HET RESULTAAT VAN NYKÖPING

Wat is nu het resultaat van de drie dagen vergaderen van die 40 christen-socialisten uit acht Westeuropese landen? Men zal uit mijn bericht van de vorige week begrepen hebben, dat het niet eenvoudig was om al het werk van de verschillende groepen èn het daarbij gegeven gedachtenklimaat onder één noemer te brengen.

Nu moet men over het resultaat zich maar niet al te druk maken. Zulke contacten zijn op zichzelf waarde vol. Toch geloof ik, dat er een zekere groei, een dieper besef van eenheid groeiende is en dat wij in deze Internationale Bond een werktuigje (meer niet) hebben om in deze tijd van groeiend Buropees besef de confrontatie tussen Evangelie en socialistische beweging ook op internationaal vlak mogelijk te maken.

De lezingen, die gehouden werden, waren stuk voor stuk goed. Best zelfs. Het was verstandig van de leiding om één centraal punt te nemen. Het punt van de bijbelse prediking van het Koninkrijk Gods. Men weet, dat Ragaz de werkelijkheid van het Koninkrijk Gods volstrekt centraal stelde en vandaar uit de ganse werkelijkheid benaderde. Een doordenking opnieuw was nodig.

Grondslag hiervoor werd gelegd door de lezing van lector A. Eeg-Olofsson, een Zweed, die duidelijk liet zien, dat met dit zeer centrale woord uit Jezus’ prediking toekomst èn heden in enen werd bedoeld en dat in het licht van het Koninkrijk eerst de Bergrede goed verstaan kan worden. Het is jammer, dat wij in ons blad dat zich verre houdt van theologische uiteenzettingen de draad van zijn betoog niet kimnen weergeven. Het kwam mij voor, dat hij enerzijds Ragaz volledig recht deed, anderzijds waarschuwde voor zijn eenzijdigheden.

Van Biemen sprak daarna over wat de bijbelse boodschap voor socialisme en kerk betekent. Hij zette helder en bewogen uiteen, waar het ons in Bentveld en ook in ons blad steeds om gaat, nl. opnieuw de fundamenten van socialisme en geloof in bijbels licht te doordenken in open ontmoeting met allen, die verontrust zijn.

De twee andere lezingen, die van prof. Hans Iwand uit Bonn en van dr R. Lejeime uit Zürich handelden over de Bergrede en het socialisme. Beide van de gezichtspunten uit, die de vorige dag ontvouwd waren. Het is jammer, dat de organisatie van deze Internationale Bond zwak is en dat van de

publicatie dezer lezingen weinig komen zal. Zij zouden ons zeker verder helpen.

Op één merkwaardig punt wil ik wijzen. Prof. Iwand is een der medestanders van Niemöller. Hij was oorspronkelijk hoogleraar in Koningsbergen en behoorde vroeger, vóór Hitler, tot die vele Duitse professoren, die niet aan politiek deden en uitsluitend hun vak beoefenden. Düs conservatief waren. De strijd tegen Hitler bracht hem ertoe in te zien, dat ergens socialisme en christendom een gemeenschappelijke wortel hadden. Anders zou Hitler beide niet zo fel vervolgen. Van hieruit groeide een nieuw maatschappelijk denken en hij werd socialist. Een socialist echter, die er moeite mee heeft de Duitse beweging met zijn oude traditie volledig te volgen en in het hart op te nemen. Hij zag te goed de gevaren vóór verstarring. Als men zulk een bekentenis hoort, is men dubbel blij, dat wij in Nederland vlak na de oorlog de gelegenheid hadden de socialistische beweging op een nieuwe lijn te zetten.

Van de nabesprekingen kwam niet zo heel veel terecht, ’s Avonds waren wij uitgenodigd bij partijgenoten, in Nyköping en öxelosund. Gezellig, belangrijk ook om de sfeer van de Zweedse beweging te „ruiken”. Maar het nam ons nogal veel tijd. Daardoor kwam de discussie, die de Zwitserse Kramergroep wilde beginnen over het oorlogsgevaar wat in het gedrang. Zij vonden dat toch eigenlijk het enig-wezenlijke probleem, terwijl de anderen liever de fundamenten besproken zagen.

De laatste dag werd geheel in beslag genomen door het opstellen van een beginselverklaring. Dat was nodig, omdat alle Scandinavische landen verklaard hadden (de Noren zelfs ultimatief) dat zonder een duidelijke afwijzing van het communisme en een even duidelijke oriëntering op het democratisch socialisme hun deelneming aan het geheel wel uiterst moeilijk werd. En hierbij kwamen de controversen aan het licht. Nederland en Duitsland hadden bovendien te kennen gegeven, dat zij zich alleen maar een Internationale Bond van enige betekenis konden voorstellen, als hij ook uitdrukking gaf aan het verlangen naar oecumenische gezindheid.

