Misverstanden over de doorbraak

Het Juli-Augustus-nummer van „Socialisme en Democratie” bevat vier artikelen over de uitslag van de verkiezingen. De schrijvers zijn Donker, De Kadt, Barents en Den Uyl.

De Kadt maakt in zijn artikel „Progressieve Overwinning” enkele opmerkingen over de Doorbraak, die naar mijn overtuiging niet onweersproken mogen blijven.

Hij noemt de overwinning van de P.v.d.A. een progressieve overwinning en heeft er bezwaar tegen, haar als een overwinning van de Doorbraak te waarderen.

Waarom?

„De typische doorbraak-ideologen in onze partij staan op het standpunt dat het feit dat onze confessionele werkgemeenschappen een sjmthese tot stand hebben gebracht tussen de sociale democratie en hun katholieke of protestantse godsdienstige overtuigingen, zoveel aantrekkingskracht zal uitoefenen op de katholieken en protestanten buiten onze partij, dat dit de confessionele massa’s er toe zal brengen, onze partij te beschouwen als hun politiek tehuis en als de vanzelfsprekende vertegenwoordigster van hun politieke aspiraties in het parlement. In die zin echter zou men alleen van een overwinning van de doorbraak mogen spreken, wanneer vele duizenden katholieken en vele duizenden protestanten zidh in onze werkgemeenschappen verenigd hebben.., In die zin kan men op z’n hoogst zeggen dat de verkiezingsoverwinning een doorbraakoverwinning zal blijken te zijn, als in de komende maanden de ledentallen van onze confessioneele werkgemeenschappen in zeer belangrijke mate toenemen”.

Het woord „doorbraakideologen” wijs ik af. Misschien dat er onder mijn geloofsgenoten zijn, die dat niet doen, maar ik heb toch de overtuiging, dat vrijwel alle toonaangevende protestanten in onze partij van de katholieken zal wel hetzelfde gelden van een doorbraakideologie niet willen weten. De Kadt gebruikt dit woord, omdat hij gelooft, dat het er ons om te doen is, een „synthese” tot stand te brengen tussen de sociale democratie en onze godsdienstige overtuigingen. Ik laat ter zijde, dat De Kadt over sociale democratie en niet over democratisch socialisme

spreekt, maar leg er alle nadruk op, dat het ons juist niet om een „synthese” tussen democratisch socialisme en ons christelijk geloof te doen is. Dan zouden wij inderdaad doorbraak-ideologen zijn. Dat zijn wij niet. Socialisme ligt voor ons op een heel ander vlak dan ons geloof. Van een „synthese” zou alleen sprake kunnen zijn, indien socialisme voor ons een levens- en wereldbeschouwing was. In het verleden zijn er christen-socialisten geweest, die zo’n „synthese” propageerden. Voorzover ik weet, zijn die er op het ogenblik in de P.v.d.A. niet.

Het is bovendien een onjuiste voorstelling van zaken, wanneer De Kadt beweert, dat wij menen, dat het feit dat de Prot. Chr. Werkgemeenschap zo’n „synthese” tot stand bracht, de protestanten voor onze partij zal winnen.

Het gaat in de Doorbraak om heel iets anders.

In Nederland hebben de protestanten onder invloed van de antithesegedachte (Groen van Prinsterer en Kuyper) zich georganiseerd in christelijk-politieke partijen. Wij wijzen deze christelijke partij formatie af, omdat zij noodlottig is zowel voor het christelijk geloof als voor de politiek. Wij willen geen „christelijke” politiek, maar een juiste en goede politiek. Het democratisch socialisme is voor ons geen inhoud van het christelijk geloof. De socialistische politiek wordt door ons vanuit ons geloof aanvaard als de goede en rechte politiek. Van een „synthese” is er geen sprake. De P.C.W.G. heeft dan ook nooit geprobeerd een „S3mthese” tot stand te brengen.

Wat heeft ze dan wel gedaan?

Twee dingen.

1. Zij heeft getracht aan te tonen, dat het volstrekt geen eis van het christelijk geloof is, zich te organiseren in een christelijke politieke partij, dat het veeleer eis is, zich te organiseren in een partij, wier politiek en sociaal program voor de situatie, waarin wij leven, het meest geëigende program is.

2. Zij heeft geprobeerd duidelijk te maken, dat het program van de P.v.d.A. dit meest geëigende program is.

Het is dan ook niet waar, dat men alleen van een overwinning van de Doorbraak mag spreken, als duizenden protestanten zich aansluiten bij de P.C.W.G. Het is zelfs niet waar, dat men dat alleen zou mogen doen, als zij zich bij de P.v.d.A. aansloten.

Van een overwinning van de Doorbraak mag men spreken, als steeds meerdere protestanten het beginsel der christelijke partij formatie afwijzen en voor het democratisch socialisme kiezen, zoals dat door de P.v.d.A. wordt voorgestaan. Zelfs de partij zal altijd maar een heel klein gedeelte van hen, die hun stem op haar uitbrengen, onder haar leden tellen.

