waaruit men kan opmaken, dat het gehele ontwerp van wet wel in strijd met de grondwet zal zijn, die immers vrijheid van onderwijs garandeert! Zegt de tweede alinea van artikel 201 niet nadrukkelijk, dat er vrijheid van onderwijs is?

Letterlijk staat er op de geciteerde plaats het volgende;

„het geven van onderwijs is vrij, behoudens het toezicht der overheid en bovendien, voor zover het algemeen vormend zowel lager als middelbaar onderwijs betreft, behoudens het onderzoek naar de bekwaamheid en de zedelijkheid van de onderwijzer, een en ander bij de wet te regelen.”

Er staat dus wel, dat het geven van onderwijs vrij is, maar er staat nadrukkelijk bij: „behoudens het toezicht der overheid”! En dat betekent, dat, als de overheid het nodig oordeêlt, dat er toezicht zal komen, het onder toezicht gestelde deel niet meer vrij is. In onze grondwet is dus een voorwaarde aan de vrijheid van onderwijs verbonden en deze voorwaarde kap. door de overheid gerealiseerd worden.

Hoe dat gebeurt is een tweede kwestie, waarop ik t.z.t. hoop terug te komen. We zullen dan zien of er sprake kan zijn van knechting van bepaalde instellingen dat mogen we nu nog niet beoordelen. Ook het doden van het particulier initiatief zal dan pas goed ter sprake kunnen komen. Slechts een enkel woord hierover en dan nog aileen principieel. Het initiatief kan slechts gedood worden op onderwijs-gebied, als er bijv. voor de leraar niets meer overblijft om zeif te doen, waarmede de leerlingen gebaat kunnen zijn. Verbindt men het initiatief aan de mate waarin het mogelijk is geld te verdienen, dan wordt het anders, maar dan bedoelt men uitsluitend: winstkans en geen werkelijk initiatief. En is het een nadeel voor de gemeenschap, dat de winstkansen kleiner worden? Streven we niet naar conjunctuurbeheersing om gelijkmatigheid in het economisch ieven te krijgen en leidt gelijkmatigheid in het economisch leven niet naar vermindering der winstkansen voor de ondernemers, die toch in wezen alleen maar op winst ondernemevsinkomen mag niet verward worden met ondernemerswinst mogen rekenen, als er een dynamische maatschappij is, of in elk geval als er dynamische factoren werkzaam zijn? En moeten we het winststreven ontzien als het gaat om het algemeen maatschappelijk belang? Initiatief binnen de grenzen der wet lijkt mij meer de moeite waard dan het initiatief, dat niet hoger kan komen dan het winststreven. Vrijheid van onderwijs— ja, maar binnen de grenzen der wet! Moge de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen met een wetsontwerp komen, dat berustend op het advies van deskundigen en niet alleen op dat van belanghebbenden in het belang is van het gehele Nederlandse volk, in het bijzonder de jeugd, die gedwongen is van het particulier onderwijs gebruik te maken.

Het particulier onderwijs zelf heeft jaren geleden al niet begrepen, dat het zich moet organiseren, dat het in „Vak-verband” moest worden gebracht, toen het daarvoor de gelegenheid kreeg zich te organiseren door het particulier initiatief van een der leiders. De ruzie op het gebied van de examens ik moge als voorbeeld noemen de examens voor de stenographie- en machineschrijven is zo groot en binnen de kring van de belanghebbenden zo ingrijpend geweest, dat het particulier handelsonderwijs niets anders verdiend heeft, dan een wettelijk ingrijpen. De goede leiders onder hen zulien zich weten te handhaven, daarvoor ben ik niet bevreesd.

C. t. H.

FRANKRIJK NAAR RECHTS

De gedwongen derde macht

Deze Franse verkiezingen zijn wel erg vreemd geweest. Links en rechts is danig door elkaar geschud; ook de linkse en rechtse principes. Want door de thans toegepaste kieswet zijn er talrijke uiterst vreemde, en met elkaar strijdige belangencombinaties ontstaan, die aan de zuiverheid van de politieke overtuigingen veel afbreuk hebben gedaan. Zoals bekend bepaalt de na veel geharrewar en gemarchandeer in de oude kamer aangenomen wet, dat indien in een bepaald district een partij (of partijen die met een gecombineerde lijst uitkomen) de absolute meerderheid behaalt, deze alle in het betreffende district te vergeven zetels krijgt. De andere partijen hebben dan het nakijken, ook al behaalden zij bijv. 49 % der stemmen. Is er geen partij met de absolute meerderheid, dan wordt het evenredige stelsel weer toegepast, en krijgt eik zijn deel volgens stemmenaantal. Met deze wet hebben de partijen der derde macht, de socialisten, de M.R.P. en de radicalen, gehoopt hun positie te kunnen handhaven. Zij zijn er slechts zeer ten dele in geslaagd, ofschoon zij zeker voordeel hebben gehad van deze praktijken.

