In New York haalt zijn vrouw hem met de auto af. Haar onbezorgde gebabbel over de kleine vreugden en zorgen van het gezin verdrijft zijn neerslachtigheid wat. Het gezin is de plek, waar hij aan de angst kan ontsnappen. Maar het is ook een bedreigde plek...

Dat was één keer Amerika. Het Amerika van de snelheid, de „business” en het comfort. Het Amerika ook van de angst, de massale angst. Voor de oorlog, voor de atoombom, voor het vreselijke, dat onvermijdelijk is... Het Amerika van de oorlogspsychose...

De film zag ik vanavond .Een Amerikaanse film over het neger-vraagstuk in Amerika. Zonder buitengewone kwaliteiten, maar goed en eerlijk. Een film waarin de rassenhaat wordt gehekeld als een ziekelijk verschijnsel, als massa-hysterie en vooroordeel. Waarin gepleit wordt voor een doorbreken van deze waandenkbeelden en voor zuivere, redelijke verhoudingen tussen blank en zwart.

Een film, waarin sterke, gezonde gedachten tot uiting komen.

This too is America... Ook dit is Amerika...

7 Januari

Met F. gesproken over het socialisme. F. is geen socialist. Politieke en kerkelijke „kleur” kunnen onvermeld blijven. Voor de Partij van de Arbeid heeft F. vaak veel waardering. Maar merkwaardig, het socialisme blijft voor hem nog altijd meer internationale beweging dan voor heel wat socialisten. Is het socialisme van zijn oorsprong af niet sterk internationaal geweest? Behoorden de „Internationales” niet wezenlijk tot de structuur van het socialisme?

F. kan daarom zijn beschouwingen over het socialisme niet beperken tot de Nederlandse variëteit. Hij ziet ook het Franse socialisme met, naar hij meent, een sterk anti-godsdienstige inslag. Het felle verzet der Franse socialisten tegen het bijzonder onderwijs. Het Duitse socialisme, dat de sporen van een sterk-Marxistisch verleden nog duidelijk vertoont. Het socialisme in Italië...

Wat zal in Europees verband het Nederlandse socialisme betekenen? Zal te zijner tijd nu gegeven steun aan dit socialisme niet blijken weg-bereiding te zijn voor een socialisme, dat men niet aanvaarden kan?

Wat F. leest over het contact tussen de socialistische partijen in Europa, nam tot nu toe die bezorgdheid niet weg. Gaat dat contact wel verder dan de discussie over economische, sociale en militaire vraagstukken? Is er op dat niveau wel een bezinning gaande over diepere vragen? Wordt er gestreden om een innerlijke vernieuwing van het socialisme in Europa? Is er bijvoorbeeld in dit Europese contact wel eens door Nederlandse socialisten met hun Franse geestverwanten gesproken over het onderwijsvraagstuk? Wordt door Nederlanders duidelijk gemaakt wat „doorbraak” als vernieuwing-van-het-socialisme betekent?

Voor F. zijn deze vragen geen bijkomstigheden. En misschien voor een aantal Nederlandse socialisten ook niet...

10 Januari

Het grootste deel van de voorpagina was gewijd aan de „Flying Enterprise”. Alle respect voor kapitein Carlsen!

Het bericht over de werkloosheid stond op pagina 7. Precies geteld: één en veertig regels. Kleine kolomregeltjes. De cijfers: het aantal manlijke werklozen per eind December 145.385. Het aantal vrouwelijke werklozen 9517.

Vorig jaar wijdden verschillende bladen er uitvoerige en bezorgde beschouwingen aan, dat eind December 1950 het aantal werklozen weer boven de 100.000 lag. Nu is dit aantal al weer veel hoger. Berichten over ontslagen van personeel gaan weer tot het „gewone nieuws” behoren. We lezen weer vragen: wie zal straks aan de beurt zijn?

De werkloosheid is in Europa niet overwonnen. Niet in Nederland, niet in België, nog minder in landen als West-Duitsland en Italië.

Er is een tijd geweest dat we zeiden: Dit mag niet weer gebeuren. Na de bevrijding hebben we gezegd: We zullen alles doen om te zorgen, dat het niet weer gebeurt.

Daarin zijn we nog niet geslaagd. Dat verwijten we niet aan het socialisme. Dat heeft in Europa z’n kans nog niet gekregen.

De restauratie, die in plaats van de gewilde vernieuwing is gekomen, heeft de structuur van het oude Europa zo weinig aangetast, dat de oude problemen niet zijn opgelost.

Het zou dag aan dag met grote, vette letters op de voorpagina’s van alle kranten moeten staan: De werkloosheid is in Europa nog niet overwonnen.

Ook dan zou er voor kapitein Carlsen nog voldoende ruimte overblijven. Zelfs op de voorpagina...

