Attlee Bevan Butler

Te menen, dat de rebellie van de groep-Bevan het begin is van een scheuring in de Labour Party, is volstrekt onjuist. Het meningsverschil is bekend. Bevan wil de bewapening inkrimpen omdat Engelands economie haar niet dragen kan; bovendien omdat zij gezien de grondstoffenpositie in de wereld onmogelijk is. In feite heeft Winston Churchill de Labourrebel gelijk gegeven. Het bewapeningsprogramma, oorspronkelijk voor drie jaar bedoeld, zal nu in vier jaar moeten worden uitgevoerd. Op het ogenblik oefent Attlee’s trouwe medewerker Dalton dan ook critiek uit op Churchill en Bevan te zamen. De officiële Labouroppositie, de groep-Attlee dus, acht handhaving van het tempo der bewapening beslist noodzakelijk. „Nu op de bewapening te bekrimpen, betekent Rusland uit te nodigen om in Europa zijn gang te gaan”, aldus Dalton.

Het is moeilijk om een oordeel te hebben over dit geschilpunt, ofschoon het er alle schijn van heeft, dat inderdaad de economische positie van Engeland grotere beperkingen oplegt dan de vorige regering-Attlee heeft gemeend. Hoe het zij, daarnevens moeten wij vaststellen, dat het hier een technisch geschilpunt betreft. Het is van grote betekenis, zeker op dit moment, nu Engeland weer een economisch laagtepunt passeert. Maar het is niet van voldoende principiële aard om een scheuring in de Labour Party te rechtvaardigen. Hiervan is, dunkt mij, dan ook geen sprake. Bovendien mag de positie van Bevan niet overschat worden. Ook hier in Nederland weten wij, hoe weinig wezenlijke verandering een oppositie in de socialistische partij kan veroorzaken. De „massa” in de partijgelederen is eigenlijk nogal behoudend gezind en in elk geval uit sentimentsoverweging loyaal tegenover de leiding. In het gunstigste geval kan de oppositie een verandering in nuance teweegbrengen. Vaak is zulks overigens bijzonder nuttig.

Wat Labour-Engeland aangaat, wijst er eigenlijk weinig op, dat „de partij” Clem in de steek zal laten. Ook is er volstrekt geen reden voor Bevan om kwaad weg te lopen. Zijn soms overigens wel onbehouwen optreden geeft nieuwe fleur aan het Engelse socialisme; iets waaraan men hard toe was.

Overigens zit er een nuttige les in het gebeurde. Het „geval-Bevan” is vooral zo opgeblazen, omdat een 55 parlementsleden tegen de partijdiscipline rebelleerden. Maar is dat zo erg? Veel te veel wordt er van de afgevaardigden gehoorzaamheid gevraagd aan de richtlijnen, waarover de meerderheid van de fractie het eens wordt. De rebellerende Labour-afgevaardigden zijn jarenlang in het gareel gebleven toen van hun steun de houdbaarheid der Labourregering afhankelijk was. Zij hadden een slechter ogenblik kunnen uitkiezen dan nu, terwijl Labour oppositie voert. Attlee heeft de grote fout gemaakt hen met alle geweld

in het gareel te willen houden. Hij heeft er Churchill prettige uren mee bezorgd, maar zijn partij een slechte dienst bewezen.

Schijn en wezen

Het socialistische gescheld op de begroting van de conservatieve minister Butler moeten wij met een korreltje zout nemen. Psychologisch is de felle critiek heel goed te verklaren. Sinds 1945 heeft Labour volop in de moeilijkheden gezeten en de ene onpopulaire maatregel na de andere genomen. Is het niet heerlijk —• en begrijpelijk! dat de Labour-politici thans hoog van de toren blazen over de nieuwe beperkingen, waartoe de conservatieve regering zich nu gedwongen ziet, ondanks verkiezingsbelofte van rijke vleesschotels etc.?

Dit neemt niet weg, dat de conservatieve soberheid enige accenten vertoont, die nieuw zijn en voor Labour niet gemakkelijk te aanvaarden. Ten eerste de voedselsubsidies. Terwijl tijdens de verkiezingen de conservatieven gezworen hebben, deze niet

te zullen aantasten, omdat dan het prijspeil uiteraard belangrijk omhoog zou schieten, in de eerste plaats ten koste van de minst gesalarieerden, heeft minister Butler er nu toch een streep door gehaald. De verhoging van de winstbelasting die al behoorlijk hoog was weegt hiertegen niet op, ofschoon zij voor een conservatief minister een royaal gebaar was.

