Churchills reis

Dé gebeurtenis van dit jaar wordt de presidentsverkiezing in de Verenigde Staten. Immers, de koers van Amerika in de wereldpolitiek is voor ons allen min of meer beslissend. Amerika geeft de toon aan en het tempo, in economisch, militair en politiek opzicht. De landen van het Atlantische Pact kunnen nauwelijks uit de pas lopen, laat staan niet meelopen.

De kansen van Truman schijnen nu werkelijk niet groot. De huidige Amerikaanse president, in het begin van zijn carrière min of meer de vage schaduw van zijn grote voorganger Roosevelt, heeft op indrukwekkende wijze aan formaat gewonnen gedurende zijn ambtsperiode. Hij is thans een figuur van betekenis, maar stellig toch ook weer niet van de allure, die onontbeerlijk is om ten derde male het presidentschap te winnen. Ten minste als hij een candidaat van formaat tegenover zich krijgt, Eisenhower bijvoorbeeld.

De Republikeinen hebben met de eerste candidaatstelling Eisenhower geannexeerd. In de staat New Hampshire is hij door deze partij no. 1 geplaatst voor de keuze der Republikeinen omtrent de candidaatstelling. Met of zonder ’s generaals toestemming? Men weet het niet.

Hij zelf zwijgt in alle talen. De enige aanwijzing is wellicht het ongenoegen, dat hij beleeft bij de vorming der Atlantische defensie. De wirwar der Westeuropese belangen en gevoeligheden moet voor de Amerikaan zenuwslopend zijn. Leeft bij hem de hoop ais president te kunnen bereiken, wat als opperbevelhebber vooralsnog illusie is?

De besprekingen Churchill—Truman staan met de presidentsverkiezingen in verband. Churchill wenste, zoals dat ten aanzien van de conferenties met Roosevelt tijdens de oorlog het geval was, een open agenda; d.w.z. de vrijheid om al datgene te behandelen wat hem wenselijk leek. Dit kon Truman zich niet meer veroorloven. Hij heeft zich op een zorgvuldig door zijn raadslieden vastgestelde agenda moeten vastleggen, hetgeen uiteraard een duidelijke beperking van mandaat én mogelijkheden inhoudt.

Aan de reis van Churchill en zijn staf zijn heel wat moeilijkheden voorafgegaan. Ten eerste was de „Queen Mary” te laat om op de vastgestelde dag te vertrekken. De ontzaglijke stormen, die 1951 uitluidden, waren debet. Toen het schip op het punt stond om te vertrekken kwam het bakboordanker van het schip klem te zitten. Om dit euvel te herstellen moesten zelfs enige rompplaten worden losgebrand. Dit kostte weer een dag. Vervolgens ontstond er een betoging van circa 70 varensgezellen, wier verlof er bij was ingeschoten. Ten slotte overleed op weg naar het schip een diplomatieke koerier, met zijn aktentas nog in de hand.

Hoe het ook zij, Churchill is nog op tijd gekomen om de afgesproken inleidende en informele lunch met Truman te gebruiken.

Voor de populaire pers in Engeland was dit alles een buitenkansje, als men het zo noemen mag, nauwelijks overschaduwd door de lotgevallen van kapitein Kurt Carlsen en zijn „Flying Enterprise”.

Voorlopig zullen weinig details over de Brits-Amerikaanse besprekingen bekend worden, dit in tegenstelling tot de bovengenoemde publiciteit betreffende de en-

tourage. Maar ook zonder de precieze Amerikaanse agenda is wel na te gaan wat Churchill op het hart heeft. In de eerste plaats het hoofdthema voor West-Europa, de Duitse kwestie. Gezien o.a. de hardnekkigheid der Amerikaanse pogingen om de West-Duitsers aan een volledige deelneming aan de Westerse verdediging te wennen; gezien ook het al even hardnekkige Amerikaanse verzet tegen het niettemin steeds weer opstekende „neutralisme”, waarvoor in Frankrijk de befaamde „Monde” de spreekbuis is, ligt het voor de hand, dat Truman en Churchill zullen proberen de standpunten van beide landen dichter bij elkaar te brengen. De Britse politiek in Duitsland heeft sinds het optreden van het Conservatieve kabinet nog geen wijziging van betekenis ondergaan. Wij zijn zeer benieuwd welke koers Churchill zal gaan varen. Overigens zal ook de gehele deelneming van Engeland aan de Westeuropese integratie in het geding komen. Een pijnlijk punt voor Churchill, die enige jaren geleden nog kampioen voor een Europese federatie nu weinig zin heeft deze politiek, ten koste van de samenhang van het Gemenebest, ten uitvoer te leggen. Hij heeft dat al duidelijk te kennen gegeven.

Het is niet waarschijnlijk, dat beide staatslieden de tijd nu al rijp achten om met de Sowjet-Unie over een neutraal maar verenigd Duitsland te overleggen. Churchill is zeker de man om de koers te wijzigen, als dat opportuum is en de vrede dienen kan. In zijn machtspolitieke conceptie past een dergelijke daad op het ogenblik, nu de militaire experts nog in ernstige twijfel verkeren over het militaire overwicht van het Westen, ongetwijfeld niet; nog niet!

