Die rijk willen worden

EEN WOORD OVER HET C.N.V.

Een gesalarieerd bestuurder van één der bij het C.N.V. aangesloten vakorganisaties heeft ontslag genomen op grond van principiële overwegingen. De aanleiding tot dit ontslag heeft hij weergegeven in een brochure van bovenstaande titeP). Zijn grootste bezwaar tegen het C.N.V. is, dat de antithese verdoezeld wordt. In 1947 heeft hij ook reeds een brochure geschreven en daarin gewaarschuwd tegen de samenwerking in de vakbeweging. Hij is toen tot de conclusie gekomen, dat we wel kunnen samenwerken, maar ons zelf hierin moeten beproeven. In het voorjaar van 1950 is hij evenwel voor de ernstige vraag gesteld, of het verantwoord was om nog langer toe te zien en besloot na ernstig en biddend overwegen, een schrijven tot het C.N.V. te richten.

Uit de briefwisseling, waarmede de rest van de brochure gevuld is, willen wij slechts enkele punten aanstippen.

Organisatie van Christenen

De heer B. staat op het standpunt, dat er niet een Christelijke vakorganisatie moet zijn, maar een vakorganisatie van uitsluitend Christenen.

Bij het aanwerven van nieuwe leden voor de Christelijke organisaties vraagt men slechts instemming met de statuten van de desbetreffende organisatie, waarin in vele gevallen staat, dat de Bijbel als Gods Woord wordt aanvaard en de klassenstrijd wordt verworpen. Het moest echter volgens de schrijver van de brochure zo zijn, dat alleen „belijdende” Christenen worden toegelaten.

Het C-N.V. heeft kort na de bevrijding van ons land een brochure uitgegeven, geschreven door de heer Ruppert, waarin o.a. gezegd wordt: „De Christelijke vakbeweging is geen kerk. Zelfs rijst de vraag, of zij een organisatie van Christenen is. Wij weten het niet. Laat ons hopen, dat al haar leden Christenen zijn, maar of dit zo is, onttrekt zich aan het oog van mensen. Maar wij behoeven het ook niet te weten. De Christelijke vakbeweging pretendeert niet te zijn en wil niet zijn een organisatie van Christenen, die zich isoleren”. Volgens de heer Ruppert is ieder, die de Christelijk-Sociale beginselen aanvaardt voor het practische verenigingswerk zou dit betekenen: overleg, samenwerking, bedrijfsgemeenschap welkom in de gelederen van het C.N.V. Zelfs ook, als hij deze beginselen nog onbewust aanvaardt. De samenwerking sluit niet in, dat de Christelijke vakbeweging haar propaganda alleen zou richten op de Christelijke arbeiders. In de eerste plaats weet zij niet, wie Christen is en wie niet (volgens de heer B. is dit in strijd met antwoord 32 van de Heidelbergsche Catechismus) en in de tweede plaats en dit is het belangrijkste mag zij niet rusten, voordat de laatste arbeider in Nederland de Christelijke beginselen heeft aanvaard. Naar aanleiding van deze en andere uitlatingen van de heer Ruppert tracht de heer B. te bewijzen, dat voor het C.N.V. hetzelfde geldt als voor de moderne vakbeweging, namelijk ieder die bepaalde beginselen aanvaardt is welkom en hij kan zijn eigen levens- en wereldbeschouwing

■) „Die rijk willen worden” door A. A. Basoski. 80 blz., prijs /1,25. Uitgave fa. Groenendijk, Rotterdam.

daaronder schuiven. Zijn conclusie is, dat het C.N.V. bezig is, een grote algemene organisatie te worden, groot in ledental, maar zwak in kracht des Geestes, dit is; in gebodenheid aan Gods Woord.

Wering leden P.v.d.A.

In het C.N.V. wordt gediscussieerd over de vraag, wat er moet gebeuren met leden, die tot de Partij van de Arbeid zijn toegetreden. Sommigen menen: „Direct royeren!” Het hoofdbestuur van de bond, waartoe de heer B. behoorde, heeft in een circulaire aan de afdelingen laten weten, dat alleen leden moeten worden ingeschreven, wier levenswandel in overeenstemming met de statuten van de bond is. De bondsleiding is zeer positief van oordeel, dat wie op maatschappelijk terrein kiest voor de Christelijke beginselen en dus voor het lidmaatschap der Christelijke vakbeweging, deze consequentie ook moet trekken op politiek terrein en steun zal moeten verlenen aan één der politieke partijen, die in hun statuten klaar en duidelijk hebben gesteld de gebondenheid aan de beginselen der Heilige Schrift. Dat is toch duidelijk, zal men zeggen, maar in dezelfde circulaire wordt gezegd, dat geen voorstellen tot royement aan het hoofdbestuur gedaan moeten worden. Slechts zal elke poging, die de leden persoonlijk in het onderling verkeer aanwenden om hen, die van een dualistische levenshouding blijk geven, tot de juiste keuze te brengen, worden toegejuicht. Leden van de P.v.d.A. kunnen wel ingeschreven worden bij het C.N.V., voor zover zij, zij het nog slechts „onbewust”, de Christelijke beginselen aanvaarden. Het C. is het met het standpunt van bovengenoemd hoofdbestuur eens en antwoordde op een desbetreffende vraag van de heer 8., dat alleen, als iemand dronken langs de weg loopt, men hem wel moet weigeren, maar dat het C.N.V. niet veel verder kan gaan.

