(fTi/cl en Taak \. Psalm 24 Z'

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE 'EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 50STE JAARGANG VAN ~DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 3 Mei 1952 Nr3l

Redactie:

dsj. J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg

dr J. G. Bomhoff

Redactie-Secr.: Roerstraat 48®

Amsterdam-Zuid

Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoff

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning

j. Hulsebosch H. van Veen

dr M. V. d. Voet

ds H. J. de Wijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

Abonnement per Jaar fs,—; halfjaar f 2,75; kwartaalf 1,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrsfo,ls; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

Over de macht van ideeën

EN SPECIAAL VAN DE SOCIALISTISCHE

Men zegt en als ~men” iets zegt, zit er gewoonlijk wat waars in, al is dat meestal iets anders dan „men” zelf meent „men” zegt dan, dat de socialistische idee minder bezieling wekt bij de tegenwoordige jonge generatie dan bij die van vlak na de eerste wereldoorlog, of bij die van omstreeks 1900. Ik laat de bewering voor wat zij is, maar neem haar nochtans als uitgangspunt voor mijn artikel van vandaag: in een verkiezingsstrijd als de komende maanden gevoerd zal worden, gaat het óók om de macht van de socialistische en andere ideeën, om de greep, die de idee op het volk heeft en de vraag kan enige zin hebben: waarvan hangt die macht af?

Een historische herinnering voorop. Velen van ons hebben er hun grote moeite mee gehad (ik druk me voorzichtig uit), toen bleek dat in het Duitsland van 1925— 1933 het nationaal-socialisme voortdurend groeide, ook een greep kreeg op jongeren en idealistisch gezinden, en hoe daartegenover de eens zo machtige en zelfbewuste sociaaldemocratie geen wezenlijke weerstand wist op te brengen (al waren er overal overtuigde dapperen, die zich verzetten). Wij zagen aan een voorbeeld, dat ontzaglijk bitter stemde en innerlijk verontrustte, dat intimidatie van een betrekkelijk kleine groep brutale leiders de brede volksmassa wist te beheersen, en een lafheid opriep, waardoor zij hun macht konden uitoefenen. Wij zagen aan hetzelfde voorbeeld, dat een idee de socialistische die breed verbreid was onder de bevolking, nochtans te weinig innerlijke kracht bezat, ook bij een deel der eigen aanhangers.

Deze ervaring is waarlijk niet beperkt tot de sociale ideeën, men kan haar ook opdoen op het godsdienstig terrein. Elke dominee, die eerlijk in de wereld rondkijkt, ziet herhaaldelijk, hoe een gemakkelijk beleden idee in een bepaalde situatie volkomen machteloos blijkt, franje waarmee men zich krachtens een traditie opsierde, maar

geen wezenlijk levend bezit, geen innerlijk houvast. (Hij ziet natuurlijk ook het andere: dat een geloof onvermoede kracht kan schenken maar daarover gaat het nu niet). Mij dunkt, wij mogen wel zeggen: de macht van een idee hangt niet af van haar wijd verbreid zijn, en evenmin van de ouderdom van een traditie. Evenmin als omgekeerd de zwakheid blijkt uit het geringe getal'der aanhangers of het nieuw zijn van de gedachte. Waarvan dan wel? Als eerste moment zou ik willen noemen: dat een idee wezenlijk en concreet antwoord geeft op reële noden en behoeften. Daarin lag aan het eind der vorige eeuw de macht van het jonge socialisme en de onmacht der traditionele christelijkheid, het socialisme was een direct antwoord op de levensnood der proletarische massa. Het is wat al te simpel, om dit het „materialisme” van het socialisme te noemen wat ik hier bedoel, en wat de macht van de socialistische idee bepaalde, ligt niet in de eerste plaats op het vlak van het materiële, maar op dat van het psychische, zo men wil van het gevoelsleven: er trilde iets in de „ziel” van de „verworpenen der aarde”, en ddt was nodig wilde de idee macht over hen krijgen, dat meer dan brood. De onmacht der traditionele christelijkheid lag daarin, dat zij niet iets deed trillen in de ziel van het arbeidende volk, niet wist te bezielen en op te heffen.

Ik breng dit moment niet naar voren om nog eens weer oude koeien uit de sloot te halen, het socialisme te verheerlijken en het christendom een hak te zetten. Maar wel om de vraag te stellen: beantwoordt het socialisme van nü nog even wezenlijk en concreet op de noden van nu? Men zij niet te haastig met een ontkennend of een bevestigend antwoord... eer wij kunnen antwoorden, moeten wij goed weten welke dan de noden van nu zijn. Het is nl. niet in ernst vol te houden, dat deze nog dezelfde zijn van de jaren 1880 en 1890. Als socialist

van nü, midden 20e eeuw, zou ik willen antwoorden: twee vraagstukken overheersen aile andere. Het oorlogsvraagstuk èn de massificatie, het óndergaan van het eigene, persoonlijke leven, wil men van de ziel, in een massa, die zich uniform laat kneden en op bevel gelukkig zijn. Als dit juist is, dan hangt dus de macht van de socialistische idee er van af, of wij concreet en reëel duidelijk kunnen maken, dat onze politiek gericht is op organisatie van de vrede èn op het versterken van het persoonlijk leven in de brede massa, wil men: op het redden van de mens naar zijn innerlijke kant. De vraag, met welke woorden deze dingen het duidelijkst worden gezegd, is natuurlijk wel belangrijk, maar staat toch niet op het eerste plan. Ik meen te bemerken, dat er onder de massa der arbeiders een groeiend verzet is tegen de leuze: productieverhoging en niét omdat zij te beroerd zijn om harder te werken en meer te produceren (dat hebben de mijnwerkers deze winter wel getoond). Maar wèl, omdat zij niet zien, hoe daarmee iets van menselijkheid wordt gewonnen. Het socialisme kan niet volstaan met te zeggen: bewapenen, en harder werken het moet antwoord geven op de wil tot vrede, en tonen waarvóór wij werken.

Als tweede moment van de macht van de socialistische idee nü noem ik, dat het de gerechtigheid en de vrijheid voor heel het volk concreet maakt. In de jaren voor 1914 was het, gegeven de structuur der maatschappij, noodzakelijk het klassebelang der arbeiders sterk naar voren te halen en de klassenstrijd te voeren zij, die toen op dit motief het socialisme verdedigden, hadden in hun omstandigheden gelijk, en ik denk er niet aan, mij los te maken van hun pionierswerk. Onze verhoudingen en taken zijn andere. Scheppende politiek is nu gericht op de brede lagen van heel het volk, hoofden handarbeiders, boeren en middenstand en ambtenaren, te zamen. Ik noem als concreet voorbeeld: de belastingpolitiek van Lieftmck maakte duidelijk, dat hij rechtvaardigheid wilde vergroten in ons volk, en de brede massa, ook buiten de socialistische organisaties, heeft dat wel verstaan. Het nieuwe Plan „de weg tot vrijheid” is allerminst een uitsluitend arbeidersplan, het geeft integendeel vorm aan een brede volkspolitiek, en is daardoor naar mijn mening op de hoogte van de tijd.

Ik schreef deze enkele gedachten neer mede met het oog op de verkiezingsstrijd, die wij zonder overschatting van de betekenis er van toch met intense belangstelling voeren en volgen. Het is de geboden gelegenheid om de socialistische idee te tonen als levende idee, die perspectief opent voor de noden van een geslacht, dat ten diepste wordt bedreigd, en toch naar leven in vrijheid en gerechtigheid hunkert. W. B.