De morele herbewapening en het communisme

Wanneer men Howards „De wereld herbouwd” en Buchmans „Herbouw van de wereld” leest, komt men tot de ontdekking, dat Buchman tegenwoordig bezig is met een wereldactie tegen het communisme.

Het communisme heeft een sterke ideologie.

Tegen deze ideologie hebben we een nog sterker ideologie nodig: de M.H.

Howard vraagt: „Kan de communist voor nieuw denken en leven worden gewonnen?”

Hij antwoordt: „Dat is de vuurproef en het is een belangrijk feit, dat de communisten inderdaad een ideologie aanvaarden, die radicaler is in haar eisen en stelliger haar belofte van een nieuwe wereld nakomt dan de ideologie van Marx, dat is de ideologie van de M.H.!”

„Marxisten komen tot nieuw denken”, is dan ook de titel van hoofdstuk één.

„Ik vind het heerlijk, wanneer communisten zich bekeren en God vinden, maar als Howard van een vooraanstaand communist vertelt, dat die in Caux vond, waarvoor hij jaren gestreden had: de klassenloze samenleving, begrijp ik er niets van. Had hij ons verteld, dat die communist in Caux God gevonden had, dan zou ik dankbaar zwijgen, maar iemand, die beweert, dat hij in Caux een klassenloze samenleving vond, is nooit een echte communist geweest. Want iedere communist en ook iedere christen die iets van de maatschappij weet, weet ook, dat Caux geen samenleving is, laat staan een klassenloze samenleving. Caux is een conferentie-oord.

Eerlijk gezegd, alle getuigenissen van de in Caux bekeerde communisten zijn van hetzelfde soort. Ik weet niet, wat het betekent, wanneer zo’n bekeerde communist zegt: „Zodra de werkgevers gaan spreken met de stem van Caux, is de klassenstrijd uit de tijd! Ik meende, dat de klassenstrijd een feit' was, het resultaat van bepaalde klassentegenstellingen, een feit, dat niet door woorden, maar alleen door daden ongedaan kan worden gemaakt en dan niet door daden van enkelingen, maar door daden van de gehele maatschappij. Klassentegenstellingen worden niet opgeheven door

de bereidwilligheid, zelfs niet door het geloof van enkelingen, maar alleen door veranderingen van de maatschappelijke structuur. Maar daarover zwijgt Buchman in duizend talen. Daarover wordt blijkbaar ook in de stille tijd niets gezegd. Het woord democratie krijgt geen enkele inhoud. En dan kan Howard wel zeggen: „In Caux komt het antwoord op het communisme als een levende formule te voorschijn”, ik kan alleen maar antwoorden, dat zo’n slogan op mij even weinig indruk maakt als de in Amsterdam zo bekende slagzin: spreek met Winter en het komt in orde. Ik vraag: Vertel mij dan, wat die levende formule inhoudt? Hoe wilt u de maatschappij opbouwen? Wat is uw politiek en sociaal program?

Weer ontving ik vele brieven, waarin mij gezegd wordt, dat Christus toch ook voor mij de weg is. Inderdaad, al zal men, wanneer de politieke en sociale vragen aan de orde komen, moeten zeggen, wat het geloof in Christus in politiek en sociaal opzicht van ons vraagt. Maar laat men nu niet direct boos worden, wanneer ik beweer, dat ik Christus in de boodschap van de M.H. niet vinden kan.

Ik citeer Buchman zelf: „M.H. is de goede weg van een door God geïnspireerde ideologie, waarop allen zich kunnen verenigen. De Katholiek, de Jood en de Protestant, de Hindoe, de Mohammedaan, de Boeddhist en de Confucianist, zij allen vinden, dat zij langs deze goede weg samen kunnen reizen. Het heft hen uit boven hun verschillen naar het niveau van een superieure ideologie.”

Dit is duidelijke taal, maar Christus is volstrekt uit het gezicht verdwenen, Buchman streeft niet eens meer naar een religieuze eenheid, maar, zoals hij zelf zegt, naar een eenheid van religieuze mensen. Ik vind in de boodschap, die hij brengt, niets van zonde en genade, van verzoening door Christus, van Christus’ heerschappij. Vroeger werd er over dit alles nog wel het een en ander gezegd, maar thans gaat het alleen over een nieuwe en bezielde ideologie en over het wereldoffensief tegen het communisme. De ideologie van de M.H. is een syncretische, die principieel heel sterk doet denken aan die van Gandhi, met dit

verschil echter, dat de practische toepassingen bij Gandhi zeer radicaal en concreet waren, terwijl ze dat bij Buchman niet zijn. Bij Gandhi vergeleken is Buchman een tamme en makke figuur, een typisch vertegenwoordiger van onze Westerse, burgerlijke maatschappij. Gandhi gaf een constructief program, tot in de bijzonderheden uitgewerkt. Bij Buchman vindt men niets van een sociaal of politiek program. Daardoor wordt zijn ideologie onwezenlijk.

Het is een levensgevaariijk zelfbedrog, wanneer men meent het communisme met de ideologie van de M.H. te kunnen overwinnen.

Crossman heeft gezegd: M.H. is een godsdienst zonder dogma’s, een politiek zonder beginselen, vlees zonder been!

Wil men er de bijbelse boodschap in herkennen?