Wat het eerste pimt betreft: in de Franssprekende landen bleek het socialisme méér een gedachte, een teken voor een kracht te zijn, dan dat men er een reële beweging bij dacht. Het leek wel, alsof de officiële democratisch socialistische partijen hoogstens een van de facetten van het socialisme vertegenwoordigden. Men stond er nogal geladen tegenover. Daarachter stond het verlangen om een eigen type socialisme te scheppen. Dit eigen type kwam intussen niet uit de verf en kon hoogstens sectarisch gedacht worden. Wij, van Nederland uit, gesteund door de Duitsers, hielden vol, dat de socialistische werkelijkheid niet bestaat buiten de partijen om. Met deze partijen willen wij in een critische vertrouwensverhouding staan. Soms critisch, erg critisch desnoods. Maar steeds in een duidelijk uitgedrukte solidariteit. Daarover ging het in wezen gedurende de uren, die wij erover discussieerden. Ten slotte viel, zij het met geringe meerderheid, de beslissing in de door ons voorgestelde zin.

Voor de Duitsers vooral was dit van betekenis, omdat zij een groeiende belangstel-

ling constateerden bij de leiding der SPD voor de confrontatie van christendom en socialisme.

Evenzo ging het met de verbondenheid met de oecumenische beweging. Men begreep wel, dat deze Bond als zodanig zich niet kon aansluiten bij de Wereldraad der Kerken. Daar kunnen alleen kerken lid van worden. Dr Visser ’t Hooft had intussen een hartelijke brief geschreven als antwoord op de vraag van de voorzitter, ds H. Bachmann van Zürich, op welke wijze de Bond de Oecumene kon dienen. Hij schreef: stuur vooral uw bijdragen in. Daartoe werd besloten. Er is mijns inziens alles aan gelegen, dat wij, als christen-socialisten, dienstvaardig meewerken aan de doordenking van de problemen, die de wereldraad aan de orde stelt.

Eenvoudig lag de zaak echter niet. Een feit is, dat zowel in Duitsland als ook in Frankrijk enige r.k. lid zijn van de religieussocialistische organisatie. Een pauselijk bevel heeft deelneming aan de Oecumenische beweging verboden. Toch meende de meerderheid zich te moeten uitspreken voor zulk een oriëntering op de Oecumene. De samenwerking met „andersdenkenden” in een religieus-socialistische organisatie valt evenzeer onder pauselijke afwijzing. Dat wordt door een aanvaarding van de oecumenische gedachte waarlijk niet principieel verergerd.

Uit drie ter tafel liggende ontwerpen werd ten slotte de volgende beginselverklaring geboren, bediscussieerd en aanvaard:

„Als christenen en socialisten staan wij op de bodem van het Evangelie van Jezus en van zijn boodschap van het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid voor de aarde.

Wij willen de christelijke broederschap zodanig versterken, en verdiepen, dat de boodschap van Christus zowel voor het leven van de enkeling als van de volkeren tot richtsnoer dient.

Wij willen in overeenstemming met de beginselen, die door het congres van de Socialistische Internationale in 1951 in Frankfort voor de doeleinden en taken van het democratisch socialisme zijn vastgesteld, streven naar socialistische gerechtigheid, groter welvaart, vrijheid en wereldvrede. Wij streven er daarbij naar, dat de geest van Christus onder de mensen steeds meer kracht krijgt.

Onze Bond staat open voor christenen van alle christelijke kerken. Wij willen de oecumenische gedachte stimuleren.”

Rest ons nog iets mee te delen over de organisatorische kant. In 1947, na de dood van Ragaz, was ds Bachmann voorzitter geworden. Christine Ragaz werd secretaresse. Thans achtte ds Bachmann de tijd gekomen het voorzitterschap uit handen te geven. De splijting van de Zwitserse beweging was aan dit besluit niet vreemd. Maar wie moest hem opvolgen? Wie had voldoende gezag om deze beweging te leiden? De vergadering besloot met flinke meerderheid van stemmen prof. Banning tot voorzitter te benoemen. Banning had als voorwaarde gesteld, dat ook het secretariaat naar Nederland, d.w.z. naar Bentveld zou komen.

Wy hebben ons daarover verheugd. Maar een stuk tragiek van deze wisseling ontging ons toch niet. In Zwitserland was de religieus-socialistische beweging gewekt door

maar anders en beter worden als men niet de schatten aan wijsheid reserveert voor degenen, die er aanspraak op kunnen maken, maar als men er zich toe zet de onwetenden te onderrichten. Dan zal men eens wat nieuws beleven. Aandoénlijk zo’n kinderklas en diepe les voor iedere volwassene: de uitwendige gelijkvormigheid, veroorzaakt door dezelfde taak, bevordert het dieper onderscheid; ze leren allemaal schrijven op dezelfde manier, maar zie eens, hoe weldra het schrift verschillend zal zijn.

De schooldeuren staan weer open: ik zou willen dat het kindervolk er even blij heentrok als het straks weer woelig en stoeiend de school verlaat en naar huis rent. Voor de kinderen en voor ons is de vacantie beëindigd, maar ook het werk kan vreugde en vrijheid geven. j. g. B.