote kenners van de menselijke ziel en zij hebben hun inzichten vaak meegedeeld op algemeen begrijpelijke wijze. Maar deze gebieden zijn vak-wetenschappen geworden; nog is er ruimte voor de wijsheid der ervaring, maar het blijkt hoe langer hoe meer ontoelaatbaar te zijn dat ervaring en wetenschap in een zonderling ratjetoe opgediend worden tot heilloze consumptie van de goe-gemeente. Langeveld doet pionierswerk door zorgvuldig deze terreinen wetenschappelijk af te bakenen, de aanmatiging der psychologen, die zich zonder meer als paedagoog opwerpen, te ontmaskeren, en de lijnen te trekken van een paedagogiek, die de ervaringswijsheid methodisch te verwerken krijgt, maar deze tevens gezuiverd heeft van al die ongerechtigde veralgemeningen, zo typisch voor de zgn. man van de praktijk. Zijn boek is een boek voor vakmensen. Als ik er nog een persoonlijke indruk uit meedeel is het deze, dat de lezing ervan soms deprimerend

werkt: wat weten we nog weinig en wat knoeien we met de kinderen, die we beweren op te voeden, maar de S. is de eerste om ons te troosten met de idee dat een kind gaaf kan opgroeien ondanks onze paedagogiek. J- G. B.

Dr G. J. Heering, Geloof en Openbaring, derde druk 1950, Arnhem, Van Loghum Slaterus Uitg., thans in één deel van 495 blz. geb. ƒ 12,50. Dit boek van de Remonstrantse emeritus-hoogleraar is voor een brede schaar van theologen, talrijker dan die der Rem. broederschap en ook die der vrijzinnigheid, reeds een standaardwerk geworden; het sluit een tijdperk af, en luidt een nieuw in. De derde druk is, wat het eerste deel betreft, belangrijk ingekort, wat het tweede deel aangaat, uitgebreid met een m.i. bizonder geslaagde paragraaf over Jaspers, waardoor het nog sterker dan in de vorige edities mee spreekt in de geestelijke strijd van het heden. De grote verdienste van deze dogmatiek is n.m.m. gelegen in de levende verbinding van met zichzelf en de oer-vragen van het leven. In de eerste druk reeds was sterk sprekend het hoofdstuk over Het Evangelie, even wetenschappelijk verantwoord als diep godsdienstig het blijft een pracht stuk ook voor niet-theologen leesbaar (met enige inspanning kunnen ontwikkelde en wezenlijk geïnteresseerde niet-theologen de gehele tekst wel verwerken.) Het wil mij voorkomen, dat een vrijzinnige theologie niet meer achter Heering terug kan, indien zulk een theologie althans Christelijk wil zijn; zij die ter linker zijde H. bestrijden en aanklagen, moeten eerst iets op tafel leggen van formaat wil hun beweren ernstig worden genomen. Ik acht het wel mogelijk en zelfs vanzelfsprekend. dat een jonge generatie op de in dit boek gegeven verworvenheden, verder gaat. Dat bewijst intussen, dat hier een meer dan gewoon werk voor ons ligt. W. B.

DAME, 53 JAAR, dipl. A, zoekt passende werkkring bij dame-alleen of ter verpleging of vervanging van de huisvrouw. Brieven onder no. A-929, N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam.

Jonge vrouw, 36 j. met z. 11 j., z. goede huisvr. met pr. ref., zoekt plaatsing als HUISHOUDSTER,

ook graag in moederloos gezin. Br. onder no. A-903, N.V. de Arbeiderespers, Hekelveld 15, Amsterdam.

«.V, BE «EBEIBIEEFEIH A'BMÉ