stukje niet op een avond, maar op Zondagmorgen na de kerkdienst heeft geschreven onder het genot van een Zondagse sigaar en met een Zondags koekje bij z’n koffie.

Begrijp me goed: ik bedoel hiermee niet de zaak te ridiculiseren. Want de Zondagse sigaar en het Zondagse koekje zijn geen ridicule dingen. Wie ze burgerlijk wil vinden, mag dat doen, maar voor mijn besef blijven ze er niet minder waardevol om.

Ik heb deze dingen alleen zo gefantaseerd om een verklaring te vinden voor het feit, dat een jong predikant zo over „materialisme” kan schrijven. Dat is namelijk voor mijn gevoel alleen mogelijk voor iemand, die zelf nog vrij redelijk van de materiële dingen des levens kan genieten. Het is wiet mogelijk om zo snoerend en quasi-godsvruchtig af te geven op „materialisme” en op de kaas en de hagelslag wanneer men er iets van weet wat de kleine „aardse” dingen betekenen in levens van mensen, die maar amper aan een klein beetje „luxe” (kaas en hagelslag enz.) toekomen.

Het is niet mogelijk voor wie uit zijn jeugd nog weet hoe thans een gekregen, goedkope sigaar werd bewaard voor de Zondag om dan als iets feestelijks te worden opgerookt.

En een klein beetje goed verzorgde maaltijd betekent juist voor oude mensen veel meer dan deze jonge dominee zich blijkbaar ooit heeft gerealiseerd. Het is niet mogelijk voor wie zich realiseert, dat één derde van de totale bevolking der aarde voortdurend lijdt door ondervoeding.

Ik weet heel goed, dat men het socialisme schromelijk onrecht doet, wanneer men er domweg het etiket „materialistisch” opplakt. Daarvoor zijn een waarachtige bewogenheid met de mens en een sterk ethisch verantwoordelijkheidsbesef te belangrijke factoren geweest in het socialisme.

Maar tegelijk ligt vnm- mii ««r, groolL Sen van het soSisS mSI in fint hPt tnoii rara taora „rara,. .. , wlise een rateïalSschl" strtfheeft gevoerd Stellig voor een In ®?ervan dTe T niet he minst bewonder om het’ feit da? Wi ?ip belangrijkheid der aardse dingen” weï scherp heeft aangetó’ond

grS? erhoge gLSS gT de Bijbel noemt een stil en gerust leven” Voor heef? dit woon, „klein” leven waarin de angst nm de machten” riie “ if ïw’S is en’ ??aS? kleine, aardse dingen niet te groot ziin Om het wat concreter in deze tijd te zeggenwaarin er nog kaas en w?i hagelslag en een sigaar nr> T-nnrtao?cmet en waar" -?Us??t Drees-guldens de geldzorgen niet altijd overheersen.

Ik ben er bovendien van overtuigd dat het communisme in China en andfrp bieden niet de overwinning heeft behaald' omdat de beste rhin? vi?’ loren waren gegaan, maar omdat de honger en de armoede geslachten lang het armp volk van China teÏÏterden En daarom vind ik een beschuldiging van „materialisme” zelfs al komt die hpcphiu diging van een’ goed-gereformeerde domi' nee, nog altijd ee" cSim??f vLf socialisme. J. H.

t_ rn/^mrvf-iorr,

_ |< Ko 1 H J-V»

Het is niet goed telkens terug te keren naar het verleden, zeker niet naar het verleden der vijf oorlogsjaren. Niet alleen maakt de haat zich van ons meester, maar ook de sentimentaliteit en ook de onbarmhartige nieuwsgierigheid om te duiken in allerintiemste van onze medemens. zijn angst en zijn verdriet.

Augustus 1952 m geleden, die dag waarop de eerste vijf gijzelaars in Nederland werden gefusilqk « ’ Limburg stirum, Ruys en Schimmelpenninck van gevallen. Op 16 October nog drie uit het gijzelaarskamp. In de latere oordie zomaar van de straat gepikt werden. Maar juist om aan nog eens terug te denken, is het goed om aan de eersten enkele woorden te wijden. Daarbij zal ik me beperken tot mijn goed mocht samenwerken te gShad.'’""

