Eerst bewapenen?

Men schrijft een artikel als „De harde feiten en onze houding” niet voor zijn genoegen en de innerlijke strijd, die voorafging aan het besef: er mag niet langer gezwegen worden wordt thans voortgezet door een proeve van antwoord aan degenen, die me in artikel of brief tegenspraken. Ds Buskes schrijft over „samen zoeken naar een antwoord”. Welnu, hier is dan mijn bijdrage.

Mag ik voorstellen dat we elkaar niet dan in uiterste noodzaak gaan verwijten geen goed socialist of geen goed Christen te zijn? Ik voor mij wil gaarne toegeven, dat ik noch het een noch het ander ben, maar ik ben tevens achterdochtig genoeg om me te verbazen over andermans stelligheid.

Ter zake! Het aangevallen artikel was kort: er werd veel beknopt in gezegd, er werd nog veel meer als bekend verondersteld. Als ik nu probeer de vraagstukken ordelijk te geleden, dan krijgen we deze reeks samenhangende problemen: 1) is oorlog zonde? zo ja, dan is bewapening zonde, dan is militarisme zonde. Er is hierover binnen het Christendom geen eenheid van mening. De kerkgeschiedenis leert ons, dat het tot nu toe eenlingen en betrekkelijk kleine groepen (bijv. Tertullianus, de Doopsgezinden, de Quakers) binnen het Christendom zijn geweest, die meenden deze vraag bevestigend te moeten beantwoorden. Onlangs nog is in T. en T. verteld, hoe het Centrale Comité van de Wereldraad der Kerken, te Toronto vergaderden (8-15 Juli 1950) zijn goedkeuring hechtte aan het verzet tegen agressie op Korea (zie T. en T. 11-XI-’5O). De Reformatie moge ons geleerd hebben dat ketters soms tegen de officiële kerkelijke uitspraken gelijk hebben, ze hebben dit niet per se. Persoonlijk gevoel ik me in gezelschap van de Kerkvaders en de Middeleeuwse traditie, van de grote Reformatoren en van Karl Barth in goed gezelschap, bij het luisteren naar de stem van God in de Schrift, al ben ik bereid te luisteren naar wat mijn medechristenen, die het niet met me eens zijn, menen te verstaan van Gods Woord. En dan kan ik slechts constateren, dat ze me niet hebben overtuigd.

Een beroep op de beginselen van het socialisme kan ik al evenmin aanvaarden. Als ds Hugenholz uitroept, dat socialisten zich niet mogen bedienen van het militair geweld, dan moet ik hem toch herinneren aan het feit dat het oorspronkelijk socialisme onvervaard op burgeroorlog aanstuurde en dat de socialistische ontmaskering van de oorlog in de nieuwere tijd als imperialisme, nimmer bedoelde de oorlog als middel tot rechtsherstel in beginsel af te wijzen.

2) Men kan van mening zijn, dat oorlog nü zonde is. Deze overtuiging wordt vaak gebaseerd op het feit, dat anders dan vroeger, de oorlog nu een dergelijk afgrijselijk karakter heeft aangenomen (de totale oorlog, de verplichte krijgsdienst, het atoomwapen) dat men zich geen reden kan denken, die het hanteren van dit middel nog toestaat. In dit vlak der discussie liggen de pleitredenen voor algehele ontwapening, voor wereldfederalisme, enz. De moeilijkheid is echter wat te doen, als men, zelf deze mening in beginsel toegedaan zijnde, bemerkt dat de andere partij deze morele bezwaren niet erkent. Wil men dan met een speer (geoorloofd wapen!) een

vlammenwerper (ongeoorloofd wapen!) tegemoet treden? Ik zie dan nog slechts één uitweg: de passieve weerstand (satyagraha) van Gandhi en als Europa daar niet toe in staat is, en dat is het niet, een berusten in het onvermijdelijke.

3) Staande op het standpunt, dat oorlog het laatste redmiddel is tegen onrechtvaardige agressie, rijst de vraag, of nu en hier zo langzamerhand alle andere middelen uitgeput raken en of we ons niet moeten voorbereiden op het allerergste. Bewapenen is niet oorlog willen, maar met oorlog rekening houden; bewapenen bedoelt de oorlog te voorkomen. De strekking van mijn artikel was, te constateren, dat we in dit stadium verkeerden. De lezers hebben het al talloze malen bij onze buitenlandseoverzicht-schrijver kunnen lezen. De kranten, de radio, de regering hebben het gezegd. Nochtans men wil er niet aan. Ik ook niet. Maar ik moet me zelf voorhouden: een beetje bewapenen is dommer dan niets doen. Hier geldt alles of niets.

