OVER ADAM EN EVA EN DE VARA

In „Vrij Nederland” heeft een zekere heer Huisman uit Amersfoort bezwaar gemaakt tegen het optreden van een conferencier in het programma van „De Bonte Bal” van de Vara op Zaterdagavond. Wat had die conferencier op'zijn geweten? Hij stelde een serie vragen, waarop het publiek met een coliectief ja of neen moest reageren.

Nu gaat het om twee van deze vragen: „Dames, als Adam nu nog leefde, was hij dan naar uw zin?”

„Heren, als Eva met de appel kwam, beten jullie er nu nog in?” De heer Huisman noemt deze vragen smakeloos. Hij zegt:

,Als de Vara wil doorgaan voor de omroep, waarvan ook overtuigde christenen lid kunnen zijn, dient de omroepleider er voor te zorgen, dat dergelijke profane uitzendingen achterwege blijven. En als de P.v.d.A. zich bij voorkeur bedient van de Vara, dan dient het Partijbestuur wel te bedenken, dat de arbeidersomroep niet ongestraft in zijn programma’s kan laten spotten, met wat anderen heilig is.” De secretaris van de Vara, de heer Renge-Imk, heeft de heer Huisman antwoord gegeven.

Hij citeert de beide vragen en zegt dan: „Ziedaar de door de geachte inzender gewraakte tekst, waartegen hij zelfs het bestuur van de P.v.dA. in het geweer zou willen roepen. Kom, kom... De Vara is per jaar zo ongeveer 3000 uur in de aether. Dat in die 3000 uur wel eens een uitlating wordt uitgezonden, die niet de waardering van iedereen heeft, spreekt vanzelf. Maar wat

zouden onze arme tekstschrijvers moeten beginnen, als ze op Eva en Adam, als personificatie van vrouw en man, geen grapjes meer mochten maken. Kom, k0m...” Dat is alles, wat de secretaris van de Vara over de bezwaren van de heer Huisman te zeggen heeft.

Men kan menen, dat de hele kwestie tamelijk onbelangrijk is. Dat zou zij inderdaad zijn, indien ze niet een symptoom was van iets, dat wel heel belangrijk is.

Met de heer Huisman vind ik de beide vragen, die de conferencier stelde, smakeloos.

Wanneer wij de Vara beschouwen als een culturele factor in ons volksleven, kunnen "Wij het alieen maar betreuren, dat men in dit geval zo ver beneden peil bleef. Als socialisten moeten wij als de dood zo bang wezen voor smakeloosheid, waaruit alleen maar gebrek aan cultuur spreekt. Wij verlangen heus niet, dat de Vara een programma geeft, dat voor de doorsnee Nederlandse luisteraar te hoog ligt. Dat men rekening houdt met wat de massa cultureel verwerken Jsan, spreekt vanzelf. De Vara is geen omroep voor een kleine groep culturele fijnproevers. Maar dit mag nooit betekenen en behoeft ook niet te betekenen, dat men vervalt tot vermaak en ontspanning van de meest platte en zouteloze kwaliteit, Daarom vind ik het optreden van de conferencier ver beneden de maat van de socialistische omroep.

Veel erger en ontstellender echter vind ik de verdediging van de conferencier door de secretaris van de Vara.

Hij heeft twee argumenten. De eerste is, dat het vanzelf spreekt, dat

door de Vara wel eens een uitlating wordt uitgezonden, die niet de waardering van iedereen heeft.

Alsof het er ons om te doen is, dat alle uitlatingen van de Vara door iedereen gewaardeerd moeten kunnen worden. Het tweede argument luidt: wat zouden onze arme tekstschrijvers moeten beginnen als ze op Eva en Adam als personificatie van vrouw en man geen grapje meer mochten maken. Dit tweede argument is waarschijnlijk bedoeld als een geestigheid. Het is echter helemaal niet geestig, alleen maar nietszeggend. Als de tekstschrijvers van de Vara er zo voorstaan, zijn het inderdaad wel heel arme tekstschrijvers.

Maar langs het eigenlijke bezwaar van de heer Huisman praat de secretaris van de Vara volkomen heen.

