doorstaan. In ieder geval worden er geen kerkgebouwen In brand gestoken, noch worden er godsdienstoefeningen verstoord.

Ik ben zelfs geneigd een vrij onderzoek in deze materie aan te bieden. Ik ben er zeker van dat een enkel woord mijnerzijds bij de Joegoslavische autoriteiten alle faciliteiten daarvoor vrij zal maken en dat belangstellenden in de gelegenheid worden gesteld vrij en ongehinderd met iedereen te praten met wie ze maar willen. Persoonlijk heb ik met r.k. priesters in Zagreb en in Belgrado over hun mogelijkheden gesproken. Zij vertelden mij, dat zij geen belemmeringen ondervinden in hun normale godsdienstoefeningen, maar dat de strijd vooral gaat om het onderwijs.

De Volkskrant laat bovendien na te vermelden, dat de R.K. Kerk in Joegoslavië haar eigen pers heeft en dat zij o.a. een politiek uiterst reactionnairi blad „Sursum Corda” uitgeeft, dat vrijelijk gelezen kan worden, zonder dat men zich blootstelt aan représailles.

Wat is dus aan de hand en waarom publiceert de Volkskrant de genoemde berichten omtrent Stepinac? De verklaring is minder moeilijk dan oppervlakkig gezien zou lijken. Er is, behalve het onderwijsconflict nog een tweetal andere conflicten. Het ene gaat om het gebruik van de Italiaanse taal in het Sloveense deel van Kroatië het gebied rondom Fiume e.d. • en het andere, het politiek, meest actuele, gaat om het hezit van Triest.

Triëst is een zaak, waar zeer veel Italiaanse hartstochten een rol spelen. Het bezit van Triëst wordt door Italië opgeëist. De R.K. Kerk tracht nu aan de Italiaanse gevoelens daaromtrent tegemoet te komen door een anti-Joegoslavische campagne te voeren. Het Vaticaan steunt nu de eis: Triëst aan Italië, niet openlijk maar wel door stemmingmakerij. Stemmingmakerij ook in niet-katholieke kringen, die gevoelig zijn voor het argument, dat de vrijheid van godsdienst bedreigd wordt.

Wij hebben hier dus te doen met wat men in de termen van de Kominform een „campagne” noemt. Het is te hopen, dat men daar in de Westelijke landen niet in vliegt, maar het doorziet.

Voor wat de tweede kwestie betreft, ik heb een aantal goede caricaturen gezien, waarin men met deze taalkwestie in zoverre de spot drijft dat men een bisschop laat betogen, dat het Italiaans moet worden ingevoerd en Triëst aan Italië moet worden afgestaan omdat God geen Sloveens verstaat. Hier ligt uiteraard geen poging tot profanatie van Zuidslavische kant, doch gaat het om geheel andere zaken.

Wat er reëel in Joegoslavië aan de hand is is dit: de vrijheid van godsdienst ver-., schaft in dit land voor het eerst in een aantal delen de andere kerkgenootschappen, met name de Grieks-orthodoxe en de protestantse gelijke kansen. De R.K. Kerk heeft haar bevoorrechte positie in Slovenië en Kroatië verloren. Meer niet. Mij wil het voorkomen, dat we daar niet warm voor behoeven te lopen, als de andere kerkgenootschappen daarvoor in de plaats nu eindelijk dezelfde mogelijkheden krijgen.

Of laat ik de kwestie nog eens anders formuleren: de R.K. Kerk wordt niet langer door de overheid gesteund en zij is daardoor niet meer in de mogelijkheid, zich met behulp van de overheid tegenover de andere kerkgenootschappen te handhaven.

Dat de R.K. Kerk haar positie tracht te handhaven en te verdedigen is haar goede recht. Haar goede recht is het evenwel niet dit te doen met een voorstelling van zaken, die in strijd is met de waarheid.

FRITS KIEF

Het Humanisme de ongrijpbare

Het is met het Humanisme een eigenaardig geval. Zeer velen spreken er over en betrekken het in de discussie. En eigenlijk weet niemand helemaal precies, waarover hij spreekt. Minister Mulderije spreekt er over in de Kamer en de Kamer geeft hem stevig antwoord. Minister In ’t Veld spreekt er over in zijn Verbond. Elke Christelijke Jongemannen vereniging spreekt er van tijd tot tijd over en wijst het af. Sommige Vrijzinnige Protestanten spreken er over en vrijen wat met het Humanisme. En de indruk blijft achter, dat allen, die er over spreken, telkens over iets anders spreken.

Het Humanisme heeft niet alleen in de loop der jaren, der eeuwen steeds weer nieuwe inhoud gekregen. Het heeft voor het thans levende geslacht ook vele inhouden tegelijk. Daarom weten we nog niet, wat men bedoelt, als er zonder meer over Humanisme gesproken wordt. Het is een eis van geestelijke zindelijkheid om de inhoud van het woord direct nader te bepalen. Welk Humanisme bedoelt u? Er is een bijbels en een ongelovig, een idealistisch en een Rooms-Katholiek, een wijsgerig en een populair Humanisme. Wat wenst u?

