De harde feiten en onze houding

J. J. BUSKES JR

De harde feiten en onze houding, zo luidt de titel van het artikel van onze redactie-secretaris in „Tijd en Taak” van 20 Jan., een getuigenis, dat ik omzijn ernst en eerlijkheid waardeer, maar waartegen ik toch, hopelijk met even grote ernst en eerlijkheid, neen zeg.

Het is mijn bedoeling niet, om met Bomhoff te discussiëren. Wij hebben dat in persoonlijke gesprekken al zovele malen gedaan, dat het een toneelstukje zou worden, indien wij het in het publiek nog eens deden. Wij weten, wat wij aan elkaar hebben.

Ik wil naast en tegenover zijn getuigenis het mijne omdat ik het niet aanvaarden kan, dat in een weekblad voor evangelie en socialisme zijn getuigenis voor de bewapening als het eerst nodige onweersproken blijft.

Collega De Wijs heeft in het vorige nummer op het getuigenis van Bomhoff als socialist gereageerd.

Laat ik het ais christen mogen doen, dat wil zeggen als één, die in Jezus Christus gelooft als de Heer en de Rechter der wereld.

Ik kan het artikel van Bomhoff niet anders waarderen dan als een uiting van wanhoop. In zekere zin is dit een positieve waardering. Het kan voor Bomhoff geen vreugde zijn geweest, dit artikel te schrijven en te moeten schrijven. Ik ben er van overtuigd, dat hij veel liever anders geschreven had. Wie Bomhoff kent, weet en voelt dat hij dit artikel met innerlijke tegenzin heeft geschreven. Hij is socialist en hij is christen. Het laatste is in dit verband nog belangrijker dan het eerste. En het is heus geen vrolijke opdracht, om als christen en socialist in een weekblad voor evangelie en sociaiisme het pleit te voeren voor bewapening als de voornaamste taak, die wij ais christenen en socialisten in deze tijd hebben.

Het kan mij soms geweldig irriteren, dat de bewapenaars altijd weer zeggen, dat zij de bewapening propageren met een bloedend hart en dat zij er niet van slapen. Bomhoff zegt zulke dingen niet, maar ik geloof, dat zij voor hem gelden.

Bomhoff vraagt: als iemand nog een uitweg weet, om aan de noodzaak der bewapening te ontkomen, laat hij het dan snel zeggen, de tijd dringt! Bezwaren tegen de bewapening, voegt hij er te recht aan toe, zijn geen remedie en geen uitweg.

Wanneer de discussie op dit vlak gevoerd wordt, antwoord ik heel openhartig: ik heb duizend bezwaren, maar ik weet geen uitweg!

Ik hoor de bewapenaars niet Bomhoff al juichen: zie je nu wel, zelfs de mensen van Kerk en Vrede weten geen uitweg! Ze juichen te vroeg.

Mijn antwoord, dat ik geen uitweg weet, heeft een bepaalde betekenis, een heel andere, dan de meesten vermoeden.

De wereld van het Westen heeft nog nooit anders gedaan dan de oorlog als laatste remedie (ultimum remedium) tot oplossing van internationale geschillen te aanvaarden. De wereld van het Westen heeft nog nooit anders gedaan dan, de vrede willend, de oorlog voorbereiden en, als het er op aan kwam, geloven in het oorlogsgeweld.

Dat geldt zeker niet het minst voor de verhouding van de wereld van het Westen tot

Rusland en het communisme. Hetzelfde geldt voor Rusland en het communisme en hun verhouding tot de wereld van het Westen. Daarom bewapent Rusland.

Daarom bewapent de wereld van het Westen.

Op deze weg is geen stilstand mogelijk. Wie uit overtuiging één voet op deze weg zet, moet hem met of zonder tegenzin, met of zonder bloedend hart, gaan tot het bittere einde toe en dan bloedt niet alleen zijn hart. Wie in het geweld als laatste remedie gelooft, moet bewapenen en wie bewapent, moet het goed doen. Anders heeft bewapenen geen zin. Het komt er op aan de tegenstander in bewapening te overtreffen. Tegenover tien mitrailleurs honderd mitrailleurs. Tegenover honderd mitrailleurs duizend mitrailleurs en zo maar voort. En in de moderne oorlog zijn er nog andere wapenen dan mitrailleurs. Maar het wordt een noodlottige wedloop. Het einde is, dat bewapening het eerst nodige en misschien wel het énig nodige is en dat al het andere op de tweede rang komt. Met een koortsachtige haast wie de pols voelt van de schrijver van „De harde feiten”, voelt, dat deze koorts door zijn bloed jaagt bewegen wij ons voort op deze weg van het eerst nodige. De harde feiten dwingen er ons toe. Bomhoff heeft gelijk, verschrikkelijk gelijk. Maar hij vergeet de vraag te stellen, hoe het komt, dat de harde feiten er ons toe dwingen.

Ik hoor hem al weer protesteren: dat is een bezwaar, maar geen remedie! • Hij heeft gelijk!

