den Heer N behoort de larde I en haar Ê volheid. J Psalm 24 : 1 y

Tyd en Tuah

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE 'EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 50STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 12 Januari 1952 Nr 15

Redactie; dsJ.J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. BomhofF

Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. BomhoflF

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet ds H.J.de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

bonnement per jaarƒ 5,—; halfjaar f2,75; kwartaalf 1,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrs f0,15; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekeheld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

POLITIEK

DAKLOZEN

„Vrij Nederland” van 13 December heeft twee artikelen gegeven, die het probleem der daklozen behandelen. Een van Banning, die de onvruchtbaarheid van de politieke dakloosheid aantoont, ook al erkent hij de waarde van haar argumenten; een van dr J. de Graaf, die verklaart, dat hij accoord gaat met het program van de Partij van de Arbeid op de defensieparagraaf na maar die toch deze partij niet kan steunen, want haar totale oriëntering is fout. Haar oriëntering nl. naar het Amerikaans-militairistisch blok.

„Vrij Nederland” gaat nu door met het publiceren van brieven, die naar aanleiding van deze stukken binnengekomen zijn en het blijkt wel, hoezeer het probleem van de dakloosheid leeft.

Merkwaardig: men spreekt alleen over daklozen in verband met de Partij van de Arbeid. Dat wijst op de bijzondere positie die deze partij inneemt in het politieke leven. Het wijst op het appèl, dat deze partij doet. Natuurlijk, ook andere partijen willen zoveel mogelijk leden hebben. Maar de gereformeerde ouderling, die lid wordt van de A.R. kiesvereniging „Nederland en Oranje”, doet daarmee ternauwernood een stap. Het is voor hem geen nieuwe beslissing, hoogstens een nauwkeuriger uitdrukken van zijn toch al bestaande solidariteit. Het moet, dunkt ons, voor de politieke vorming van ons volk de Partij van de Arbeid tot een eer gerekend worden, dat wie lid wordt meestal wél het gevoel heeft een beslissing van bijzondere betekenis te nemen. Als hij het niet zou doen, dan houdt hij een stuk vrijheid, een stuk on-verplichtheid, die hem anders in de wereld doet staan. Hij weet terdege, dat hij door géén lid te worden meer aan zijn vrijheid gestalte geeft, dan aan zijn solidariteit. En daarom spreekt men ook juist van hen, die krachtens hun denkwijze en hun maatschappelijke opvattingen op de Partij van de Arbeid zijn aangewezen, maar toch geen lid worden, van daklozen.

Maar hebben wij het recht, dat te doen?

Daklozen zijn mensen, die de meest-natuurlijke behoefte in onze cultuur niet kunnen vervullen, nl. te wonen onder een dak, beschermd te worden tegen koude en regen. Het hebben van een dak boven het hoofd is een der grondrechten van de mens der

20ste eeuw, en wij vinden het maar zielig, wanneer de nood zo groot is, dat men geen dak boven het hoofd heeft. Dan zijn er ook nog die andere daklozen, de zwervers van hooiberg tot paardestaï, de asociale avonturiers, die niet anders willen, dan géén dak boven het hoofd hebben, öm op die manier geen enkele vei’plichting op zich te nemen, behalve dan het tot zwijgen brengen van het knorren van hun maag.

Deze beelden komen niet bij mij op, als ik De Graaf tegenkom. Hij heeft een huiselijk dak en een geestelijk onderkomen. Hij heeft alleen géén politiek dak. Ik schat het aantal politiek-georganiseerden in Nederland hoog, nl. op 10% van de stemmers. De Graaf hoort dus bij de 90% stemmers, die allemaal in de kou lopen en er merkwaardig gezond bij blijven.

Het woord „dakloze” voor wie niet politiek georganiseerd is, is dan ook misleidend. Het houdt een verwijt in van de kant van de politieke partijen, in het bijzonder van de Partij van de Arbeid, dat men maatschappelijk slordig iS; zijn plichten verwaarloost, wanneer men geen lid van de partij is. Bij het enthousiasme, dat ik kan opbrengen om voor de Partij van de Arbeid te pleiten de verschijning van het Plan II zou voor mij bijvoorbeeld zo’n aanleiding zijn zou ik nooit zover kunnen gaan. Vooral ook, omdat ik terdege erken, dat het lid worden van deze partij inderdaad een stap is, een beslissing, waar men niet zomaar toe overgaat.