Dat kan, wanneer men het met Truman eens is, dat de wereldpolitiek van Amerika gegrond is op de Tien Geboden van Mozes en de Bergrede van Jezus. Het is echter ook mogelijk, dat men zich bij zo’n uitspraak afvraagt, hoe lang het geleden is, dat de president van Amerika de Tien Geboden en de Bergrede gelezen heeft.

De M.H. is typisch Amerikaans en er is een opvallende overeenkomst tussen verschillende officiële boodschappen, die van Amerika uit de wereld in worden gezonden, en de boodschap van de M.H. In de vereenvoudiging van alle problemen tot uitsluitend morele problemen van de enkeling zit een stuk Amerikanisme: de levens- en wereldbeschouwing van een jong, welvarend, agressief, kapitalistisch volk, dat gestuwd wordt door het geloof in de onbeperkte mogelijkheden van persoonlijk succes en een sterk persoonlijk verantwoordelijkheidsbesef. De M.H. is een ideologie, waarmee Amerika behalve met zijn dollars bezig is, de wereld te veroveren. Het is dan ook niet toevallig, dat de M.H. volkomen gelijkgeschakeld is met de militaire herbewapening en de publieke opinie in Amerika.

Een Duitser, die actief meewerkte, schrok er zo van, dat hij Buchman om opheldering vroeg. Het antwoord van Buchman luidde: „Een idee in je hoofd, een kracht in je hart en een geweer in je hand!”

Het is zeker niet toevallig, dat het grote wereldcongres van de M.H., in Juni van dit jaar onder leiding van Buchman in Michigan gehouden, geheel en al tegen het communisme was gericht en dat onder het motto: de wereldrevolutie van het goede is op weg!

Ik eindig met een woord van Van Randwijk, die Caux uit eigen ervaring kent, een woord, waarmee ik van harte instem: „Ik mis in de M.H. Hem, die sinds Golgotha datgene aan de wereld heeft geschonken, waaraan mensen het meest behoefte hebben: zijn barmhartigheid en genade. Van Jezus Christus zegt de Bijbel: en Jezus, de schare ziende, werd met innerlijke ontferming bewogen. Die schare, dat is de massa, en die massa zijn u en ik. In zijn liefde en niet in onze morele inspanning zijn wij overwinnaar. J. J. BUSKES Jr

P.S. Kort geleden spraken prof. Banning en ik voor de radio over de nood en de verwachting der wereld. Wij ontvingen verschillende brieven. Ook een van iemand, die bij de M.H. hoort. Zij stemde met wat wij gezegd hadden van harte in. Zij begreep echter niet, dat ik in Tijd en Taak zo’n critiek op de M.H. geleverd had. De brief, die h&telijk geschreven was, eindigde met

gemenen bate een herverdeling nastreeft van de eerbiedwaardige, historisch-gegroeide eigendomsrechten.

Wee ons, zo de verdediging van het Westen tegen een Marxistisch communisme zou zijn een verdediging van de rechten van de eigendom tegen de rechten van de arbeid,

Er is echter een geheel andere vraag, die we aan communisme en kapitalisme beide moeten stellen: stel nu eens, dat gij communisten het won: „In de plaats van de oude, burgerlijke maatschappij met haar klassen en klassentegenstellingen treedt een associatie waarin de vrije ontwikkeling van iedereen de voorwaarde is voor de vrije ontwikkeling van anderen” (Communistisch Manifest). "Veronderstel, ge zoudt dit bereikt hebben door een wereldrevolutie, met de middelen, die wij van u kennen en die we gemakshalve samenvatten met het woord „terreur”. '

Uw dictatuur van het proletariaat zou zich zelf opheffen. Het is veel van ons voorstellingsvermogen gevraagd, dat wij ons verbeelden, dat uw energieke leiders vrijwillig terug zouden treden in de anonieme schare der arbeiders, maar goed: wij geven u ook deze veronderstelling cadeau. Wat dan? Ik wil u wel zeggen, dat ook dit, uw

ideaal mij weinig bekoort. Een onvoorstelbare luxe zou het deel van allen zijn. 'Weinig arbeid aan machtige machines, ruime ontwikkeling, algemeen comfort!

Men moet ons niet verwijten, dat we ongevoelig zijn voor dit ideaal en zeker niet voor de ethische achtergrond, de opvordering van geluk voor allen, de afwijzing van een maatschappij vorm, die het geluk van weinigen baseert op de nood van velen, Men moet ons ook niet verwijten, dat wij de stakingen breken, omdat ons het leed der scharen niet aangaat, omdat wij vluchten naar een hemel en hier op aarde slechts ons zieltje wensen te koesteren. Maar ons hunkeren is onbevredigd en zal onbevredigd blijven bij elke heilsleer, die niet weet van een menselijke goedheid, uitgaand boven aards geluk. Wij durven niet, in naam van een aardse toekomststaat, waarvan wij de volkomenheid onbereikbaar achten, de eeuwige normen van rechtvaardigheid en naastenliefde te overtreden. Het Koninkrijk Gods zal, als het komen gaat, anders zijn, geheel anders, dan uw klassenloze maatschappij. En daarom geldt bij voorbaat: Wat baat het de mens, als hij geheel de wereld wint, maar schade lijdt aan zijn ziel? ’ J. G. B.