DAVID

EN BATHSHEBA

Nog maar nauwelijks zijn wij bekomen van Cecil B. de Mille’s „Simson en Delilah” of reeds wordt ons een nieuwe film, gebaseerd op Bijbelse gegevens, aangekondigd. Ditmaal levert de geschiedenis van David en Bathsheba het onderwerp. Ook nu weer werd de technicolor niet gespaard om het Oud-Testamentische verhaal met de nodige wijzigingen en toevoegingen overigens tot leven te brengen. Wie „Simson en Delilah” heeft gezien staat tegenover een nieuwe Bijbelse film uit Hollywood reeds bij voorbaat uitermate critisch. De Mille, die ook in het verleden reeds films over Bijbelse onderwerpen vervaardigde en daarbij steeds een sterke voorliefde voor het pompeuze en massale gekoesterd heeft, wist van het Simsonverhaal een imposante rolprent te maken. Maar de uiterlijke gebeurtenissen beheersen in deze film het witte doek en van de Bijbelse boodschap, die ook in de Simsongeschiedenis besloten ligt, kwam maar weinig door.

Wie echter met de herinnering aan „Simson en Delilah” de nieuwe film „David en Bathsheba” van Henry King gaat zien zal tot zijn vreugde kunnen constateren, dat deze film een stap in de goede richting betekent. Men had gemakkelijk genoeg van David’s leven een romantisch avonturenverhaal, opgeluisterd met sentimentele liefdesgeschiedenissen kunnen maken. In deze

film echter werd een minder gemakkelijke weg gekozen. Daarbij is men uitgegaan van een zeer vrije bewerking der Bijbelse gegevens. De makers van de film veroorloven zich een geheel eigen interpretatie van dit stuk Bijbelse geschiedenis. David uitstekend gespeeld door Gregory Peck wordt

ons getekend als een edel, koninklijk man doch tevens als de scepticus, die door de glorie van het koningschap van het geloof van zijn jeugd is vervreemd. Vanuit deze voorstelling worden de zonden van echtbreuk en moord, door David begaan, begrijpelijk gemaakt. Uria beminde zijn vrouw niet, kende haar eigenlijk nauwelijks. Hij is de fanatieke soldaat, die geen hoger ideaal koestert dan in het heetst van het gevecht voor zijn koning te sneuvelen. Dat David hem dan ook ten slotte op verraderlijke manier in handen van de vijand laat vallen is geen daad van primitieve barbaarsheid, doch het falen van een overigens hoogstaand man, die door de omstandigheden tot zijn misdaad gedrongen wordt. Hij begaat die misdaad nl. om Bathsheba te beschermen tegen de harde Mozaïsche Wet, die wil dat de overspelige vrouw gestenigd wordt. Dit laatste motief wordt dan in de film verder uitgewerkt. Wanneer de profeet Nathan de vergrijpen van David en Bathsheba aan het licht gebracht heeft, eist het volk de uitlevering van de vrouw en wil haar doden. In deze noodsituatie grijpt David terug op het geloof van zijn jeugd en tegenover Gods toornende gerechtigheid doet hij een vurig beroep op de vergevende liefde van de Heer. Dan *maakt de schroeiende hitte, die het land geteisterd heeft, plaats voor een weldadige regen en Nathan moet erkennen, dat God oneindig veel groter is dan hij in de gloed van zijn gerechtigheidsprediking had vermoed.

Bij het dramatiseren van een Bijbels verhaal kan men zich niet onttrekken aan de dramatische wetten. De dichterlijke vrijheid tot hergroepering van feiten en personen, tot interpretatie van karakters en omstandigheden moet de filmkunstenaar dan ook ruimschoots worden gegund. Verder lijkt het mij geen bezwaar, dat gedachten en gebeurtenissen, die niet rechtstreeks aan het verfilmde Bijbelgedeelte zijn ontleend, doch elders in dezelfde sfeer naar voren komen, in het geheel worden verwerkt. Dit kan echter leiden tot grensoverschrijdingen, een gevaar, waaraan „David en Bathsheba” niet ontkomen is. Zo bv. wanneer het volk het paleis binnendringt om de oordeelsprediking van Nathan met een massaal gehuil te ondersteunen. Dit is een volkomen vreemd element, dat in deze situatie niet thuishoort. Zo zijn er meer punten in deze film waarop met de Bijbelse gegevens wat al te gemakkelijk omgesprongen wordt. Een groter eerbied voor het Bijbels getuigenis en een nog zorgvuldiger aftasten van de bedoelingen van het oorspronkelijke verhaal is geboden, wil men komen tot een Bijbelse film, die werkelijk ten volle verantwoord is.