Het Midden-Oosten is een tweede punt van bespreking. Engeland verlangt Ameri-

kaanse steun, in Perzië en Egypte, en is bereid om Frankrijk in Noord-Afrika te steunen. Naar de geest van het Handvest der Verenigde Naties, een hier en daar kwalijke zaak, maar binnen het kader van de strategie op de korte baan, die het Westen thans beschrijft, wel begrijpelijk.

De Amerikaanse steunverlening aan Perzië, die door Mossadeq ten slotte aanvaard is, geeft een indicatie voor de vruchtbaarheid der Brits-Amerikaanse samenwerking in deze. Ook zal Churchill zijn woordje doen over de Japanse ontwikkeling, die voor het Britse Gemenebest geenszins gevaarloos is.

Dit alles wordt echter overschaduwd door de Britse wens om meer dan voorheen ’n stem in het kapittel te krijgen, Churchill heeft duidelijk kenbaar gemaakt, dat de algehele inschakeling van Engeland in de Atlantische defensie, waarbij Engeland atoombombasis is geworden, de Britse aanspraak op gelijkberechtiging volstrekt wettigt. Engeland wil als gelijkwaardige partner mee kunnen beslissen, of het door een oorlog aan het risico van dit basiszijn wordt blootgesteld.

Het is zeer te betreuren, dat de distantie, die ook de Conservatieve regering bewaart ten opzichte van het vasteland, heeft verijdeld, dat Churchill mede namens de Westeuropese landen heeft kunnen spreken. West-Europa ontbeert het Britse leiderschap ten opzichte van Amerika, waardoor de Atlantische gebondenheid als waarlijk deelgenootschap tot haar recht zou kunnen komen.

Het succes van Churchills missie ten aanzien van de stemgrootte van Engeland staat wel vast; een succes, dat vooral waarde krijgt in het licht der komende Amerikaanse presidentsverkiezingen. Hij heeft alle troeven in handen. Het gevaar bestaat, dat hierdoor de afstand tussen Engeland en „het continent” groter wordt. Dit is de vrees, die de hoop op het welslagen van het Amerikaanse bezoek van Engelands premier vergezelt.

H. VAN VEEN

NOG EENS:

Sport, spel en jeugdwerk

In T. en T. van 11 Augustus jl. wijdde ik een artikel aan bovengenoemd onderwerp, We zullen niet zo pedant zijn te veronderstellen dat T. en T. gelezen wordt in de kringen van de sportmensen en evenmin in die van de speeltuinverenigingen. En daarom is de discussie die gevoerd is op de enige tijd geleden gehouden vergadering van de Koninkl. Ned. Voetbalbond natuurlijk niet geschied naar aanleiding van dat artikel in T. en T. Stel je voor! En evenmin mogen we veronderstellen dat het aanhangig maken van de kwestie „speeltuinvereniging en sport” op Zaterdag 13 Oct. jl. te Amsterdam, iets te maken zou hebben met genoemd artikel. Alweer: stel je voor! De redactie van T. en T. zou een krul in haar neus krijgen! Maar... toch is het jammer dat op die beide vergaderingen deze belangrijke zaak, althans blijkens de krantenverslagen, hoofdzakelijk bekeken is vanuit het standpunt van... de voetbalclub en de speeltuinvereniging, en nauwelijks, alweer: blijkens bedoelde verslagen, vanuit de jeugd, die er ten nauwste bij betrokken is! Of, om eerlijk te zijn, de heer Vlot, de ijverige directeur van de „Stichting Sport en Spel in het jeugdwerk”, heeft wel op het jeugdwerk teruggegrepen; dat was van hem ook niet

anders te verwachten. Maar... of de vergadering er op de juiste wijze op gereageerd heeft, is een tweede! En wat de K.N.V.B. betreft... kent u „de man met de pijp”? Zo niet, koopt u dan eens op Maandagmorgen Sport en Sportwereld, en u leest van deze man korte artikeltjes, waarvan dat in het nummer van 15 Oct. handelde over het jeugdvoetbal, en waarin deze man o.a. schrijft: „In zaken als deze (n.l. het jeugdvoetbal) pleegt men met „paedagogische motieven” te werken en deze klinken zo indrukwekkend, dat de voosheid daarvan de meesten ontgaat”, terwijl hij even verder opmerkt: „Larie-koek, die paedagogische motieven”. En hij maakt duidelijk wat hij bedoelt door in z’n slotalinea te schrijven: „Het individu is niets, de staat is alles, zeggen dictatoriale staten. Zou dit in voetbaltaal vertaald, zijn: „de speler is niets, de club is alles?” Ik geef graag de-man-metpijp een, papieren, hand, want dat is nu precies de spijker op de kop geslagen! Ik weet niet of op genoemde K.N.V.B. vergadering ook zo iets gezegd is als de heer Vlot heeft opgemerkt, n.l. „Voor het speeltuinwerk is het spel een waardevolle bijdrage, waarbij dan echter de vorming van leiders onontbeerlijk is”. En dat is weer een spijker