Tableau de la troupe van Nyköping

De Internationale Bond van Religieuze Socialisten, waarbij ook onze Arbeidersgemeenschap van Woodbrookers is aangesloten, hield voor de vierde maal zijn driejaarlijks congres. Ditmaal in Nyköping, 100 km ten zuiden van Stockholm.

Het is allerminst een indrukwekkende beweging, wier uitspraken regeerders doet sidderen en verdrukten troost. Niet indrukwekkend, wat de getallen althans aangaat. De Bond heeft in acht verschillende Westeuropese landen een of meer bewegingen, die bij hem zijn aangesloten. Elke beweging heeft haar eigen geschiedenis, haar eigen organisatie-vorm, haar eigen kwesties. In Zweden werkt een christen-socialistische beweging met acht duizend leden. Zij heeft een eigen uitgeverij en is als geheel aangesloten bij de Zweedse sociaal-democratische partij. Deze partij is, als ik wel ben ingelicht, opgebouwd uit organisaties als vakbeweging, coöperatie en ook deze „Broederschapsbond”. In Noorwegen is eveneens een flinke organisatie van gelijke structuur, terwijl in Finland, ditmaal voor het eerst aanwezig, sinds 1945 iets bestaat dat te vergelijken valt met de Protestants Christelijke Werkgemeenschap in de Partij van de Arbeid. Deze komen, met een heel klein telgje in Denemarken, telkenjare in een der Scandinavische landen samen en vormen de Scandinavische christen-socialistische gemeenschap.

Hoeveel zwakker daarentegen staat dit werk in de Frans sprekende landen. In Frankrijk, met zijn oude anti-kerkelijke traditie, met zijn zwakke en sociologisch eenzijdige protestantisme, bestaat naar verluidt, iets van een religieus-socialistische beweging. Naar verluidt. Want het contactadres in Frankrijk antwoordde al sinds enige jaren niet meer en de herinnering aan de schaarse vertegenwoordigers dier groep op vorige conferenties was die van zinnenverrukkende welsprekendheid en van een zeldzame vrijmoedigheid om organisatievormen niet in ernst te nemen. Geen wonder dan ook, dat deze mensen nergens écht bij thuishoorden en alles verwachtten van een eigen religieus-revolutionnaire beweging, die alle muren zou vellen en de ware broederschap, los van partijen en kerken, zou vestigen. Thans gaf deze groep echter geen levensteken meer. Verder is er in Frankrijk de beweging rondom het protestantse maandblad „Christianisme social”. Een blad, dat in Frankrijk veel werk gedaan heeft om het protestantisme sociaal open te houden. Het is radicaal, eigenlijk zonder het uit te spreken socialistisch. Deze groep houdt conferenties en zal wel enigszins met de A.G. vergeleken kunnen worden. Alleen: maandbladen zijn niet erg winstgevend en Fransen zijn niet erg organisatorisch. Er was dan ook geen vertegenwoordiger dier groep. Geen geld, schreven ze.

Uit België was er één vertegenwoordiger, de schilderachtige evangelist uit de Borinage, George Parfait. Hij vertegenwoordigde zijn eigen plaatselijke groep, die meteen de enige was in België, waarvan wij iets hoorden. Veel kans op een wezenlijke beïnvloeding van de socialistische massa leek daar niet te bestaan, èn omdat deze groep wortelde in het protestantisme, èn omdat

zij nogal critisch stond tegenover de concrete socialistische beweging. Zij waren zo iets als derde weg-werkers. Ten slotte is daar dan nog de Frans-sprekende groep van de Zwitserse religieus-socialisten, waarover wij straks te spreken komen. Een ander beeld geeft Duitsland. Daar is de confrontatie tussen christendom en socialisme een der brandendste problemen. Daar is een Bond van Religieuze Socialisten, nauw verbonden aan de S.P.D. Daar zijn een aantal mannen en vrouwen, die zich voor dit werk inzetten, maar zij hebben het machtig zwaar. Een aantal mensen, dat leiding kan geven, is zeer sterk in beslag genomen door werk in staatsverband en kerk; rondom de partij leven vele socialisten, christenen ook, die moeite hebben met de traditie van de S.P.D. Deze op haar beurt is in de top wel gevoelig voor de problemen, die de confrontatie tussen christendom en socialisme aan het licht brengt meer uit opportuniteitsoverwegingen, dan omdat men daardoor de vernieuwing van het socialisme hoopt te bevorderen, zo leek mij maar in de lagere regionen zit nog veel anti-clericalisme, bevorderd door het steeds conservatiever worden van de officiële kerkelijke organen. Men moet bewondering hebben voor en solidariteit voelen met de mannen en vrouwen, die te midden van hete controversen en loodzware lasten en bijna zonder middelen het werk daar opbouwen.