Op de vierde Mei van 1942 waren wij, gyZeelaars, in de vroege morgen vans ons bed pnesters. Maar ook eenvoudigen uit den voorzitter van een Oranjer?erLg«Tat‘nt cen jongen Uit Brubuut, die student f van politieke partijen ontm vooraanstaande leden Nederlandse Unie en het is dan ook he?ft gestaan

Slecht hadden we het er niet. Na de eerste dagen van schaarste kwamen de maanden, voor velen jaren, van overvloed. Nederland dacht aan zijn gijzelaars en het stroomde pakjes naar het kamp. Maar ook geestelijk bleven we op peil, dank zij de aanwezigheid van velen uit het culturele leven in ons land. Wie denkt niet terug aan middagen met Jo Juda en Willem Andriessen en aan avonden met Knuttel, Banning en Van Duinkerken?

Nee de gijzelaars waren niet te vergelijken met de Amersfoortse gevangenen of zij, die in de kampen van Dachau of Mauthausen moesten verkommeren. Zeker, de scheiding van het gezin viel zwaar, het bijeengepakt zijn in een seminarie berekend op 200 jongens, in een massa van ruim 500 volwassen mannen, was niet aangenaam. Zij, die wel eens een ogenblik rust wilden hebben, konden deze moeilijk vinden onder het voortdurend gekakel dezer grote sociëteit. Maar toch; het was een hotel voor gezeten burgers! De stemming was dan ook: „vrede, vrede en geen gevaar”. Toen plotseling, op de morgen van de achtste Augustus, kwam het bericht van een (mislukte) aanslag op een Duitse trein in Rotterdam, waarvoor als de daders zich niet zouden melden op de gijzelaars zou worden teruggegrepen. Baelde en ik waren samen op de docentenkamer, toen

het nieuws ons bereikte Wil keken elkaar aan en wat voor mij die dag en de hele week door angstige twijfel is geweest was voor hem direct wrange zekerheid-’ dit betekent het eSdHoor mif zekS' li’oor jullie misscïïen” ’

Onwillekeurig moet ik denken aan het verhaal uit de bübel over de dae-en dat Noach zijn ark bouwde. Er staat, dat de voortleefden, alsof er niets aan de hand was. Zo was het met de meerderheid in Gestel. Op Zaterdagavond was er bioscoopvoorstelling en het bezoek was groot. De biljarttafels waren in vol bedrijf het bridgen en voetballen gingen verwoed door, de cursussen en lezingen bereikten gewei dige cijfers (110 uur in een enkele week! . Een groot deel der gijzelaars deed alsof er niets aan de hand was. Er waren er zelfs. die veronderstelden, dat er helemaal geen aanslag on een trein had nlaat<3 gPvnndAn met welke opmerking zij overigeS slechts mS"r SssSsch heS^^ realistisch ingestelden nog pessimistischer Telf dus^WoS^ïen

Baelde en ik hadden elkaar in 1940 leren kennen in de Nederlandse Unie Hii de toenadering tussen de verschillende volksgroepen. Voor mij was destijds een vrijzinnige nanwelhks lets meer aan een rellieuze atheïst, maar hoeveel geloofsvertrouwen “ U-tollJhe overgave Ut STdï twee jaar en in het bijzonder in de laatste week van zijn leven niet van hem voorgeleefd gekregen. Hij heeft mij de ogen opengaan voor het grote woord, dat de Geest waait, waarheen Hij wil en dat de Zher"

voorbij. Vijf en twintig onzer werden gefotografeerd, onder wie ook Baelde. let was een lugubere foto met een cijfer om de hals. Het slachtbedrijf werd degelijk voor- Het was een goede DulS'orSSsatie zonder enige menselijkheid. Een dag voor de fusillade werd appèl gehouden om ~ bleek – de twee slachtoffers, die toen aanwezig waren, nog eens goed op ongeluk de ver? keerde zou worden neergeschoten. Als slachtvee bijeengedreven op het voetbalveld, werden wij door Gemmecke (de latere commandant van Westerbork: hij is nu weer vrij en kan zich voorbereiden op nieuwe heidenstreken) en Schmidt (een mannetje, dat als kwade genius rondom Gemmecke heendraaide en dat ook wel gemonsterd. Otto van Limburg Stirum en Baelde werden uitzonderlijk goed bekeken. Zouden deze beide „heren” ook de zweetdruppels op het hoofd van Baelde gezien hebben? Want het is wat, als men weet wat gaat gebeuren, dat men toch zijn kalmte moet bewaren en (Zie verder pag. 4)