J. H.

Eisenhower is Republikein

Het is een gekke geschiedenis geweest met de candidatuur van generaal Eisenhower voor het Amerikaanse presidentschap. Na maanden van onzekerheid, zelfs omtrent zijn politieke kleur, diende senator Henry Cabot Lodge zich vorige week plotseling aan als campagneleider voor de generaal. Hij deelde de pers mee, dat hij „een belangrijke verklaring namens de generaal zou afleggen.” Toen puntje bij paaltje kwam bleek Lodge alleen te kunnen meedelen, dat generaal Eisenhower „hem persoonlijk verzekerd had. Republikein te zijn.” Meer niet. De voor deze mededeling gehouden persconferentie is dan ook in een tumult geëindigd, vooral daar de senator moest toegeven, dat hij generaal Eisenhower voor het laatst gezien had, toen deze nog president was van de Columbia Universiteit. Bovendien werd duidelijk, nadat hem het vuur aan de schenen was gelegd door de krantenmensen, dat hij helemaal niet gemachtigd was om namens de generaal te spreken, en dat hij geen officiële verklaring uit Parijs had waarin werd gezegd of de generaal al dan niet bereid was aan de voorverkiezingen der Republikeinen deel te nemen.

Senator Lodge zal waarschijnlijk minstens even verbaasd zijn als de New-Yorkse krantenwereld, toen na enige dagen, en na een aanvankelijk volhardend stilzwijgen, plotseling de mededeling van generaal Eisenhower kwam, dat „senator Lodge een zuiver beeld van zijn (Eisenhowers) positie heeft gegeven.” Eisenhower is dus inderdaad Republikein; hij stelt zich inderdaad candidaat voor de presidentsverkiezingen (en dus in de eerste plaats voor de voorverkiezingen omtrent de candidaatstelling door de Republikeinse Partij); maar tevens blijkt, dat hij zijn Europese commando vooralsnog niet wil laten schieten en dat

hij niet persoonlijk deel wil nemen aan de verkiezingscampagne. (Dit laatste kan worden verondersteld, omdat senator Lodge zeer duidelijk de bijzondere positie van zijn candidaat heeft beklemtoond; een accent, door Eisenhower in zijn verklaring overgenomen). Het komt er dus op neer, dat de Republikeinen het met Eisenhower moeten doen als candidaat die zich zelf niet adverteert (ook niet kan adverteren als militair) en van wiens politieke program men eigenlijk maar heel weinig afweet. Zijn grote persoonlijkheid zou tegen deze practische bezwaren moeten opwegen.

Maakt Eisenhower kans? Ten eerste als candidaat bij de Republikeinse voorverkiezingen, ten tweede, indien door de Republikeinen daartoe gekozen, als candidaat voor de officiële verkiezingen?

Laten wij beginnen met de eerste vraag. De andere Republikeinse candidaten zijn senator Taft, gouverneur Warren van Californië en Stassen, de vroegere gouverneur van Minnesota. Van deze drie heeft senator Taft de meeste kans. Hij heeft zich en zijn publiek reeds maandenlang voorbereid en bijvoorbeeld reeds aanzienlijke steun in het Midden-Westen verworven. Bovendien is hij een uitgesproken Conservatief, hetgeen voor vele boeren 0.a., die dik geld verdiend hebben, aantrekkelijk is. Gouverneur Warren maakt niet veel kans naast Taft, maar hij heeft deze candidatuur wel nodig, zo wordt beweerd, om uit het politieke slop te geraken, waarin hij langzamerhand terecht gekomen is. De kansen van Stassen zijn gering. Zijn waarde wordt alleen bepaald door de mogelijkheid die hij bezit om zijn aanhangers op een gegeven moment te bewegen de candidaat van zijn keuze te steunen. Met zijn geringe aanhang kan hij op een bepaald ogenblik de weegschaal net doen omslaan. Het gaat nu dus tussen Taft en Generaal Eisenhower om de eerste plaats op de Republikeinse lijst. Eisenhower heeft een schitterende naam; Taft mist die. Maar Taft is beroepspoliticus, ervaren in de verwarrende politieke wereld van Amerika; een man die anderen maken en breken kan, die te handig is om zo maar in door vijanden opgestelde vallen te lopen. Misschien is Taft te handig; dat kan gelukkig zelfs in Amerika bij verkiezingen een bezwaar zijn. Maar het is wel duidelijk dat de politieke leiding van de Republikeinen het bij voorkeur bij Taft zal houden. Eisenhower is ten slotte een vreemde eend in de politieke bijt, van wie men slechts weet, dat hij „Republikein is”, maar die zich stellig tegen het vrij sterke Republikeinse streven om zich minder met Europa te bemoeien, zal verzetten.

Waarschijnlijk hangt de keuze af van de Democratische tegencandidaten. Truman maakt op het ogenblik geen goede kans. Het is dan ook niet zeker, of hij zich wel candidaat zal stellen. Zoals de lezer weet, heeft Truman in de afgelopen tijd heel wat aanvallen moeten verduren. Zijn buitenlandse politiek is sterk door de oppositie beïnvloed; zijn sociale program is maar zeer ten dele tot uitvoering gekomen, etc. Het ernstigste was misschien de campagne tegen Acheson en het ministerie van Buitenlandse Zaken, dat van communistische infiltratie werd beschuldigd. Er is iets van blijven hangen.