De Duitsers waren zeer verheugd, dat er een telegram was van de voorzitter en de secretaris van de S.P.D. Schumacher had zich bijzonder hartelijk over deze conferentie uitgelaten.

Zwitserland vertoonde daarentegen een geheel ander beeld. Het beeld der verscheurdheid. Tegen de achtergrond van de Zwitserse beweging moet men steeds de indrukwekkende en diepzinnig-vrome prof. Ragaz zien. Meer dan 40 jaren drukte hij zijn krachtig stempel op het Zwitserse religieus-socialisme, mede door het decenniënlang door hem geredigeerde „Neue Wege”. Een paar jaar na zijn dood in 1945 begon er echter een diepe kloof zichtbaar te worden. Vooral door de ontwikkeling van Oost-Europa. De ene groep, die bij een beslissende stemming juist met een paar stemmen de meerderheid bleek te hebben, wilde de ontwikkeling in Oost-Europa positief waarderen. Zij speurt met grote energie naar de schuld van het westen en naar de tekenen van een nieuw socialisme in de Russische invloedssfeer. Dit geschiedt met citering van een aantal uitspraken van Ragaz. Tegenover hen staat de groep van intiemere volgelingen van Ragaz, die niet anders dan trouw kunnen zijn aan de democratie van het westen, ook al herkennen zij daarin allerlei gevaren. Beide groepen waren ter conferentie. Het spreekt vanzelf, dat de verstandhouding, ofschoon correct, niet al te hartelijk was en dat een zekere geprikkeldheid niet steecfe te vermijden was. Wat overigens aan het geheel van de conferentie geen afbreuk deed.

°c Engelse groep was bepaald wak vertegenwoordigd Zoals wonderlijk genoeg f is. Vrijwel alleen in Londen bestaat ze cn telt tot haar leden een aantal zeer voorblijkbaar weinig g efnheid hebben naar het continent te komen.

En dan waren daar nog de Nederlanders. Vier in aantal. Voor het eerst thans ook, maar dan als waarnemer, namens de P.C.W.G. het Kamerlid J. H. Scheps. De A.G. was door zijn voorzitter en de directeur met zijn vrouw vertegenwoordigd.

Ziehier het tableau de la troupe. Wat zich daar zou afspelen, daarover een volgende keer. L. H. R.

Om de aardse dingen

Het artikel, dat ds Buskes de vorige week in dit blad schreef onder de titel „Onze A.R. Broeders” heeft me nogal beziggehouden deze week. Om het even weer in uw geheugen terug te roepen: Buskes zei in dat artikel een paar dingen op de hem eigen wijze over een stukje van een jong gereformeer d predikant, dat hij in de Gereformeerde Kerkbode van een onzer grote steden had gevonden.

In dat kerkbode-stukje had de gereformeerde predikant een mineur-beschouwing gegeven over de uitslag der verkiezingen, Het thema van deze mineur-compositie was: een groot deel van ons volk heeft door op Drees te stemmen gekozen voor het materiaiisme, het ging dit deel om een gedekte tafel, om brood met kaas en hagelslag. Ons volk heeft door op Drees te stemmen gebogen voor de altaren van Mammon. Het vertrad daarmee zijn beste tradities van vroomheid en moed, naastenliefde en vrijheidszin, enz.

Nu is het niet mijn bedoeling om nog eens dunnetjes over te doen wat Buskes al deed: aantonen, dat de strijd om de „doorbraak” niet gemakkelijk is. Het stukje van de gereformeerde dominee heeft bij mij nog andere reacties ver-

Mijn eerste gedachte was: ’t kan best waar zijn, dat het velen, die op „Vader Drees hebben gestemd, onder meer ging om het stellig bescheiden stukje kaas en het kleine potje met hagelslag bij de boterham. Of om nog enkele van zulke kleine „materialistische” dingen, zoals bij voorbeeld een extra half onsje tabak of een paar sigaren van 13 cent op Zaterdag of om het gevoel nu „recht” te hebben op wat „Drees-guldens” enz. En als het inderdaad zo zou zijn, zou de verkiezingsuitslag er voor mij niets door van zijn waarde verliezen.

De tweede gedachte, die bij me opkwam, was: Wanneer en waar zou deze jonge predikant dat stukje voor zijn kerkbode hebben geschreven? Ik ben daarover wat aan het fantaseren geslagen en heb me de dingen zo voorgesteld: het stukje is geschreven in een goed-ingerichte studeerkamer, Een studeerkamer, die een verzorgde en welgestelde indruk maakt. Ik heb me daarbij —■ omdat een mens nu eenmaal graag eigen zwakheden in anderen projecteert voorgesteld, dat de predikant onder het schrijven een pijp rookte en dat er een pot met werkelijk goede tabak op zn bureau stond. En een kop goede koffie. Ik heb de mogelijkheid opengelaten, dat hij het