Een tweede verandering van betekenis is de belastingverlaging voor de burgermansinkomens. Driekwart van deze verlaging komt ten goede aan mensen met minder dan 15 pond sterling per week, 90% van degenen die minder dan 20 pond per week verdienen. Het betreft hier zeker niet de „rijken”, waar de Labourpropaganda van rept, maar veeleer o.a. de geschoolde arbeiders. Het verschil tussen geschoold, vakbekwaam en actief, tegenover ongeschoold en minder presterend wordt door deze belastingpolitiek vergroot. In beginsel geen ramp, veeleer een stimulans tot grotere productiviteit, die bij de steeds verder gaande gelijkschakeling in de afgelopen jaren kennelijk verloren is gegaan.

Maar, mede gezien de stijging van d'e kosten van levensonderhoud ten gevolge van de opheffing der voedselsubsidies, dreigt het gevaar, dat het gevolg van deze weg om de productiefste arbeiders een duidelijke beloning te geven voor hun extraprestatie, zal zijn, dat vele anderen minder krijgen dan zij nodig hebben. In de garantie van een redelijk minimum voor allen schuilde een rechtvaardiging voor de politiek van Labour; in de huidige bedreiging hiervan ligt de rechtvaardiging van Labours felle oppositie. Inderdaad, dit is een heel ernstige zaak, die socialisten nimmer over hun kant mogen laten gaan.

H. VAN VEEN

Persoonlijke herinnering aan Alexandra Kollontay

Ternauwernood was ik in Juni 1921 te Moscou aangekomen of ik werd in een taxi gezet, die mij naar het Kremlin zou brengen. „De internationale vrouwenconferentie is al begonnen. Alexandra Kollontay is voorzitster en er wordt naar u uitgekeken.”

De 49-jarige Russische generaalsdochter was, in haar japon van grof grijs zaklinnen een even statige als elegante verschijning. Zij begroette mij met die uitnemende ongekunstelde vriendelijkheid, waarvan de Russen het geheim bezitten.

A. K. ’) nam geregeld aan de zittingen van het internationale bolsjewistische congres deel; ik had dus alle gelegenheid haar waar te nemen. Terwijl bijna alle partijgrootheden bogen voor het wachtwoord van Lenin, dat het nodig was met het oog op de 'deplorabele economische toestand wat water in de bolsjewistische wijn te doen, ging Alexandra Kollontay voort met, tegenover het gezag van Lenin en Trotsky, haar eigen overtuiging te stellen, dat men voortdurend een beroep op het volk moest doen om ondanks honger en ellende, onwankelbaar vol te houden aan een constructieve bolsjewistische gedragslijn: dit was nog nooit te vergeefs geweest, het zou het ook ditmaal niet zijn.

De grootmoedigheid van Alexandra Kollontay had ik gelegenheid te leren kennen, toen ik namens de C.P.N. een rede hield ten voordele van het officiële partijstandpunt en zij deze in het Russisch vertaalde. Ik had ook gelegenheid op te merken hoe voortreffelijk deze vertaling niet alleen was, maar hoe zij nieuwe argumenten aan de „mijne” toevoegde. „U zoudt ze zeker gebruikt hebben, Tobaritsch, zo ge er aau

gedacht had”, antwoordde zij toen ik haar bedankte.

Menselijk, rechtvaardig, schrander, goed op de hoogte van politieke en economische aangelegenheden, volkomen vrij van eerzucht en onvervaard, zo zag ik Alexandra Kollontay’s persoonlijkheid. Wanneer het „Politbureau” partijgenoten, wier eigenschappen het op hoge prijs stelde, maar met wier standpunt het zich niet kon verenigen, een poos van het toneel der politieke werkzaamheid wilde verwijderen, stuurde het deze in de regel naar Turkestan om daar zoals de term luidde een poos lang „perziken” te eten.

In het geval echter van Alexandra Kollontay besloot het hoogste gezag in Sowjet-Rusland de zeldzame eigenschappen dezer begaafde vrouw ten voordele der Sowjet-Unie te gebruiken.

Als gezante, eerst in de Scandinavische landen, daarna in Mexico, bracht Alexandra Kollontay niet slechts de onmisbare verbinding tussen de Sowjet-Unie en de kapitalistische staten tot stand, maar zij leerde ook door haar bevattelijke, eerlijke propaganda, de volksmassa’s meer sympathie voor de Sowjet Republiek voelen.

Wat zou ik graag een studie schrijven ter vergelijking van de volgende vier grote revolutionnaire vrouwen: Louise Michel, Clara Zetkin, Rosa Luxemburg en Alexandra Kollontay.

Nu kan ik enkel de hoop uitspreken, dat een ander het zal doen.

H. ROLAND HOLST—VAN DER SCHALK 12 Maart 1952.

') A. K. = Alexandra Kollontay.