Van de Vara, die toch de omroep voor alie socialisten wil zijn, verwachten wij, dat ze begrip toont voor de overtuigingen van de socialisten, die christen zijn. Dat de heer Rengelink dit begrip niet heeft, neem ik hem niet kwalijk, maar wel neem i e het de Vara kwalijk, dat ze onverdedigbare aardigheden laat verdedigen door ha,ar secretaris, die blijk geeft van de weerzin van christenen tegen deze zouteloze en oneerbiedige aardigheden niet te verstaan en daarom deze weerzin beschouwt als een bekrompenheid en een voor de Vara quantité négligeable. Is de doorbraak dan zo weinig een werkelijkheid voor de Vara, dat ze met eens de geestelijke kracht opbrengt om te trachten de overtuigingen van socialisten, die chnsten zijn, te verstaan^ Laat de weten dat mensen, voor wie de bijbel Gods woord is en die bij de bijbel

TER ZAKE

„En nu merk ik, dat het niet waar is, dat raad duur is. Van alle kanten krijg ik er een penningske van toegestopt.”

(Aart V. d. Leeuw. De kleine Rudolf.)

In deze politiek-spannende dagen is het iemand wonderlijk te moede als hij de kranten van anderen leest. Terwijl H.V.V. enkele spaarzame regels wijdt aan het aftreden van de fractie-voorzitter, en overigens in alle talen zwijgt over de crisis in onze partij, kan men in de kranten der andere partijen gratis adviezen lezen. Ik neem hen dat niet kwalijk, noch het soms onverholen leedvermaak, noch de bezorgdheid over de patiënt. Dat hoort bij het politieke spel; wij hebben ook onze pretjes gehad in de tijd dat het Romme niet best ging in zijn eigen partij, en als ik het wel heb, is het bij de V.V.D. ook niet alles koek .

Maar er zijn grenzen! En die worden door verantwoordelijkheidsgevoel en welvoegelijkheid gedicteerd. Scheps in zijn vragen aan Trouw heeft hierop geappelleerd. Laten we hoven niet teveraeefs (zie H V.V 19-1)! Maar wat doen we met de Telegraaf?

Met diepe instemming het, ik in deJJi.C. hetlndivlduTdat'onder'de 'naam‘pasqnim> in de Telegraaf zijn dagelijkse grollen opspuit. Het had een aanval gedaan op Schermerhorn, waarover deze krant kernachtig oordeelt: „Men kan zich in politieke zin diametraal tegenover deze oud-minister voelen staan, zonder zich nog te willen verlagen tot een peil van mmalistiek, waarin alleen maar wordt geappelleerd aan de

laagste instincten van de massa, en waarop elk greintje menselijk respect voor de tegenstander is uitgebannen.” N.R.C. 17~1. Helaas moet men constateren, dat Pasguino niet de zeldzame vetvlek is die dit krantenpapier ontsiert. De kleinerende wijze, waarop dit blad zich veroorlooft over onze partij te schrijven in een niet-ondertekend hoofdartikel (17-1) doet me weer eens beseffen, waar onze vijanden zitten. Ik stel een onderscheid voor, tussen tegenstanders en vijanden in de politiek. Tegenstanders noem ik hen, die in de politiek van andere grondbeginselen uitgaan dan de onze. Met hen is discussie mogelijk en soms ook samenwer-king. Maar vijanden zijn zij die het politieke spel bederven door beginselloosheid en dit dus (daar komt het op aan ) ook bij anderen veronderstellen. Na een lofzang te hebben gezongen over de oude S.D.A.P. ( ) schrijft de Telegraaf over onze partij: „In en na de tweede wereldoorlog heeft men de beginselen radicaal over boord (en elders in dit zelfde blad illustreert men dit door maar botweg te insinueren, dato.a. de burgemeester van A’dam lid van de P.v.d.A. werd om burgemeester te worden). Velen mgen daarin winst. wU achten het een ver-

Het is also! de TeUgraal in deze regels haar eigen geschiedenis schrijft: „In en na de tweede wereldoorlog heeft men de beginselen radicaal (werboord gezet. Velen zagen daarin winst.”

Herkent u ze, de Heren van de Telegraaf, de trouwe kampers voor von Kempen? Het penningske van hUn missen. korzeliue aaa

Drie bedankjes

herdenking van het eerste Partii van de Arbeid een , 125.000 davert kolommen van dag- en weekblad herinnkies '

...... al die persreaclezen Omdat ik weet dat veel van eeschriif bii zonder weinig invloed , ® -, I , allemaal zo zwaar heeft, neem allemaa^^ op hoek bepaSd ghtigé tot wisSÏÏ thiiÏÏng zeggen- hè,, dat ° hebben die blais daar afbraak. Meer gelijk hebben me bia g moeiliikheden die in \relke partij, beid leven, behandeld worde .

Die tot^'ovSpolitieke leven. Niet alleen van de Partij van de Arpeia

bedanken J dS Sen enkL’ leialle achting g . g _ dende Imiotie m f eenïgevef vaS een gegeven mu