den Heer \ behoon de aarde i en haar Jj volheid. j Psalm 24 : 1 y

Wi** 1 V tyn en laak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 50STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 19 Januari 1952 Nrl6

Redactie: dsj. J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. Bomhoflf

Redactie-Secr.: Roerstraat 48 ® Amsterdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoff

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet ds H. J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

mnement per jaar f5,—; halfjaar f2,75; kwartaal f 1,50 plus f0,15 incasso. Losse nrs f0,15; Postgiro 21876; Getn. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; PostbusSOO

„Wie niet voor mij is..

Toen ik onlangs aan mijn vriend ds Buskes plagende vroeg (T. en T. 22 XII ’5l) of er geen gevaar lag in de suggestie dat Moscou of Washington lood om oud ijzer is, wist ik wel ongeveer, wat zijn antwoord zou zijn en ik vroeg het vooral om voor hem de gelegenheid te scheppen nog eens duidelijk uiteen te zetten, hoe zijn positie is. Ik ben dan ook met zijn antwoord best tevreden en had niet anders verwacht (T. en T. 12 I ’52). Dat de mannen van Paraat heel listig bij mijn vraag inhaakten, kon ik noch beletten noch toejuichen. Als twee hetzelfde zeggen (of vragen) is het nog niet hetzelfde. Enfin, die hebben ook hun antwoord thuis. Mij blijft de achtergrond van deze discussie bezighouden.

Ik wens Buskes niet tegen te spreken, misschien mag ik hem aanvullen! We leven onder de dreiging van een derde wereldoorlog. Alleen de lichtzinnigsten onder ons kimnen dit harde feit niet ontkennen, maar kunnen er lachend aan voorbijgaan; ieder van ons probeert zo goed en zo kwaad als dit gaat in dit schemerlicht, dat aan de opklaring of aan de eind-catastrophe voorafgaat, een houding te vinden. En nu doet het zeer, als niet iedereen dezelfde houding nastreeft. Terwijl de storm op til is zou men zo graag in volkomen eendracht naast elkander geschaard staan. Buskes en ik hebben geleerd er in te berusten, dat onze visie op het militaire vraagstuk ons van elkander scheidt en we berusten er des te gemakkelijker in, omdat we weten dat er veel meer is, dat ons in de diepte verbonden houdt. Zo mag ik het toch wel zeggen, nietwaar Buskes? Dat belet ons niet om nu en dan eikaars wapenrusting af te tasten naar zwakke plekken. Buskes komt telkens weer aandragen met het verwijt, dat, omdat ik het Atlantisch Pact en alles wat dat meebrengt, aanvaard, ik weerloos ben tegenover wat er in Amerika (en in Europa) aan dreiging schuilt, terwijl ik mijnerzijds Buskes voorhoud dat zijn afstand nemen van Amerika ons gemeenschappelijk verzet ondermijnt en zijn waakzaamheid tegen de Russische dreiging verslapt. Het is een kwestie van tactiek, waarbij we ons allebei bewust blijven van wat ons scheidt en ons bijeenhoudt.

Eigenlijk is de discussie tussen de mannen van Paraat en Buskes van eenzelfde gehalte, maar de toon is scherper omdat bij die van Paraat het ongeduld groot is over een partijgenoot, die hen telkens

dwarsboomt en voor de voeten loopt. Ze hebben zich ingezet met al hun kracht voor het Atlantisch Pact en willen hun positie nu zo sterk mogelijk maken. Ze laden daarbij ik wil het voorzichtig zeggen de schijn op zich aan deze inspanning een ideologisch fundament te geven en zijn niet tevreden als men hun wel steun maar geen bijval geeft. Nu is het niet zo makkelijk helder te omschrijven wat we in onze gemeenschappelijke af weer tegen het Russisch gevaar positief nastreven en de moeilijkheid wordt nog groter omdat onze omschrijving van het doel de keuze der medestanders bepaalt. Ik laat nu de positie van Paraat buiten beschouwing en stel me tevreden met enkele vaststellingen:

Ten eerste: Tegen Rusland is niet vóór Amerika en zelfs een bondgenootschap met Amerika dat onze voorkeur voor Amerika en tegen Rusland uitspreekt verplicht ons niet alle Amerikaanse inzichten en praktijken te huldigen.

