M. J. A. Moltzer

De 13e Februari heeft onze vriend Moltzer zijn zeventigste verjaardag gevierd. Hoewel ik van mening ben, dat verjaardagen behoren tot het persoonlijke levensterrein, waarmee de openbaarheid niets te maken heeft, en weet dat deze zeventigste verjaardag voor de betrokkene in het licht der verdiepte en verstilde dankbaarheid staat, brengen wij Moltzer éven naar voren in ons blad: èn omdat wij hem veel verschuldigd zijn, èn om de vele vrienden de gelegenheid te biedén, hem van hun vriendschap te doen blijken.

Toen wij door een besluit van het bestuur der Woodbrookersvereniging tot nauwere samenwerking werden gebracht het was in 1919 bij de oprichting van de Arbeiders Gemeenschap konden wij niet vermoeden welk een onverwachte rijkdom daaraan zou ontbloeien. Moltzer, toen een 37 jaar oud, had al een bewogen stuk leven achter de rug: hij had rechten gestudeerd, was daarna predikant geworden, had ontdekt dat daar toch niet zijn weg lag, en dus de pastorie en het ambt verlaten, had zich als chef van de -afdeling Arbeidszaken aan een groot kapitalistisch bedrijf verbonden en was tot een socialistische overtuiging gekomen. Hij was actief in de oude Barchemvereniging en behoorde tot de godsdienstig-democratische kring er is misschien wel méér te noemen, dat mij onbekend is gebleven.

Barchem bracht ons dus samen; het

werk der Arbeiders Gemeenschap heeft vanaf het begin tot na de tweede wereldoorlog Moltzer als toegewijd bestuurslid mogen hebben; in Tijd en Taak van vóór 1940 heeft hij meer dan eens meegewerkt, in de periode tussen de beide oorlogen heeft hij als lid en voorzitter van de Centrale Commissie voor het religieus-socialisme leiding gegeven, op religieus-socialistische congressen heeft hij gesproken of gepresideerd, als directeur van de School voor Maatschappelijk werk (van 1926 1946) aan een groot aantal maatschappelijke werksters kennis, maar vooral liefde voor het vak, en eerbied voor de mens meegegeven zo is er een spoor getrokken door zijn werk en persoon met zeer wijde invloed.

Beste Moltzer, nu ben je zeventig Vergeef me, „huldigen” gaat me niet af, zeker niet tegenover jou. Maar het is toch wel eens geoorloofd, dat wij ook in het openbaar uitspreken, hoe dankbaar we zijn voor het simpele feit, dat onze levens elkaar niet alleen hebben gekruist, maar in groeiende vriendschap begeleid en beïnvloed. Wij waren en zijn é,nders van innerlijke structuur; dat heeft de oude A. G. ook wel gemerkt, tot haar zegen. Nu er tal van herinneringen opnieuw levend worden in me, blijft één trek domineren: terwijl je heel sterk je eigen persoonlijkheid was en je eigen visie liet gelden, heb je voortdurend weten samen te binden, wanneer er typen op elkaar botsten en spanningen mensen uiteen dreigden te doen gaan. En het was je een verdriet, wanneer een poging om in de diepte te binden, mislukte en wegen van mensen uiteengingen. Als ik me af vraag: wat was van deze trek In

je wezen het geheim, dan heb ik neiging om te antwoorden: het weten van menselijke kortzichtigheid, gebrekkigheid, zondigheid, én van de genade, van de onuitsprekelijk grote God.

Zó zul je het op je verjaardag diep in hebben geweten: wat is mij onverdiend veel geschonken. Je vrienden staan dankbaar om je heen, verheugen zich over het feit dat je nog samen bent, dat je geesten werkkracht nog zo sterk is. Blijf nog lang een zegen, ook voor

je W. BANNING

dus weet waar hij kracht kan vinden om het vol te houden? U leefde ons dat moeilijke beroep voor, heb ik later gedacht. U getuigde van een sterk geloof. Wie toen zeer critisch stonden, werden toch getroffen door uw sterke, warme persoonlijkheid en voor de wijze waarop u groot verdriet in eigen gezin in die jaren droeg, had ieder respect.