Het is dus een dwaze gedachte, dat de overwinning van onze partij dan alleen een doorbraakoverwinning zal blijken te zijn, als in de komende maanden het ledental van de P.C.W.G. belangrijk toeneemt. Na-

tuurlijk zullen wij er ons over verheugen, indien dat gebeurt, maar de Doorbraak heeft een overwinning behaald op de dag, waarop duizenden protestanten niet op Jan Schouten of Tilanus, maar op Drees stemden. Zij braken met de antithesebelijdenis en kozen voor het democratisch socialisme.

Nog veel dwazer is het, wanneer De Kadt zegt, dat van een Doorbraak in specifieke zin gesproken zou kunnen worden. Indien katholieke en protestantse kiezers, die voor de P.v.d.A. kozen, hun stem in overwegende mate op de katholieke en protestantse candidaten van de P.v.d.A. hadden uitgebracht. Volgens hem hebben ze hun stem aan de P.v.d.A. gegeven, omdat zij meer vertrouwen hadden in Drees dan in Romme, Schouten en Tilanus en niet omdat zij meer vertrouwen hadden in Ruygers, Scheps en Van Rhijn dan in de drie eerstgenoemden.

Wat het laatste betreft, heeft hij natuurlijk gelijk, al geloof ik, dat zelfs deze uitspraak gevaarlijk is. Natuurlijk zijn Drees en Lieftinck belangrijker dan Ruygers, Scheps en Van Rhijn. Dat weten de laatsten zelf ook wel. Maar principiëel gaat het om de keuze voor het democratisch socialisme.

Het zou precies het tegendeel van een Doorbraak in specifieke zin zijn geweest, wanneer velen opzettelijk op de katholieke en protestantse candidaten hadden gestemd. Doorbraak betekent dat men als protestant stemt op een candidaat, omdat hij democratisch socialist is en niet omdat hij protestant is.

De Kadt zegt: „Kort en goed, men heeft vertrouwen in de algemene politiek van onze partij, ook als die verpersoonlijkt wordt door een buitenkerkelijk man, en men vindt het op z’n hoogst nog een extraatje als men tegelijkertijd op een geloofsgenoot kan stemmen, maar men acht dit niet doorslaggevend”.

Het laatste is bepaald onjuist. Ik vind het volstrekt geen extraatje, als ik, mijn stem aan de P.v.d.A. gevend, tegelijkertijd op een geloofsgenoot kan stemmen. Wat Drees doet, zou voor mij niet waardevoller worden, wanneer hij tot mijn kerk behoorde. En wat Lieftinck tot stand bracht, zou voor mij niets van zijn waarde verliezen, wanneer hij humanist was. Het is juist een overwinning van de Doorbraak in specifieke zin, dat katholieken en protestanten geen voorkeurstemmen op de katholieke en protestantse candidaten hebben uitgebracht. Juist het feit, dat zij het niet doorslaggevend achten, of de candidaat, op wie zij hun stem uitbrachten, een geloofsgenoot is, is een bewijs van de Doorbraak in specifieke zin.

Zo blijken er nog heel wat misverstanden over de Doorbraak te bestaan. Zelfs in onze eigen partij. Zelfs bij onze afgevaardigden in de Tweede Kamer. En misschien moet gezegd worden, dat het feit, dat De Kadt tot nog toe weinig blijk heeft gegeven te verstaan, wat het christelijk geloof betekent, hetgeen wij hem overigens niet kwalijk nemen, de oorzaak is, dat hij een geheel verkeerde voorstelling heeft van wat de Doorbraak voor hen, die in Christus geloven, inhoudt.

Ten slotte een opmerking ter zijde, hoewel niet onbelangrijk. Het is ons niet om een „synthese” tussen ons christelijk geloof en het democratisch socialisme, maar het is ons wel waarlijk om het democratisch socialisme te doen.

De Kadt noemt de P.v.d.A. een democratische en progressieve partij. Dat is zij. Maar zij is allereerst een socialistische partij. Haar doel is niet: progressieve politiek, ook niet progressieve democratie, ook niet sociale democratie, maar, zoals het in ons beginselprogram staat: de verwezenlijking

(Zie verder pag. 4)

Ragaz. Hij had haar gestempeld. Tot ver over de grenzen van zijn land reikte zijn invloed. Hij was 'een der meestomstreden figuren in Zwitserland geweest. Velen tot zegen; meerderen tot ergernis. Maar de controversen daar maakten een krachtig beleid niet mogelijk. Zodoende besloten zijn geestelijke erfgenamen vrijwillig en zonder enige aandrang van buiten— dit werk uit handen te geven. De dank aan de erepresidente, mevrouw Ragaz, haar dochter Christine en haar zoon Jacob (alle drie waren ter conferentie) werd daardoor dubbel groot. Het verplicht intussen de Nederlanders tot aandachtige liefde voor dit werk. L. H. R.