den Heer ' behoort de aarde i en haar B volheid. j Psalm 24 ; 1 / Cffffy

rT«# 1 rmi -m ya en Inak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR BOSTE JAARGANG VAN ~DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 15 December 1951 Nr 12

Redactie: dsJ.J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. Bomhoff

Redactie-Secr. : Roerstraat 48® Amsterdam-Zixid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoff

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet ds H.J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

ibomement per jaarf 5 — ; halfjaar f2,75; kwartaalf 1,50plus f 0,15 incasso. Losse nrsfO,15; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Mm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

Het gelaat van de beweging

Het is goed nu, met de verkiezingsstrijd nog in de verte, het gelaat van de socialistische beweging in ogenschouw te nemen. Het speelt een rol bij de bepaling van de keuze van duizenden, meer nog dan een slagzin, en véél meer dan een program. Niet ten onrechte. Want zoals het menselijk gelaat niet alleen de „ziel” verraadt, maar ook zijn maatschappelijke stand en zelfs zijn geloof, zo vat de mens, onbewust vaak, een beweging samen in één beeld. Dat vertrouwt hij of daarvan heeft hij afkeer.

Zeker, die waarneming is oppervlakkig. Een man met een nors gezicht kan een beminnelijk mens zijn, en wie wij voor handelaar in sigaren hielden, kan zich ontpoppen als professor in de theologie. Het is dom, om op eerste indrukken af te gaan. Maar ze zijn er, en die eerste indrukken functionneren méé in de contacten.

Nu is het de zorg van de leiders, dat de beweging haar ware gelaat toont. Het ware gelaat, dat tevens een aantrekkelijk gelaat moet zijn. Maar ach, wat kunnen de leiders hoe groot hun capaciteiten als schoonheidsspecialist ook mogen zijn daar betrekkelijk weinig aan doen! Want het gelaat van een beweging wordt gestempeld door de rimpels, die de historie geeft, door de conflicten, die haar leven hebben doorwoeld, door de wolken of de zonneschijn, die haar in een bijzonder licht stelt. Daarbij is wat thans gezegd, gedaan en nagelaten wordt, slechts een facet, meer niet. Daar komt by, dat de beweging zelf betrekkelijk weerloos staat tegenover de wijze, waarop anderen haar zien.

Denk aan de Partij van de Arbeid.

De lezer van „Burgerrecht” en „Elsevier” ziet haar als een net aangeklede plebejer, die er boven-öp gekomen is en nu méédoet. Maar zijn tafelmanieren lijken nergens op en wat een accent heeft die vent! Hij pakt zijn machtswil niet in ritselend zilverpapier (zoals hij dat zelf doet) maar in de goedkope watten van verheven, nochtans versleten woorden als gemeenschapszin en rechtvaardigheid. Maar zie hoe hij gulzig eet van de schotel der macht, hoe breed hij

zijn ellebogen poot daaraan ziet gij zijn ware wezen.

De gereformeerde ouderling ziet hem weer anders. Zeker, het gezicht heeft beheerster trekken gekregen. Zijn mond staat minder naar bittere spot dan vroeger. Hij vloekt niet meer en hij houdt zich stil onder een preek. Vroeger ging hij er tegenin, en hield hij zijn eigen preek, wat eigenlijk de gereformeerde ouderling méér behaagde. Want hij vertrouwt hem niet. Hij wandelt nu wel langs de ordelijke wegen van het gecodificeerde recht, maar is dat menens?

De liberale zakenman heeft ronduit het land aan zijn gezicht. Hij ziet het potverdorie overal. Aan het postkantoor, achter het loket, waar hij lang wachten moet (stel je voor!). Aan het grensstation, waar de douanier zijn koffers doorsnuffelt en pijnlijke vragen stelt. In de vorm van het harde belastingbiljet (zijn doodvonnis, zegt hij) komt hij op z’n kantoor. De kerel met zijn in-fatsoenlijke, wat humorloze en zelfbewuste gezicht is er de schuld van, dat hij zijn vleugels niet kan uitslaan.

Dat wij, socialisten, ons in dat beeld niet herkennen behoeft geen betoog. Wél, dat wij ons er rekenschap van hebben te geven hoe tienduizenden een glimp van dat gelaat opvangen, waardoor zij vervreemd worden van een beweging, waar ze krachtens hun strevingen en idealen bij horen. Tegenstanders doen alles, om deze glimp voor het wezen te doen houden en ze geven het vaak een naam, die als dooddoener beschouwd wordt. Op ’t ogenblik is die dooddoener: staatssocialisme, morgen kan die wel geestelijke dictatuur heten.

Laten wij ons er rekenschap van geven, dat voor de gewone man de socialistische beweging méér is dan de Partij van de Arbeid als politieke organisatie. Wij kunnen keurige formules ops|;ellen, waaruit na lange uitleg betoogd kAn worden, dat het Partijbestuur géén verantwoordelijkheid heeft voor wat het N.V.V., de A.J.C. of het Instituut doet, noch voor wat, buiten de politiek om, in „Het Vrije Volk” staat, noch voor wat de V.A.R.A. zegt, de uitingen en gedragingen in al deze sec-

toren bepalen de houding tegenover de socialistische beweging. Dus tegenover de stembus van 1952. Dat is onlogisch, kan men zeggen. Maar ook onlogische zaken kunnen wdèr zijn.

Het moeilijke hierbij is, dat voor tienduizenden juist deze facetten van de beweging een der aantrekkelijkheden van de Partij van de Arbeid vormen. Met het terugdringen van deze glimps zou men velen vervreemden, zonder evenzoveel anderen te winnen.

Zo is de situatie. Die wij niet als een voldongen feit mogen afdoen noch mogen aanvaarden, omdat zij numeriek het meest denkbare succes levert.

Waar ik voor wil pleiten is, dat we de problemen van de klimaatverschillen tussen de verschillende delen der beweging niet alleen constateren maar op hun innerlijke dynamiek bestuderen. Ik wil er voor pleiten, dat het gelaat van de beweging een onderwerp van interesse wordt. Niet alleen en zelfs niet in de eerste plaats uit het gezichtspunt van de propaganda. Maar als bij – drage tot de volksopvoeding. Zegt men: ja, maar dat is toch niet de taak van een politieke partij, dan antwoord ik: spreek toch niet zo formalistisch en kijk naar de functie van de partij en haar bevriende organisaties in het leven van tienduizenden. Naar de niet-politieke functies. En kijk ook naar het veld van problemen, waarop de partij politieke beslissingen heeft te nemen. Tot dat veld hoort ook een grote hoek cultuur.

Het gelaat der beweging wij kunnen het niet zomaar veranderen. Maar wij kunnen wel nauwgezet vragen, waarom anderen ons anders zien dan wij willen. Wij kunnen nagaan wè,t in welke bevolkingsgroepen functionneert ten goede of ten kwade. En al doende zullen wij wellicht constateren, dat het gelaat tóch beter zichtbaar wordt, nl. dat van de gewone man, Nederlander in deze wereld, die met verstandig-getemperd optimisme oproept tot een samenleven, waarin alle mensen behoorlijk gekleed gaan en geen enkel mens een harnas of een keurslijf hoeft te dragen.

L. H. R.