IN EIGEN KLEINE KRING

2

De vorige week schreef ik, dat wij onze opdracht als Christenen en als Socialisten volbrengen op twee terreinen: dat van de eigen kleine persoonlijke levenskring, van intiem leven, gezin en dagelijkse arbeid; èn dat van de wereld van nu met haar noden, haar onrecht en haar leed. Beide hangen met elkander samen. De ontwikkeling der maatschappij hangt evenzeer af van ons persoonlijk inzicht en ons persoonlijk levensgedrag als omgekeerd: wat er van de mens in deze wereld wordt, zal afhangen van de vraag, in hoeverre de gerechtigheid en de liefde in de wereld toeof afnemen.

Wij hebben ons dan ook verzet tegen de individualistische beschouwing, die de levensopdracht van de mens beperkt tot het terrein van de eigen kleine kling, In de verwachting, dat alles terechtkomt en de wereld beter wordt, indien ieder in eigen beperkte kring doet, wat God daar van hem eist. Wij hebben dit zó gezegd, omdat wij de noodzaak hebben ingezien van partijen en organisaties, die machten zijn in de samenleving, in staat om tegenkrachten te vormen tegen kapitalisme, militarisme, imperialisme en andere -ismen, waaronder de talloos velen overal ter wereld lijden. Zonder deze tegenkrachten, die de samenleving willen omvormen in de richting van een broederlijke gemeenschap, zal er „vanzelf” in de wereld niet veel ten goede veranderen. Dit geeft het goed recht aan alles, wat vdj doen buiten de eigen kleine kring. Nu valt hier echter nog iets meer over te zeggen. Wat ons thans, in de na-oorlogse (vooral geestelijke) malaise, vaak opvalt is, dat het verlangen om zich te beperken tot de eigen kleine' kring óók merkbaar is juist bij hen, die zich lang geleden hadden losgemaakt van het individualisme en die lange tijd een actief aandeel hadden gehad in de strijd en de arbeid van organisatie en vereniging en partij. Zij hebben geweten van een taak in de rampzalige tijd en hebben er hun krachten aan gegeven. Zij hebben stuwend gewerkt door hun inzicht en hun daad. Zij hebben aan de strijd kleur en gloed gegeven doordat zij er met heel hun gevoel bij betrokken waren. Nu echter zijn de tegenwerkingen, de rampen, de slagen van deze tijd te zwaar op hen neergekomen en zakken ze in. Wij horen de tonen van teleurstelling en verslagenheid bij mensen van de jeugdbeweging (vooral de ouderen der jeugdbeweging), bij socialisten van allerlei slag, bij kerkelijken van velerlei richting. Zij vragen: wat geeft het allemaal? Wat heeft het voor resultaat? En de tvdjfel aan het resultaat van de strijd wordt tvnjfel aan de zin van de strijd. De wereid gaat toch haar eigen gang, ook zonder, maar evenzeer met ons. De machten, die haar beheersen en leiden, zijn blijkbaar onaantastbaar. Meer en meer gaan de wapenen beslissen en gehoorzamen ministers aan generaals. De vreugdevol begroete bevrijding van Indonesië wordt misbruikt door het machtsstreven van kleine groepen en bedorven door onbekwaamheid en prestige-waanzin. Militaire uitgaven zonder grens belemmeren de sociale vooruitgang ten nadele van hen, die aan het eenvoudigste nog niet toekomen; toenemende vrijheid van onderneming en handel dreigen de inkomensverschillen wederom te vergroten en bitter onrecht te doen gevoelen. Zozeer zal de algemene

verarming toenemen, dat straks in vele landen van Europa grote volksgroepen geen deel meer zullen kunnen hebben aan de tegen de communisten wellicht succesvol verdedigde vrijheid en democratie, Aldus zouden wij nog een tijdje door kunnen gaan om begrijpelijk te maken, dat velen, met wie wij ons min of meer geestverwant voelen, door de gang van zaken in de na-oorlogse wereld, die zoveel van het verworvene te loor deed gaan, verbijsterd werden en de moed opgaven.

Nu zien wij bij hen juist dat terugtrekken in de eigen kleine kring, dat misschien geestelijk gezien een van de meest trieste dingen is, die men kan beleven. Als de eigen politieke partij zonder reserve zich laat meezuigen in de bewapenings-jacht, wat zouden wij dan nog langer deel hebben aan de strijd van deze partij? Als de nieuwe koers in de kerk misbruikt wordt voor het versterken der machtsposities van richtingen, waarom dan nog langer ons druk maken voor een kerkelijk gesprek en voor de oecumene?“lk beweer niet, in te stemmen met deze uitlatingen, die meer hartekreten dan oordelen zijn. Ik geef ze alleen even door om te tonen, hoeveel ontmoediging er is in vele gelederen. En vooral om begrijpelijk te maken, dat velen zich terug gaan trekken in kleine kring. Misschien is het dddr nog mogelijk, iets van mijn christelijke opdracht te verwezenlijken. „Misschien” want ook de eigen kleine kring is aangetast, ook het gezinsleven is bedreigd door ontbinding, ook de dagelijkse arbeidskring wordt verbrokkeld door maatschappelijke tegenstellingen en politieke gevoeligheden, waardoor de mens niet meer de mens naast zich zien kan. En toch: op de kleine kring is de hoop van velen gevestigd. Niet alsof zij voor de grote wereld hier iets van verwachten. Maar omdat zij hier nog een beschut plekje vinden te midden van het woeden der wereld; een plekje, waar een mens werkelijk mens kan zijn, waar een christen christelijk kan leven .

