Achter de bestuurstafel

Ik heb De Ligt eens horen zeggen, dat wie achter de bestuurstafel kwam te zitten een vijand werd van wie er vóór zat. In het algemeen heeft hij gelijk. Mits men het woord vijand niet al te tragisch neemt. Maar het is een feit, dat niets moeilijker in een vereniging is om allen, die belang stellen in het geheel, deel te laten nemen aan het beraad, de motieven te doen verwerken en niet iets dóór te drukken, zonder dat allen het innerlijk aanvaarden kunnen.

Daar zaten wij weer achter de bestuurstafel. Zondagmiddag in Bentveld. Jaarvergadering van de A.G. Voluit geschreven Arbeidersgemeenschap van Woodbrookers Holland.

Hoe graag hadden wij daar alle leden gezien. Alle 500. Maar die waren er niet. Waarom niet? Waarom kwamen er maar even meer dan 10% vian al degenen, die ons werk meedroegen?.

Ik neem direct aan, dat alle afwezigen een geldig excuus hadden. Van sommigen weet ik het. Nochtans zet mij dat feit aan het denken.

Het Bentveld-werk is geen massa-aangelegenheid. Het wil kernen vormen. Het wil mensen gedurende kortere of langere tijd in een kleine gemeenschap brengen om zich zelf en de wereld op een nieuwe manier te ontdekken. Met op de achtergrond het zekere weten, dat God dit werk gebruiken wil. Dit werk is het tegendeel van massavorming. Wie hier leiding geven, geloven, dat Bentveld een van de centra is, waar de massificering wordt tegengegaan. En waar mensen, die eenzaam worden te midden van de massa, gemeenschap leren kennen.

Het is werk, waar duizenden in Nederland direct of indirect vruchten van plukten en waar zeer velen diep dankbaar voor zijn. Hoe sterk de band is, bleek, toen wij laatst geld vroegen voor de verbouwing van Bentveld. Lees de lijst van giften van vorige week en wij worden weer dankbaar. Al is nog lang niet alles er. Dankbaar, vooral wanneer wij de zéér geslaagde resultaten van de verbouwing zien. Allen waren enthousiast.

Maar zittend achter de bestuurstafel ging het door mij heen: wat is het toch wonderlijk, dat de organisatorische kant van dit alles niet meer mensen in beweging zet. Hoe komt het, dat zelfs deze kleine groep mensen, die allen individueel een ernstig besluit hebben genomen, toen ze de uitnodiging om lid te worden, hebben aanvaard, mensen ook, die steeds weer blijk geven hartelijke sympathie en offervaardigheid voor het geheel te kennen het aan een nóg kleiner groep overlaat om de materiële zaken te bespreken?

Het duidt op een algemene afkeer van cijfers. En op een niet al te levendige interesse voor concrete resultaten en duidelijke plannen. Nu is het waar: overal vindt men slechts een kleine minderheid, die het belang van deze dingen inziet. Het is ook geen teken van gebrek aan ernst en verantwoordelijkheid, wanneer men hier niet al te diep in duikt. Toch moet ik zeggen, dat het voor een bestuur, en vooral voor de man, die er zijn dagen en zijn nachten aan wijdt ik doel op Van Biemen prettig is, door velen in dit moeizame werk gesteund te worden.

Over de jaarvergaderihg-zelf schrijf ik weinig. In dit nummer (of anders komende week) vindt men het jaarverslag, dat getuigenis af legt van veel blijdschap en veel moeite. Dat hoort nu eenmaal bij elkaar.

De financiële verslagen toonden aan, dat het werk zonder regelmatige subsidie niet kan bestaan. Bij een uiterst zuinige huishouding en een haast onverantwoordelijk karige bezetting van de leiding komt het werk te Bentveld en Kortehemmen ƒ 11.000 te kort bij de exploitatie.

Dat is veel voor een organisatie van ruim 500 leden. Gelukkig zijn er instanties, die het belang van dit werk inzien en begint er een groeiende belangstelling te bestaan bij de overheid voor vormingswerk in internationaal verband. Daardoor mogen wij de hoop hebben, dat zulk een tekort niet ruïneus zal blijken te zijn. En dit, ondanks het feit, dat er een toename van werk is.

Dit feit brengt ons tot verdere beschouwingen over het geestelijk-cultureel werk in het algemeen. Niet alleen wij zuchten wel eens over geldzorgen. Het is uitzondering, wanneer er niet gezucht wordt. In heel Nederland, in alle kampen. In geheel West-Europa. De oorzaak is niet alleen gelegen in de verarming, die wij ondergaan. Als alle voetbalsupporters in Nederland één Zondag thuisbleven en het gespaarde geld in één pot deden, dan zouden vele zuchtende penningmeesters van vele orga-

nisaties, zo zij daaruit ontvangen mochten, jaar lang zonder zorgen zijn. De oorzaak is gelegen in het gebrek aan inzicht in de betekenis van de dreiging der massificering. De mogelijkheid tot verstrooiing is ons te gemakkelijk geworden. De problemen, waar wij voor komen te staan daarentegen zijn uiterst moeilijk. Dat drijft velen naar gemakkelijke verstrooiing in plaats van naar de moeilijke confrontatie met de wereld en met zich zelf.