Men denke niet, dat ik de „dakloosheid” verdedig. Ik wil ze alleen maar in het juiste licht stellen.

Het bezwaar tegen het genoemde artikel van De Graaf is afgezien van de feitelijke inhoud, waarover in ons blad reeds véél geschreven is dat hij slechts voor zich zelf en zijn naaste geestverwanten schrijft. Voor hen, die als hét centrale probleem thans de oost-westverhouding zien. De wijze, waarop hierover in en namens de Partij van de Arbeid gesproken wordt is voor verschillende socialisten inderdaad een reden, om zich verre te houden van verantwoordelijkheid. Maar daarmee is het aantal argumenten en gevoelens van de niet-georganiseërde democratische socialisten niet uitgeput. De zwakheid in de cultuurpolitiek, het samengaan met de

K.V.P., het vaarwel zeggen van het marxisme, dat alles kan een reden zijn om néén te zeggen tegen de oproep om lid te worden. En al deze verschillende fieenzeggers dient een ander antwoord gegeven te worden; een antwoord, waar het thans niet om gaat.

Wel zou ik het volgende willen opmerken:

Wie lid wordt van de partij, in dit geval van de Partij van de Arbeid, legt openlijk getuigenis af van de instemming met de grondstrekking van zijn politiek en met de oplossingen van de centrale problemen zoals zijn vertegenwoordigers die nastreven. Met dlle grondstrekking? Neen! Met de oplossing van dlle centrale problemen? Neen! Er is géén 100%ige partijgenoot, zelfs Drees of Vorrink niet.

Banning heeft het in zijn artikel al gezegd: wil het afwijkende gevoelen, wil de verschillende beoordeling van de belangrijkheid der problemen vruchtbaar zijn, dan zal men dit toch dienen te bespreken met hen, die groter verantwoordelijkheid dragen, dan wijzelf. Ik heb wel eens het gevoel, dat de „daklozen” te pretentieus zijn, de politiek te statisch zien, te principieel. Zij lopen bovendien het gevaar hun op zichzelf gerechtvaardigde zienswijze normatief te maken voor het geheel. „Het weegt mij zo zwaar” zeggen zij dan. Maar weegt het, wanneer wij zulk een probleem in groter ruimte stellen, inderdaad nog zo zwaar? Voor mij, bijv. weegt het onvoldoende cultureel aspect, dat de Partij van de Arbeid biedt, altijd bijzonder zwaar. Maar ik weet te goed, dat van een werkelijke actieve cultuurpolitiek geen sprake kan zijn, wanneer de Overheid niet een groter verantwoordelijkheid voor het geheel gaat nemen en er onder andere economische verhoudingen méér aan ten koste legt. De werkelijk politiek-geïnteresseerde democratisch-socialistische „dakloze” loopt het gevaar, dat hij een bepaald aspect van de democratisch-socialistische strijd zulk een zwaar accent geeft, dat het geheel scheef komt te staan.

Ten slotte: Ik geloof, dat de christen, die aan politiek doet, in het bijzonder als hij lid van de Partij van de Arbeid is, in een ander opzicht zich „dakloos” voelt, blijft voelen, ondanks zijn lidmaatschap. De christen heeft in geestelijke zin geen dak boven zijn hoofd. Hij heeft iets van de vreemdeling, de man-op-weg. Hij weet, ergens in de diepte, dat hij hier niet thuis is. Niet beveiligd is, noch tegen honger, noch tegen vijanden. Juist daarom zal hij de onvolkomenheden en begrensdheden in het leven, ook in het politieke leven, gemakkelijker aanvaarden. Want het in wezen niet thuis zijn sluit solidariteit met al die anderen, die op-weg zijn niet uit, maar in. L. H. R.