„In de eigen kleine kring” het is hetzelfde geluid als van hen, die nooit inzagen, dat voor maatschappelijke ver-

nieuwing strijd voor nieuwe instellingen en samenlevingsvormen nodig is; van hen, die eigenlijk niet verlangen naar maatschappelijke vernieuwing, omdat zij geen nood kennen, die dit verlangen wekte. Hetzelfde geluid en toch anders! De verbijsterden van onze tijd trekken zich terug, niet omdat zij het verband tussen een persoonlijke levenstaak en maatschappelijke hervorming niet zien; doch juist omdat zij het zo goed gezien hebben en tevens hun onmacht voelen. Zij zijn niet degenen, die geen aanval op de wereld wensen; maar de aanvallers, die verslagen werden. Wanneer wij dit geluid thans horen bij velen, van wie wij het niet verwachten, dan behoeven wij hier niet de triomf van het individualisme in te vrezen; het is slechts de noodsituatie der pessimisten, die hieruit spreekt. Het zijn de slechtsten niet, wier gevoelsleven vol cynisme loopt en wier houding défaitistisch wordt. Het zijn vaak de meest actieven, ook de emotionelen. Het zijn zij, die braken aan hun idealisme en nog niet herboren werden in een ootmoedige geloofsovergave aan Gods Koninkrijk en aan de opdracht, die vandaar uit wordt gegeven en blijft gegeven door alle teleurstelling heen.

Nu zou het gemakkelijk zijn om hier met een opwekkend woord te eindigen. „Volhouden maar, jongens!” Dat doe ik niet. Ik zou het immers doen met dat gemak, waarmee men heenloopt over een diepe geestelijke nood van deze tijd, een persoonlijke nood als neerslag van de wereldnood. Dat is onbarmhartig. Wij nemen daarentegen de terugtocht der verslagenen volkomen ernstig. En verwijzen op het ogenblik alleen maar naar dat, wat wij met Kerstmis hoorden: dat Hij is geboren, die met ontferming is bewogen ook over de verslagenen in eigen kleine kring. Niet alsof de goddelijke ontferming een oplossing zou zijn voor de hier besproken moeilijkheid. Niet als stichtelijke dooddoener. Alle oplossingen zijn bovendien betrekkelijk. Wij wijzen er alleen maar op, omdat het laatste woord is aan Hem, die in de mens van deze tijd met zijn onopgeloste moeilijkheden een welbehagen heeft. Het woord „verlossing" zegt dan ook meer dan „oplossing”. Het opent een uitzicht op een Rijk, waar voor verslagenen overwinning is. Wij komen hier dan ook niet anders uit dan in het geloof, dat zich over de gebogen mens van deze tijd een God heeft heengebogen, in Liefde en ontferming.

H. J. DE WIJS

Briefwissding

We geloven dat de actie voor Tijd en Taak, na de fraaie prijsverlaging door de directie van de Arbeiderspers, succes gaat hebben. Soms bereiken ons brieven, te mooi om er niets uit mee te delen, soms krijgen we van lezers, die geen kans zien propaganda te maken, geld voor gratis-ataonnementen; degene die ons ƒ 100 zond, staat nog aan de spits. lemand anders schreef ons daarbij: „Mijn gezondheidstoestand staat mij actieve medewerking aan propaganda buiten mijn woning niet toe. Mijn grote belangstelling voor ’t mooie blad doet mij u van harte succes wensen met de verspreiding ervan...” (ƒ 20 voor geschenk-abonnementen werd gegeven).

Een ander: „Tot mijn spijt heb ik nog geen nieuwe abonné kunnen winnen, maar ik zal nog een laatste poging doen”. .. _i -r-r _ r. 1 i iTr

Weer een ander: „Het is overigens zeer moeilijk nieuwe abonné’s te werven, daar men veel beschikt over portefeuille-literatuur. Tijd en Taak is het echter overwaard gelezen te worden, een reden, die me aanspoorde er op uit te gaan. Onder m’n gereformeerde Bonders is het echter moeiUjk deze „verleidingen” te propageren”' (volgde opgave van

nieuwe abonné). Een ander: „Tot m’n grote vreugde kan ik u een nifviiwp abonné onETeven...”

nieuwe aoonne opgeveii... Haast beschamend voor jonge lezers is een uitvoerige brief van een oud man, die, nadat hij een hele lijst van nieuwe abonné’s overlegt, nuchter schrijft: „Hoofdzaak van huisbezoek: ik heb prettige contacten gemaakt en aangename ervaringen opgedaan. ’k Wil er nog mee door gaan”. Niet dat het pad der redactie over rozen gaat. Onze vrienden zijn actief genoeg om ons ook de critiek niet te sparen. Op de redactie-vergadering, wordt deze gewikt en gewogen, hoewel het vanzelfsprekend is, dat we niet ieders zin kunnen doen. En overigens, een weekblad, dat nooit een artikel publiceert, waarmee men het gloeiend on-eens is, blijft, vrees ik, beneden de maat. Uit een andere brief:

„Het deed mij inderdaad genoegen van u te vernemen, dat T. en T. wat meer discussie-orgaan zal worden. Ik hoop nu maar, dat velen daarvan gebniik zullen maken”. Tot zover deze bloemlezing. Uw red. secr.