Een probleem op zichzelf vormen de theologische veronderstellingen, waarvan een film als deze uitgaat. Die komen met name in het geding, wanneer tegen het slot van de film Wet en Evangelie zo scherp tegen-

over elkaar gesteld worden. Gods toornende gerechtigheid en Zijn vergevende liefde worden tegen elkaar uitgespeeld als waren het twee volkomen verschillende machten. Wij stuiten hier op een moeilijkheid, die zich zo dikwijls bij Amerikaanse religieuze films voordoet: de geloofsvoorstellingen zijn anders gekleurd en het theologisch denken is anders georiënteerd.

Ten slotte een enkel woord over de houding van de kerken tegenover het verschijnen van deze Bijbelse films in de Nederlandse bioscopen. T.a.v. „Simson en Delilah” waren de reacties zeer verschillend. Tegenover de verwerping van Gereformeerde zijde hier en daar werd zelfs op een verbod aangedrongen staat de opvatting van verschillende evangelisatie-predikanten, die op de evangelisatie-mogelijkheden van deze film wijzen. Wanneer de mogelijkheden bij ~Simson en Delilah” reeds aanwezig waren zullen zij ongetwijfeld bij „David en Bathssheba” veel groter zijn. Ik wijs in dit verband op het enthousiaste artikel over de contacten, die hij aan de eerste film te danken had, van de Haagse predikant-evangelist ds Lugtigheid in „Tegemoet”. Het zou wel eens zo kunnen zijn, dat deze Bijbelse films ondanks alle aesthetische en theologische bezwaren toch een aantal mensen weer met de Bijbelse geschiedenis, en zodoende indirect met de Bijbelse verkondiging in aanraking brengen. In ieder geval ben ik van mening dat de vertoning van Bijbelse films in de bioscopen door de kerken als een uitdaging moet worden opgevat. Niet door een boycot maar door een krachtige Evangelieverkondiging, die voor iedereen openstaat en voor iedereen begrijpelijk is moet deze uitdaging beantwoord worden.

J. A. H.

maar toch is Truman deze aanval wel te boven gekomen. Gedurende de laatste tijd is er echter een corruptiezaak aan de gang bij het departement van Financiën, zo ontstellend van omvang, dat ook het aanzien van de president er wel door geschaad moest worden, ook al is Truman zelf „de eerlijkste man in de wereld”. Reeds honderd ambtenaren zijn ontslagen, onder wie zes der belangrijksten. Ook Truman kan niet aan élke aansprakelijkheid ontsnappen. De benoeming van ambtenaren is vaak een politieke zaak. In 1943 werd Hannegan benoemd tot hoofd van het betrokken departement, op voordracht van twee senatoren uit Missouri, van wie Truman er één was. Hannegan werd spoedig voorzitter van het Democratische Nationale Comité en leidde de campagne, waardoor Truman vice-president werd. De opvolger op het departement werd door Hannegan zelf gekozen, een politieke keuze die met de eerlijkheid van de betrokkene te weinig rekening heeft gehouden. Truman noch Hannegan: heeft zich aan corruptie schuldig gemaakt, maar in elk geval hebben zij bij benoemingen het politieke aspect te veel aandacht gegeven. Er is bij het publiek een indruk gevestigd, die niet gauw maar zal zijn uit te wissen.

Het lijkt waarschijnlijk dat de Republikeinen Eisenhower zullen verkiezen boven Taft, zodra blijkt dat Truman kans ziet eigen aanzien weer belangrijk te versterken. Is dat niet het geval, dan zal men waarschijnlijk Taft prefereren, als minder sterk, maar verkieslijker. Hieruit blijkt, dat in elk geval Eisenhower als een sterke candidaat beschouwd wordt, tegen wie de Democraten reeds nu, in de tijd van voorbereiding een harde strijd moeten voeren.

H. van VEEN

KERK EN WERELD

Kerk en Wereld belegt, In samenwerking met het Convent van studentenpredikanten, op 9 en 10 Februari as. in het Eijkmanhuis te Driebergen een weekeind voor academici. Doel van dit weekeind is het samenspreken over de vele problemen, die de huidige situatie op wetenschappelijk-cultureel terrein voor het geestelijke leven van de academicus en zijn plaats zowel in de samenleving, als in de kerk, medebrengt.

Leiding: dr J. M. van Veen, Amsterdam.

Inleidingen tot het gesprek:

a. Spanningen in het leven van de intellectueel, door prof. dr W. Banning, Driebergen.

b. De eenzaamheid van de inteilectueel, door ds W. Barnard, Nijmegen (gevraagd).

ledere academicus wordt uitgenodigd aan dit weekeind deel te nemen. Ook echtgenoten zijn hartelijk welkom. Kosten: ƒ7,— per persoon. Aanvang Zaterdag 5 uur, sluiting Zondag om pl.m. 7 uur.

Aanmeldingen met opgave van leeftijd en studierichting moeten worden gericht aan het secretariaat van Kerk en Wereld te Driebergen.