Vervolgens, zo min als Amerika de volmaakte maatschappij betekent, is Rusland voor ons alleen maar het goddeloos communisme, dat verdelgd moet worden.

Ten slotte, de strijd tegen het communisme wordt niet gewonnen met twintig divisies alleen; anders gezegd: een volstrekte militaire overwinning lost het conflict niet op.

Ik geloof, dat we het daar allemaal in het socialistisch kamp over eens zijn. De moeilijkheden beginnen pas, als we nadenken over de vooronderstellingen en consequenties van deze drie stellingen. Ik meen dat het Koestier was die onlangs schreef: we verdedigen een halve waarheid tegen een totale leugen. Is het nodig, dat we dit met een kwaad geweten erkennen? Laat de Sowj et-heilstaat maar door de luidsprekers van zijn propaganda verkondigen, dat hij onderweg is naar de volmaaktheid, wij hoeven ons daarom nog niet te schamen als we onze werkelijkheid af me ten aan het ideaal. We hebben afgeleerd het socialisme te beschouwen als een absoluut goed of als de voltooiing van de menselijke bestemming.

Ook als men tegen Buskes volhoudt dat een oorlog en dus ook de voorbereiding daartoe een „effectief en aanvaardbaar” middel kè,n zijn om de ergste rampen van ons te keren dan is men nog niet aan de temperatuur van een heilig enthousiasme toe, dat onder de leuze van „God wil het” verheugd naar de wapens grijpt. En Buskes

schrijft een sophisme als hij ons in de schoenen schuift, dat wij „bewapening en oorlog in de strijd voor de opbouw van onze wereld als „effectieve en aanvaardbare middelen” beschouwen. Neen, Buskes, zo is het niet! Voor ons is de oorlog een geoorloofd middel om eigen rampen te keren! Niets meer en niets minder! Constructieve waarde kennen we aan de oorlog niet toe.

Het is zo moeilijk te strijden zonder een ideaal dat de werkelijkheid verheerlijkt en ik kan de verzoeking zo goed verstaan om terwille van de opwekking van de strijdlust, Amerika te verheerlijken en Rusland zwart te maken. En zo het dan al niet waar is, dat de Amerikaanse politiek gebaseerd is op de Tien geboden en op de Bergrede, dan zullen we ons moeten troosten met de gedachte, dat Amerika er zich door laat aanspraken en er zich op beroept. Rusland ook, Buskes?

En misschien moeten we de motieven voor onze bereidheid tot wapengeweld nog dieper (lees: lager!) zoeken. Ik denk met beschaming aan het rampzalig lot der volkeren achter het Ijzeren Gordijn: Oost-Duitsers, Tsjechen, Hongaren, de bewoners der Baltische landen, de Russen zelf. Als er dan toch gestreden moet worden, waarom dan niet tot hun bevrijding? Wat doen we voor hen? Het feit, dat noch Amerika, noch zelfs Europa zich geroepen voelt hen te gaan bevrijden, moest ons de ogen openen voor de wel uiterst-bescheiden verwachting die we van oorlog en oorlogsgeweld koesteren. Zo weinig geloof hebben we in de waarde van onze militaire middelen, dat wij ze slechts gereed houden als laatste middel om ons zelf voor het ergste te behoeden. Wij hier in het Westen zijn niet in staat een ideaal te ontwerpen waarvoor het de moeite waard is te sterven en anderen te doen sterven. En dat is maar goed ook. Als het ooit wat God verhoede zover komen mocht, dan zal het uit trouw zijn, trouw aan enkele levensvoorwaarden, die we onmisbaar achten. Het recht om zelf zijn God te kiezen, om ongehinderd de waarheid na te streven, om naar eigen inzicht zijn kinderen op te voeden, om niet de prooi te zijn van -willekeurige politie- en staatsmaatregelen. Het zijn deze bescheiden, deze negatieve eisen, die we aan de samenleving stellen en die we bereid zijn niet eens voor anderen te veroveren maar voor onszelf te verdedigen. Op deze uiterste post houden -wij halt en onder-vragen elkaar of we bereid zijn. Ik weet zeker, dat Buskes op zijn manier, die niet de onze is, daar ook stand zal houden.

Maar ondertussen gaan onze Inzichten uiteen, hoe we de koude oorlog moeten winnen. De inzet van de totale oorlog kennen we en over de afloop, zelfs als wij die winnen, maken -wij ons geen illusies. Maar