Als ik in V.N. van 3 Febr. jl. een pleidooi lees van dr Hilda Verwey-Jonker voor een eigen socialistisch defensie-program, dan beaam ik dat ten volle, maar wijs er tevens met nadruk op, dat zij de noodzaak van een defensie-program erkent. Alle bezwaren, die naar voren gebracht zijn tegen de prioriteit van het militaire – nü erken ik: onze historische schuld t.a.v. het communisme, ons wantrouwen tegen de politiek van Amerika, de dictatuur der generaals, de verslechtering der sociale toestanden, enz. enz., echter: ze raken mijn betoog niet. Ik ben dankbaar voor Buskes’ eerlijke vraag: „kunnen en mogen wij hopen, dat Christus ons op deze weg met zijn zegen vergezellen zal?” Inderdaad daar gaat het om! En hier is mijn antwoord. De Christenheid, geleerd door haar grote Voorganger, heeft zich nooit illusies mogen maken over de aard der politiek. Augustinus reeds besefte dat staten niet veel beter zijn dan roversbenden en hij heeft zijn eigen moeite gehad met Jezus’ „Geef den keizer was des

keizers is en Dode wat God is”. Als we de geschiedenis overzien: wat een lange pelgrimstocht door woestijnen van ellende en verdriet, veroorzaakt door oorlogen tussen staten. „Van pest, hongersnood en oorlog verlos ons Heer” bidt de Middeleeuwse kerk. Laten we toch niet denken, dat het leed van vroeger minder erg is dan het onze. We hoeven er het Oude Testament en onze eigen vaderlandse geschiedenis maar op na te slaan. Vroeger betrokken Koningen hele volkeren in hun familie-ruzies, nu hebben we er zelf althans iets in te zeggen, maar daarom zijn we nog niet beter af; en omdat we in een democratisch bewind meedragen aan de verantwoordelijkheid, kunnen we nog niet, als de beslissing eenmaal gevallen is, ter zijde gaan staan. Ja Buskes, het is onze schuld als er oorlog komt, maar niet sedert 325 toen keizer Constatijn het concilie van Nicea voorzat, maar sedert Adam tot zonde verviel. Ik mag mij niet aan de solidariteit met mijn zondige medemensen onttrekken. „Gelukkig zij, die sterven in een rechtvaardige oorlog”, verzuchtte de Christen-dichter Peguy. Gods rijk verwerkelijkt zich, niet ter zijde van de aardse staat, maar er midden in. God heeft gewild, dat wij burgers zouden zijn van twee staten.

Het is zo moeilijk te berusten in Jezus’ vermaan, dat we den keizer moeten geven wat des keizers is. Dat kan ons aardse leven zijn, onze welvaart, onze zoon die in dienst moet. Laten we het leed der moeders niet verzwaren door ook nog te zeggen dat hun zoon, die ten oorlog zich voorbereidt, zondigt. „Gelukkig zij die sterven in een rechtvaardige oorlog”. Geen mensenwerk en zeker geen oorlog is ooit helemaal rechtvaardig, maar pas, als volkomen klaarblijkelijk is, dat een oorlog onrechtvaardig is (en wie zal dat durven zeggen als onverhoopt Rusland ons aanvalt) hebben we m.i. het recht aan de keizer (lees de staat) voor te houden, dat we aan God meer moeten gehoorzamen dan aan mensen. Niet door te vluchten uit deze wereld bouwen we aan het Koninkrijk Gods, maar door een moeizame gang te gaan ook met onze mede-Christenen, soldaten en generaals, diplomaten en poUtici; en dan zeg ik voor mijn part: ja, ik kan en mag hopen dat Christus ons op deze weg met Zijn zegen vergezelt.

Hiermee is niet alles, wel het voornaamste gezegd. J. G. B.

„HET VRIJE VOLK” EN INDIA

Hoe onzeker en weifelend de voorlichting van ons socialistische dagblad is, moge blijken uit het volgende.

11 Augustus 1950 citeert Het Vrije Volk „een wijs woord” van Nehroe: „Wat zullen wij ons met internationale politiek bemoeien. als we er toch geen invloed op kunnen uitoefenen?” en zegt: „Als hij zich aan deze uitspraak gehouden had, zouden zijn bemiddelingspogingen in het Koreaanse conflict en het Chinese vraagstuk niet geleid hebben tot zulk een voor zijn prestige als staatsman gevaarlijke teleurstelling. Er zijn voor India nog zo veel interne problemen op te lossen, dat we pas in de tweede plaats naar buiten kunnen zien... alweer een uitspraak van Nehroe zelf, die hij op het beslissende ogenblik blijkbaar vergeten «

De redactie wijst dan op de moeilijkheden

met Pakistan en besluit: „Hier ligt vooral nog voor Nehroe dankbaarder werkterrein dan de internationale politiek, waarop hij naar wel duidelijk gebleken is toch geen invloed kan uitoefenen”.

Dat was op 11 Augustus van het vorige jaar. 26 Januari van dit jaar schreef de redactie over de eerste verjaardag van de Republiek India. Ongelofelijk, dat in enkele jaren een vooraanstaande positie, als India nu in het gezin der naties heeft, werd opgebouwd.

Wij citeren letterlijk:

„Voor West-Europa en de gehele wereld is de rol, die India in de wereldpolitiek speelt, van uitermate groot belang. Onbetwist de primus inter pares, de eerste onder zijns gelijken, is het in de groep van twaalf Aziatische en Arabische staten, die nu reeds twee maal een belangrijk initiatief heeft genomen te Lake Success. Het zijn initiatieven.