40.000 als symbool

Velen in ons land zullen even geschrokken zijn, toen zij het bericht vernamen van de moordaanslag, welke onlangs in Den Haag gepleegd werd op overste Harjono. Gelukkig, voor Nederland, is het nog al goed afgelopen, omdat de aanslag vrijwel mislukt is. Het slachtoffer van de overval is herstellende; de politie heeft de zaak zeer snel weten op te helderen, de daders zijn gepakt, en hun motieven zijn bekend geworden. Zij hebben aan Westerling een dienst willen bewijzen, door te pogen compromitterend bewijsmateriaal te bemachtigen, maar zij hebben hun plan wat ondoordacht of onhandig uitgevoerd. Blijkbaar heeft Westerling zelf er buiten gestaan.

Men vertelt, dat de schoonmoeder van de overste, op het horen van de bel, die hem omstreeks middernacht naar de portaaldeur lokte, hem waarschuwde met de woorden: pas maar op, dat je niet overvalien wordt, waarop hij moet hebben geantwoord: We zijn hier in Den Haag, en niet in Indonesië!

Men kan zich voorstellen, dat de schrik onder de Indonesiërs niet gering is geweest. Blijkbaar zijn zulke dingen in Den Haag wel mogelijk. En al heldert men in de kortst mogelijke tijd de situatie op, men kan niet voorkomen dat de indruk is verstevigd, dat de zaak van Westerling zelf dringend een diepgaande behandeling behoeft. Blijkbaar zijn er in ons land groeperingen, welke een figuur ais Westerling kunnen gebruiken voor het realiseren van hun aspiraties, welke nogal wat gelijkenis vertonen met die van de N.S.B. in de tijd vóór de oorlog. Het is stellig niet toevallig, dat in ons land Westerling connecties met die groepen heeft gekregen.

Maar met het ophelderen van een incident heeft men nog allerminst opheldering verschaft in de achtergrond van het gebeuren. En men behoeft er zich niet over te verbazen, dat er vrees bestaat, dat die opheldering niet zal komen. De leek op het gebied van de rechtspraak, die geregeld in de couranten berichtjes over Westerling aantreft en over het standpunt, dat de rechtbank tegenover hem inneemt, voelt, wanneer hij de geruchten uit afgelopen jaren nog niet vergeten is, in zich argwaan opkomen. Niet tegen de rechtbank en officiële beslissingen als zodanig, maar wel tegen een bepaalde instelling welke men in onze tijd aantreft, en die de rechtspraak schijnt te beroven van een grote allure.

Uit persberichten weten wij nu, dat er geen termen aanwezig zijn om hem, nadat zijn verblijfplaats ontdekt was, in arrest te houden, verder dat de zgn. Zuid-Celebes affaire niet meer in het geding zal worden gebracht, maar dat er uitsluitend verantwoording moet komen in zake de overval op Bandung. Omdat gebleken is, dat hij van Nederlandse nationaliteit is, zal hij niet aan Indonesië worden uitgeleverd.

Het optreden van Westerling op Zuid-Celebes hangt op vele wijzen samen met de botsing van Nederland met Indonesië als geheel. Daarom reeds is de gunstige tijd voor een oordeel over zijn optreden al verstreken. Althans wanneer het er in de eerste plaats om te doen is al het gebeurde zelf na te gaan. Het wordt nu vrijwel onmogelijk om behoorlijk gedocumenteerd voor den dag te komen, tenzij iemand de memoires van Westerling zelf voor geloof-

waardig wil houden. Blijkens het Indonesische verzoek om zijn uitlevering beschikt de Indonesische regering over een dossier betreffende Zuid-Celebes. Hoe staat het echter met het onderzoek naar de feiten? Er heeft een Nederlands onderzoek plaats gevonden, maar de resultaten daarvan zijn niet bereikbaar voor het publiek. Over de inhoud kunnen we dus niet oordelen, maar wel kan men zeggen, dat het onderzoek onder zulke omstandigheden moest plaats vinden, dat er bijzonder veel van het doordringingsvermogen der onderzoekers moet zijn geëist. Het ging.om een onderzoek naar eventuele terreurdaden. Het doel van terreur op een inlandse bevolking is altijd hetzelfde: elke weerstand breken, met alle denkbare middelen. Het resultaat is doorgaans ook steeds het zelfde: een zo diep ingevreten angst in de harten van de bevolking, dat noch medewerkers, noch de vijand het wagen om betrouwbare getuigenissen af te legg;en. Men doet dat pas, als beide partijen onschadelijk zijn, of wanneer een der beide partijen een absolute zege heeft behaald. Een spion van de inlichtingendienst kan wel een vijand aanbrengen, maar nooit vertellen, wat zijn eigen commandant doet en een tegenstander kan wel beschuldigen, maar geen bewijsmateriaal overleggen. En beiden lopen gevaar om vermoord te worden, wanneer ze iets zeggen, dat op waarheid lijkt. (Zo

werden in Oost-Indonesië in de tweede helft van 1950 vele vroegere spionnen van ons leger vermoord).

Maar in Zuid-Celebes liggen de zaken nog veel ongunstiger, omdat de bovenbedoelde opklaring der verhoudingen pas nu begint te komen, nu de verzetsbeweging van Kahar Muzakar schijnt te gaan verlopen. Na Westerlings optreden heeft er nog zeer veel bloed gevloeid. Het is de vraag of er destijds mensen zijn geweest, die de moed en de gelegenheid hadden, om in het hele gebied rond te gaan en zorgvuldig de gegevens van desa-hoofden te verzamelen, en ze bovendien te controleren. Wanneer het werk niet geschied is tijdens of vlak na het gebeurde, dan moet men twijfelen aan de waarheid der berichten.

Wat is dan het beklemmende in dit geheel? Dat van meet af aan het getal van veertig duizend slachtoffers van Westerlings optreden genoemd is, en dat het een soort symbool is geworden, dat niet weersproken 'wordt. Als getal heeft het misschien weinig waarde, ofschoon het niet uitgesloten is, dat het de waarheid dicht benadert. Het volk in Indonesië gelooft in de veertig duizend, het is toen niet op overtuigende wijze tegengesproken, het is er nu te laat voor. De rechtbank zal zich er niet mee bemoeien, en Indonesië zal de man niet ter beschikking krijgen. En het getal raken wij niet meer kwijt. Het zal het massagraf van Zuid-Celebes zijn, waarin er veertig duizend gevonden zijn, gedood op instigatie van Westerling, van wie juridisch is vastgesteld, dat hij een Nederlander was. Wie maakt het de leek duidelijk, waarom men dit laatste nauwkeurig moest vaststellen en dat andere niet? H. J. F.

ZOMERMIDDAG IN DE TUIN

Bij vlagen vaart een breed gebruis van blaren

boven mijn hoofd en door het open raam

klinkt zacht en wat beschroomd het lied der klare en lieve stem der vrouw... Een zoete naam

zingt in mijn hart. Vreugden van jaren stralen in dit ontroerend uur te zaam.

O, zon en zomer, wind en langs het tintlend blauw de vaart der witte wolken, die van verre komen

en verder trekken, en de zangstem van een vrouw

in ’t hart en de overkomst van oude, schone dromen... O, dankbaar hen ik, dat ik voor een stonde ontkomen

aan deze woeste wereld, van dit alles hou en vrij mij. Leven, mee kan geven aan uw zingend stromen.

JOHAN TOOT