Wilde u ons allen tot religieus-socialisten maken, zoals wel eens werd gefluisterd? Neen, want u had eerbied voor andermans opvattingen, al waren die nog zo in groei, maar u verfoeide neutraliteit. Met een bewonderenswaardig geduld hoorde u ons aan maar u spaarde ons ook uw critiek niet als wij voor onze medeleerlingen verslag deden van ons practisch werk.

Jaren later, in Bentveld, zag ik u als een van de oudere bestuursleden van de A.G. Weer viel me op uw zeer bijzondere aandacht voor de mens, als anderen, jonger en naar het leek vlugger van geest, die mens over het hoofd zagen voor een algemeen probleem. U hebt me er nooit op afgestuurd, maar u bent wel een wegwijzer naar Bentveld voor mij geweest en daar ben ik u heel dankbaar voor.

„Wat ik deed, kon ik doen met Gods kracht”, hoor ik u zeggen. Lang geleden schreef u voor ons als weektekst deze woorden van mevr. Roland Holst uit „Kinderen van deze tijd”, dat toen werd opgevoerd:

Hier: neemt uw staf;

Heft in vreugde uw gezicht.

Make ’t heilig besef aan Gods werk mee Ite bouwen

Al uw gangen licht.

Een gezegend nieuw levensjaar wens ik u toe, mijnheer Moltzer!

E. B.—V. R.

Nederlandse Christen Vrouwenbond tegen melksanering

De Nederlandse Christen Vrouwenbond heeft 360 afdelingen en 44.000 leden. Hij gaat er van uit, dat Christus’ Koningschap alom moet worden erkend en dat de oplossing der maatschappelijke vraagstukken bij het licht van Gods Woord moet worden gezocht. Hij heeft als doel de voorlichting van de vrouw in maatschappelijke en staatkundige vraagstukken en wil, zo nodig, optreden naar buiten ter verdediging en bevestiging van de christelijke grondslagen van ons volksbestaan door allerlei uiteraard wettige middelen.

Ziedaar, wat het Handboek voor Christelijke Arbeid een voortreffelijk werk, waarin men zéér nauwkeurig alle gegevens over het christelijk organisatie-leven in Nederland vindt ons over de Christen Vrouwenbond meedeelt.

Een machtige organisatie dus op christelijk erf. Ook al weet men niets verder, dan kan men wel gissen, dat deze Bond niet eng-kerkelijk is, maar ruim. Even ruim als bijv. de N.C.R.V. en al die andere christelijke organisaties, die gestalte geven aan ons christelijk volksdeel. Men weet dan, dat daarin Gereformeerden en Hervormden samenleven en de ruimheid bestaat hierin, dat men er werkelijk geen ruzie maakt over de vraag of men beter doet lid te zijn van de Gereformeerde Kerken, dan wel van een andere Kerk. Het is tóch allemaal één in wezen, zegt men. Eén uiteraard, zoals mén het in orthodoxe, op het kerk-gereformeerde leven georiënteerde kringen ziet.

Deze Bond is tegen de melksanering.

„Trouw” van 8 Februari meldt ons dat. De presidente van de Bond, mevr. dr M. H. Albronda-v. d. Nagel heeft dat medegedeeld en aldus „Trouw”, „zij laat geen onzeker geluid horen”. Het zijn niet alleen practische bezwaren, die zij oppert. „Veel dieper gaat ons principieel bezwaar: dat de voorgenomen melksanering evenals de daarop volgende algemene sanering, de vrijheid aantast, niet alleen van de melkhandelaar, maar ook van de huisvrouw en dat deze aanslag op vrijheid uitgaat van de overheid. De macht der overheid is naar onze overtuiging beperkt en met de melkhandel te willen saneren gaat zij deze beperking te buiten. Dat is ons hoofdbezwaar.” .

Ik moet aannemen, dat dit dus de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk is (in dit geval: melkvoorziening) bij het licht van Gods Woord. Althans volgens de Christen Vrouwenbond.

Hier is nu weer een typisch voorbeeld van spraakverwarring. Een spraakverwarring, waar het christelijk geloof alleen maar schade door lijdt.

Want, ten eerste, hoe men de Bijbel ook leest, van achteren naar voren en van voren naar achteren, een duidelijke richtlijn over de wijze, waarop de melk gedistribueerd dient te worden, is er niet in te vinden. Begrijpelijk. Ten tijde van de aartsvaders en de apostelen bestond dit probleem niet Men gebruikte de melk van eigen geiten en schapen.