Ik bedoel het ook niet als remedie, maar evenmin als bezwaar. Ik wil alleen, wat Bomhoff blijkens zijn artikel zelf ook wil, de situatie analyseren en de diagnose stellen. De feiten zijn hard, maar de harde feiten zijn geen noodlot. De harde feiten vormen samen de geschiedenis, die onze daad is en voor welke wij verantwoordelijk zijn. Daarom had ik van Bomhoff wat meer over de harde feiten willen horen, had ik van hem willen horen, dat het onze schuld is, dat het zo ver gekomen is.

De mensen van Kerk en Vrede, en niet al-

leen zij, hebben van het begin af gewaarschuwd en gezegd, dat dit het einde zal zijn, dat er een ogenblik zal komen, dat men niet anders kan dan waanzinnig bewapenen, meer nog, dat er een ogenblik zal komen en moet komen, dat het gehele bewapeningsapparaat in gebruik wordt genomen en een wereldoorlog een verschrikkelijke werkelijkheid wordt.

Wij hebben echter ook van het begin af gezegd: als het zo ver is en nu is het zo ver moet ge ons niet vragen, een uitweg te wijzen, want dan is er geen uitweg meer! Wij maaien wat wij gezaaid hebben. Om nog een andere bijbelse uitdrukking te gebruiken: de bezoldiging van het geloof in oorlog als laatste remedie is de bewapening en de bezoldiging van de bewapening is de oorlog. Wapens zijn er nu eenmaal om oorlog te voeren en niet om oorlog te voorkomen. Wanneer men in de eerste acte van een toneelstuk een geweer aan de wand ziet hangen, kan men er op rekenen, dat dit geweer in de laatste acte gebruikt wordt. U voelt waar het verschil tussen Bomhoff en mij ligt. Hij spreekt over de harde feiten. Accoord. Maar ik kan over de harde feiten niet spreken, zonder tegelijkertijd over onze schuld te spreken. Dat het zover gekomen is, is geen lot, maar schuld, is niet iets, dat ons overkomt, maar iets, waarvoor wij samen de verantwoordelijkheid dragen.

Maar Bomhoff heeft gelijk: het is niet mogelijk om op het laatste ogenblik neen te zeggen. Wie a gezegd heeft, moet ook b zeggen en hij zal het hele bewapenings- en oorlogsalfabet moeten afwerken.

Wij zijn in deze richting opgevoed en wij voeden op onze beurt onze kinderen in deze richting op. Men heeft ons en wij hebben ons zelf in deze richting gedreven. Het geloof in de oorlog als laatste remedie zit ons in het bloed.

U hoeft er dan ook niet aan te twijfelen. Wat voor een kabinet wij krijgen, liberaal, socialistisch, rechts of nationaal: wij zullen bewapenen. De harde feiten zullen er ons toe dwingen. Al zouden wij er ten gevolge van moeheid of defaitisme uit ons zelf niet

J. B. TH. HUGENHOLTZ

De redactie veroorlove mij enkele opmerkingen te maken bij het eerlijke glasharde doch mij en waarschijnlijk velen verbijsterende artikel van J. G. B. onder bovenstaande titel. (T. en T. 20-1).

Met belangstelling heb ik zijn uiteenzetting gevolgd en hoopte aan het slot een aanduiding te vinden wat nu onze houding als christenen en als socialisten moet zijn t.a.v. de huidige situatie. In plaats daarvan vind ik een houding getekend die in niets verschilt van die van niet-christenen tot de kannibalen toe en van niet-socialisten tot de grofste fascisten: een volkomen gelijkschakeling met de traditionele heidense nationalistische militaristische agressieve defensiemethode.

Als de schrijver in zijn wanhoop (en wie kent die niet als hij zich door het „of-of”- schema bij wijlen gevangen weet) vraagt: „Ziet iemand een andere weg?” en dan evenals een arme gevangene zich allerlei mogelijkheden van ontsnapping afgesneden ziet, eindigt hij met zich politiek te con-

formeren en wat m.i. erger is, zichzelf persoonlijk uit te schakelen en alles „aan God over te laten”...

Deze houding lijkt mij niet socialistisch en christelijk.

Socialistisch niet, omdat ik als socialist het niet kan aanvaarden mij te vergrijpen aan mijn medemensen aan de overzijde van wie 80% op zijn minst behoren tot het arbeidende volk en door de dienstplicht zijn geprest tot het afschuwelijk oorlogswerk; die met mij en met ons allen streven naar een socialistische maatschappij, al is die in Rusland dan nog zo ontaard door de heersende dictatuur.

Ik meen dat de leuze van Marx: „Proletariërs van alle landen” nog steeds zin heeft voor iedere socialist, die boven het provinciale van de nationaliteit uit streeft naar een federaal socialistisch wereldverband der mensheid.

Hoe kunnen socialisten zich dan bedienen van het militaire geweld nog wel in nauwste samenwerking en ten prof ij te van het groot-kapitaal en de meest reacti'onnaire fascistische klieken, waar zij heel goed weten dat een oorlog altijd weer de grootste