Dialectische theologie

De heer B. heeft nog andere bezwaren tegen het C.N.V. Op de kaderschool is o.a. les gegeven in „Inwendige Zending” door de heer Van Diffelen uit Driebergen. De nieuwe kerkorde van de Hervormde Kerk is nader toegelicht en verder is er gezegd: „In het belijden der kerk te staan, zich te bewegen in, de stroom van dit belijden, is voor de Hervormde Kerkmens belangrijker dan het „hebben” van een zuivere, een complete belijdenis”.

Een gunstig gezind artikel in „De Gids” van September 1948 over de Wereldraad van Kerken, het zich richten tot de oecumenische beweging, de openlijke steun aan de Europese beweging e.d. zijn voor de schrijver van de brochure even zovele aan wijzigingen, dat de invloed van de dialectische theologie reeds merkbaar is in het C.N.V. Hij heeft ook bezwaar tegen het feit, dat het C.N.V. aangesloten is bij het Internationaal Christelijk Vakverbond, omdat dit onder Rooms-Humanistische invloed staat. Het C.N.V. is blijkbaar met het antwoord op al deze vragen en bezwaren van de heer B. wel wat verlegen. Dit antwoord houdt in, dat de heer Van Diffelen voor de nieuwe cursus van de C.N.V.-kaderschool niet weer is uitgenodigd, het verbondsbestuur zich

niet bevoegd voelt, de leden van de P.v.d.A. te weigeren, aan de oecumenische beweging geen steun is verleend, maar alleen aandacht is gevraagd voor het C.N.V. uit propagandistische overwegingen, de Europese beweging gesteund wordt om de economische samenwerking in Europa te bevorderen en dat het contact met het I.C.V. in overweging is.

Het C.N.V. doet of laat alles om maar zo veel mogelijk leden te winnen en meer invloed te krijgen, dus machtsstrijd ten koste van trouw aan de Schrift en de belijdenis der kerk, vandaar de waarschuwing: „Die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in de strik” (1 Tim. 6:9a).

Splitsing in het C.N.V.?

De schrijver van bovengenoemde brochure is kennelijk de spreekbuis van de Gereformeerden van artikel 31 K.0., maar er zijn meer aanvallen gericht op het C.N.V. In het C.N.V.-blad „De Gids” vinden we daarover nogal het een en ander terug. Ds Joh. Franck heeft een boek geschreven en daarin het C.N.V. herhaaldelijk aangevallen. Hij zegt, dat de grondslag van de vakbeweging moet zijn: „De drie Formulieren!” De consequentie zou volgens de redactie van „De Gids” zijn, dat er verschillende Christelijke vakorganisaties zouden komen. In een hoofdartikel in het nummer van 9 Dec. 1950 komt zij op deze grondslag nader terug. In dit artikel wordt de geschiedenis van de Christelijke vakorganisatie opgehaald, waaruit blijkt, dat er indertijd een streven is geweest om één Christelijke vakorganisatie te stichten voor Katholieken en Protestanten. Men kon het over de „grondslag” niet eens worden en daarom is het niet doorgegaan.

Het begin van een eventuele splitsing ligt bij de oprichting van het C.N.V. Ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van „De Reformatie, weekblad tot ontwikkeling van het Gereformeerde leven”, verscheen in October 1950 een jubileumnummer. Ook hierin is een artikel opgenomen, waarin als grootste bezwaar tegen het C.N.V. geldt, dat de grondslag slechts is: „Wij aanvaarden als onze grondslag de Christelijke beginselen en verwerpen mitsdien de klassenstrijd”. In „De Roeper” van 21 October 1950 gaat prof. dr S. U. Zuidema tegen het C.N.V. te keer, omdat dr Thierry op de kaderschool verklaard zou hebben, dat Christendom en Socialisme niet onverenigbaar zijn. De briefwisseling tussen de professor en de heer Ruppert is afgedrukt in „De Gids” van 6 Januari 1951. Men komt tot de conclusie, dat dr Thierry als econoom onder het Socialisme slechts verstaat: „het streven, productiemiddelen in handen van de gemeenschap te brengen”.

Dr Thierry heeft evenwel gezegd, dat het Marxisme wel, maar het religieus Socialisme en het Personalisme niet onverenigbaar zijn met het Christendom. Deze uitspraak ontlokte prof. Zuidema de noodkreet: „Als God het niet verhoedt, zal het religieus Socialisme van dr Banning e.a. de brug vormen, die de kloof tussen het N.V.V. en het C.N.V. overspant en die onherroepelijk het bestaansrecht en de bestaansroeping van het C.N.V. ondermijnt en vernietigt”.

De samenwerking in gevaar?

In verschillende plaatselijke en regionale bladen heeft men kunnen lezen, dat er C.N.V.-vergaderingen zijn geweest, waarin de sprekers de communisten als vijand nummer één en het N.V.V. als vijand nummer twee hebben gebrandmerkt.

Het betreft hier niet een enkele spreker, die een uitlating heeft gedaan, waarvan de krantenverslaggever een onjuiste weer-