Nu vindt de eigenaardigheid van dit geval niet alleen zijn oorzaak in de slordigheid van wie er over menen te kunnen spreken. Het Humanisme is er namelijk zélf schuld aan, dat we nooit weten, waarover we nu eigenlijk spreken. Het is een zaak, die zich niet gemakkelijk in een woord laat vatten. Het woord is geduldig, maar de zaak zelve onttrekt zich steeds weer aan wat men er mee meent aan te duiden. Men heeft het oog op een bepaald verschijnsel laat ons zeggen: de vredesbeweging of de onderwijsvernieuwing of de vrije liefde en meent: dit is nu humanisme. En men vergeet, dat vele, vele andere zaken óók humanisme zijn. Het Humanisme is namelijk geen nauwkeurig begrensd gebied, geen afgerond geheel. Het is een levenshouding èn een stroming, een beschouwingswijze én een stuk cultuurgeschiedenis. Het uitgangspunt is altijd de mens, zijn zelfstandige waarde en zijn ontplooiing. Het streven is altijd een zedelijk streven, een gericht zijn op het verwerkelijken van waarden. Maar de moeilijkheid is, dat men nooit weet, wdar men dit vindt. Of liever: waar men dit niet vindt. Er is veel meer humanisme dan menig anti-revolutionnair, die meent, zich er buiten te kunnen houden, denkt. Het doordringt ons ganse leven. Het zit in onze staatsvormen en onze vergaderingstechniek, in onze wetenschap en ons onderwijs, in ons strafrecht en in onze medische verzorging. Het zit ook vrij diep in het christelijk geloof en in ons kerkelijk leven! Daarom hoede zich ieder Christen, die op de gebruikelijke demagogische manier zijn zuiverheid in de leer tracht aan te tonen door een afwijzing van het Humanisme. Hij zelf is veel meer er door beïnvloed dan hij denkt. Men kan in een beschaving, die zozeer van het Humanisme doordrenkt is als de onze, niet op een christelijk eiland leven.

Daarmee is tevens gezegd, dat men het Humanisme nooit eenvoudigweg kan aanwijzen of aangrijpen. Het Humanisme is de ongrijpbare.

Een Humanistisch Verbond is dan ook een wonderlijk ding. Het is een organisatie. Een organisatie wil gestalte geven aan een stuk geestelijk leven of aan een stuk maatschappelijk leven, een stuk bedrijfsleven.

Een organisatie geeft aan het zwevende vaste vorm, begrenst wat anders zou vervloeien. Nu is het kenmerkende van het Humanisme, dat het nergens concrete gestalte heeft, maar toch overal doorheen zweeft. Het moet principieel blijven zweven. Het kenmerkende èn het waardevolle van het Humanisme is, dat het geen vaste vorm heeft, maar altijd vloeit; dat het dan ook nooit in zijn vorm verstijft en verstart gelijk vele vormen van gelovigheid, maar integendeel overal doorheen vloeit, overal zijn invloed uitoefent, overal doorheen stroomt. Het Humanisme is een stroming. En daarom kan het nooit georganiseerd worden. Een organisatie zou een bedreiging kunnen zijn voor het Humanisme. Een organisatie wil het ongrijpbare grijpen. Daarom is een Humanistisch Verbond een innerlijke tegenspraak.

Deze dingen worden meen ik in het Humanistisch Verbond wel gevoeld. Maar hoe wil men zich dan bij de geestelijke verzorging van militairen of van gevangenen als Humanisten tot mede-humanisten wenden, wanneer het zo moeilijk is, vast te stellen, wie nu eigenlijk Humanist is en wie niet? Tot wie richt men zich? Tot de onkerkelijken en de ongodsdienstigen? Zulk een negatief uitgangspunt zou niet bevredigen. Er zijn zeer vele onkerkelijken en ongodsdienstigen, die toch ook geen „Humanisten” zijn. Zijn er niet velen, zeer velen, die in het geheel geen levensbeschouwing huldigen? Zijn er niet talloze nihilisten? Het H.V. werpe zich niet op als de kerk der onkerkelijken! Men weet in deze kringen zeer wel, dat ook het Humanisme van dit Verbond van een bepaalde levensbeschouwing, van een wijsgerig stelsel of van een waardenleer, moet uitgaan. Maar op de vraag naar een nadere bepaling hiervan zal men het antwoord schuldig moeten blijven. Want het Humanisme heeft in beginsel geen geloofsbelijdenis, geen wachtwoord, waaraan men zijn geestverwant herkent. En daarom blijft de moeilijkheid, ja de onmogelijkheid, om de ongrijpbaren te blijven bestaan. Men kan hieraan alleen ontkomen door zich te beperken tot wie niet in een persoonlijk God, de Vader van Jezus Christus, geloven. Maar in dat geval zou het zeer onjuist zijn, wanneer de georganiseerde humanisten zich opWierpen als de eigenlijke vertegenwoordigers van „het” Humanisme.

Dit alles wil nog niet zeggen, dat Ik de bestaanbaarheid van maatschappelijk en zielszorgelijk werk van humanistische zijde ontken. Waar zich een mooi stuk werk voor een overigens weinig bepaalde groep mensen geconsolideerd heeft, moeten de rechtsvormen hiervoor geschapen worden. Men heeft het minister Mulderlje dan ook terecht verweten, dat hij de zorg voor gevangenen van humanistische zijde „stenen voor brood” noemde. Een dergelijke uitspraak Is niet alleen onbeleefd, maar ook fout. Ten eerste omdat de minister hier zijn persoonlijke opvatting gemaakt heeft tot grond voor een overheidsmaatregel, wat een vreemde zaak Is In een land, waar kerk en staat gescheiden zijn. Ten tweede omdat het Humanisme met alles beter te vergelijken Is dan met stenen. Het biedt noch stenen, noch brood. Het biedt vloeibare kost. En Zijne Excellentie overwege, of hijzelf zónder vloeibare kost Is groot geworden! H. J. DE WIJS