Deze verkiezingen hebben laten zien, hoe gevaarlijk dergelijke experimenten zijn. En ook, hoe ongeoorloofd. Uiteraard is elk kiesstelsel onvolmaakt, maar deze Franse variatie is te duidelijk opportunistisch om serieus te worden opgevat als een poging om tot een beter stelsel te geraken. Hij .snijdt bovendien te zeer in het hart van het politieke leven om op practische gronden verdedigbaar te zijn. Ofschoon deze practische en deels eerlijke overwegingen wel degelijk bij het tot stand komen een rol gespeeld hebben. De politici der derde macht, die in hun hart behoorlijke democraten zijn, zagen zich gesteld tegenover sterke tegenstanders van links en rechts, waarbij de handhaving der democratische staat in siechte handen zou zijn. Een kwart van de Franse bevolking stemt nog steeds communistisch. Aan de rechter kant deed voor het eerst de beweging van de Gauile mee; een onzekere factor, ofschoon men wel mocht vermoeden, dat de aanhangers van de generaal eveneens qua aantal een kwart der bevolking zouden kunnen benaderen. De uitslag heeft getoond, dat deze veronderstelling lang niet onjuist was. Al is de derde macht niet weggevaagd door de Gaulle, zoals hij meermalen zelf heeft voorspeld, in elk geval ligt het stemmenaantal boven de 20 % en is de R.P.F. de tweede partij van Frankrijk geworden. Voor de democratie was het dus wel van belang om te trachten de meerderheid bij de Derde Macht te houden.

Het probleem is moeilijk genoeg. De parlementaire democratie stond op het spel in Frankrijk. Wat het niet de taak der democraten om op elke wijze te redden wat mogelijk was? Ook als de verkiezingen door de nieuwe zetelverdeling min of meer moesten worden vervalst? Wij hebben langzamerhand te veel meegemaakt om op deze vragen onmiddellijk nee te zeggen. Het begrip „weerbare democratie” is ook bij ons bekend, ofschoon nog niet zo actueel. Toch heeft ook de parlementaire practijk in ons land een uitschakeling van de communisten te zien gegeven. Het voor deze tijd wat steriele ideaal, dat in de democratie elke politieke groep naar de mate

van zijn stemmenaantal invloed moet hebben op het beleid, is al lang verlaten, ook door ons. Maar in het Nederlandse voordeel spreekt, dat wij in elk geval het alternatief hebben van een gezonde, op een werkelijke meerderheid steunende coalitieregering. In Frankrijk is zulks beslist niet het geval.

Thans blijkt overigens, dat de oude coalitie in Frankrijk de gewenste meerderheid nog niet eens behaald heeft, ondanks alle genoemde rekenmethodes. In de eerste plaats is dit veroorzaakt door de geringe eenheid tussen de coalitie-genoten. Te sterk waren de tegenstellingen om de Parijse wens van overal waar nodig tot lijstcombinatie over te gaan in vervulling te doen gaan. In verschillende districten hebben de derdemachtspartijen combinaties aangegaan met o.a. de indépendents, de onafhankelijken, het Franse woord voor conservatieven. In andere districten hadden de leiders fe veel ruzie met elkaar om samen te gaan, zodat zij nu ieder afzonderlijk verloren hebben. In sommige districten zijn de onafhankelijken met de Gauliisten een verbond aangegaan, zodat deze groep de absolute meerderheid en dus alle stemmen in dat district kreeg.

Het gevolg is, dat de derde macht nu om te regeren steun moet zoeken bij de onafhankelijken. Voor de socialisten vooral is dat weihaast onverteerbaar. Zij kunnen zich nauwelijks nog veroorloven nog meer naar rechts te zwenken en het is dan ook in het geheei niet zeker, dat zij op een gegeven moment de oppositie kiezen met een afwachtend welwillende houding ten aanzien van een regering, uit M.R.P., radicalen en onafhankelijken samengesteld. In elk geval zal het touwtrekken der laatste jaren verder gaan, in nog heviger mate.

Het is niet waarschijnlijk, dat de Gaulle duurzaam in de regering betrokken wordt. De Gaulle zal nl. te hoge eisen stellen. Maar de invloed van zijn partij zal zich duidelijk doen gevoelen. De communisten hebben nog voldoende steun om voort te gaan met het zaaien van arbeidsonvrede. Het einde van de ellende in Frankrijk is nog niet in zicht.

Men kan benieuwd zijn naar de wijze, waarop, in zulke benarde omstandigheden, de Fransen verder zullen modderen. Ten slotte zijn de omstandigheden, waarin het land politiek verkeert, in wezen niet nieuw. Er komen andere namen in het spel, andere spelers, maar het spel zelf blijft hetzelfde. En, ondanks dit alles, weet Frankrijk nog steeds een zekere gezondheid te handhaven. Eén punt is echter belangrijk. De invloed van de onafhankelijken, groot omdat zij op de wip zitten, zal vooral waarschijnlijk merkbaar zijn op het stuk der buitenlandse politiek. Meer en meer zal de kloof duidelijk worden tussen de vergaande Franse initiatieven op het stuk van practische internationale samenwerking en de steun daarvoor in het eigen land. Een Schumanplan of een westeuropese Unie leeft niet sterk in de rechtse kringen van Frankrijk. Bovendien zal de geneigdheid om op sociaal terrein werkzaam te zijn en om economisch de nodige ordening aan te gaan veel kleiner zijn geworden.

Het ziet er niet mooi uit, maar het is toch ook niet veel slechter geworden.

H. VAN VEEN