Hoe goed is het overigens, dat wij de moeite mogen kennen!

In de lezingen, die aan de Jaarvergaderingen voorafgingen, spraken Nederhorst en Verkade. Beiden verdiepten zich in de internationale toestand van het socialisme, Beiden paarden aan een grote solidariteit een openheid voor de zwakheden, de grote zwakheden van de Internationale. De zwakheden, die wij alleen tegemoet kunnen treden, wanneer wij vertrouwen hebben in de grondstrekkingen van het socialisme én leven uit het geloof, dat dóar onze evangelische opdracht ligt. In dit verband is het hoopvol, dat de Jaarvergadering het bestuursvoorstel goedkeurde, om de internationale betrekkingen met verwante organisaties elders te herzien. Er is niets meer. dat alleen maar Nederlands is, ook niet de confrontatie van Evangelie en Socialisme, Dat zijn zo een paar overpeinzingen van achter de bestuurstafel. L. H. R.

Het ruilpatroon van de wereldhuishouding

Welke krachten beheersen de wereldruil? Wat brengt en houdt hem op gang? En wat is er eigenlijk aan de hand nu die wereldruil in de versukkeling is geraakt? Er is onlangs een bijzonder interessant en zeer eenvoudig artikel geschreven*) dat daar een verrassend helder licht op werpt. De schrijver begint te vragen: wat moet men als de beste voorwaarde voor een intensief internationaal ruilverkeer beschouwen? Hij antwoordt: als de drie productiefactoren (grond, arbeid, kapitaal) in uiteenlopende dosering over de wereld zijn verdeeld. Stel dat de wereld zou bestaan uit drie landen, dan kan men dat in het volgende schema uitdrukken: dosering land A land B land C

ruim arbeid land kapitaal matig land kapitaal arbeid

schaars kapitaal arbeid land

Land A kan het zich veroorloven zich te specialiseren op arbeidsintensieve producten als, bijvoorbeeld, suiker, rubber, en dergelijke, want deze zal het, doordat arbeid daar overvloedig is, in verhouding tot land en kapitaal betrekkelijk goedkoop kunnen maken en het zal er op mogen rekenen dat het die kan uitvoeren naar B en O, waar juist deze producten betrekkelijk duur zijn.

Land B zal zich specialiseren in landintensieve producten, bijvoorbeeld in graan of wol en kan daar de landen C en A mee van dienst zijn. En land C kan hetzelfde doen met kapitaalintensieve producten, zeg textiel en machines. Elk land zal zo een exportoverschot hebben ten aanzien van één bepaald product en een importoverschot van de andere. Die importoverschotten geven geen last, want ze worden door de exporten van het product waar het land Maart 1952.

een betrekkelijk (comparatief) kostenvoordeel van heeft, gedekt. Men kan de drie landen zelfs als vakjes in een cirkelvormig circuit tekenen waarin elk een overschot heeft met zijn opvolger en een tekort met zijn voorganger.

Het merkwaardige is nu dat zo tussen 1890 en de eerste wereldoorlog in de werkelijkheid deze situatie vrijwel aanwezig is geweest. De tropische landen vertoonden het type A, de vlaktestaten uit de gematigde klimaatzones (USA, Canada, Argentinië, Zuid-Afrika, Australië, Nieuw-Zeeland) type B, zij het met een kleine variatie voor de USA; Europa vertoonde type C, waarbij Engeland een wat speciale oositie innam.

Men kan zich er niet genoeg over verbazen hoe uniek, hoe zeldzaam, hoe „einmalig” zo een situatie is. De schrijver van het artikel beschrijft hoe zij in de voorafgaande honderd jaren was gegroeid en brengt de lezer daardoor sterk van dit unieke en onherhaalbare onder de indruk. Ik kan er hier niet op ingaan; Wie het interesseert moet het stuk maar zelf in een leeszaal opzoeken. Wel moet ik nog even ingaan op de verstoring van dit zeldzame ruilpatroon, die nadien heeft plaatsgevonden, omdat dit van belang is voor ons, die nu met de brokken zitten.

De voornaamste verstorende oorzaak is allerminst van buiten gekomen, maar door de innerlijke kracht van het systeem zelf. De USA zijn nl., vooral in de eerste wereldoorlog, met onstuimige vaart in hun ontwikkeling verder gegaan, zodat na die oorlog hun structuur aan die van Europa in zoverre gelijk was geworden, dat ook bij hen kapitaal de meest overvloedige productiefactor was geworden. Slechts met betrekking tot de twee andere verschilde het van Europa: bij USA stond arbeid onder-