Getuigenis van een oorlogscorrespondent

Reginald Thompson werkte als oorlogscorrespondent van de Daily Telegraph in Korea. Zijn bevindingen heeft hij neergelegd in zijn boek „Cry Korea” (Ween, Korea), een boek. dat door duizenden gelezen moet worden. Het is een afschuwelijk boek, omdat het de werkelijkheid van het oorlogsbedrijf tekent zonder enige romantiek. Het is alles zo afschuwelijk, dat Thompson zich zelf doodscorrespondent noemt. Oorlogscorrespondent is voor zijn besef een euphemisme.

Deze Thompson die geen anti-militarist is, heeft in Engelse bladen een artikel gepubliceerd, waarin hij uit zijn ervaringen enkele conclusies trekt. Dit artikel van een man, die met eigen ogen gezien heeft, wat oorlog betekent, heeft ons zo gegrepen, dat wij het op prijs stellen, de inhoud aan de lezers van Tijd en Taak door te geven. Hoe wij ook staan tegenover het vraagstuk der bewapening, wij zullen allen moeten weten, wat het betekent, dat wij de wereld van het Westen zo nodig met de moderne wapenen zullen verdedigen.

Volgens Thompson is er op het ogenblik slechts één probleem, dat in betekenis alle overige menselijke problemen overtreft, omdat van de oplossing van dit probleem het voortbestaan van onze beschaving afhangt. Het is het probleem van de vrede.

In vroeger jaren had de vrede een alternatief: de oorlog. Er kwam uit dit alternatief zowel goed als kwaad voort. Oorlog was in staat, allerlei politieke problemen op te lossen. Maar dat is alles verleden geworden, omdat de oorlog tot het verleden behoort. Wij mogen ons niet aan illusies overgeven. De atoombom heeft een einde aan de oorlog gemaakt: een moordpartij van geweldige omvang zonder waarschuwing en anoniem is in de plaats van de oorlog gekomen. De strategie van het Westen is sinds 1945 gebaseerd op de atoomwapens. Daarom moet ieder mens weten, wat de atoombom betekent.

De ellende is, dat de mensen onverschillig zijn geworden: „Ik moet erkennen, dat het vooruitzicht somber is, want geen enkele catastrophe schijnt in staat te zijn, het volk wakker te schudden uit de apathie en de wanhoop, waarin het verzonken is.” Enkele jaren geleden heeft Thompson zijn gewetensbezwaren uiteengezet tegen de massa-vernietiging van weerlozen en tegen de massale slachting zonder militaire noodzaak. In Korea had hij gezien, wat die

massavemietiging en die massale slachting betekenden.

Hij wist al wel, dat het gelaat van de twintigste eeuw geschonden was door de pokken van afschuwelijke misdaden. Maar die misdaden, al waren zij niet aan hem voorbijgegaan, hadden hem toch niet wakker geschud. Hij wist van het vreselijke bombardement van Nanking door de Jappen. Hij wist van het mosterdgas, dat tegen het volk van Abessinië gebruikt werd. Hij wist van de slachting van tienduizenden weerlozen in de laatste dagen van wereldoorlog nummer twee. Hij wist van Hiroshima en Nagasaki. En natuurlijk wist hij van de gaskamers en had hij tienduizenden van zijn medemensen zich zien verlagen tot beneden het peil van beesten. Weten was echter niet genoeg. Korea leerde hem voor het eerst uit de eerste hand de volledige gruwel van de totale moordpartij op weerlozen kennen. Dat had hij tevoren nooit zo meegemaakt. Hij leerde uit de eerste hand de lafheid en de ontaarding van de atoomgeest kennen.

Hij schreef toen in zijn dagboek: „De atoombom is de meest afschuwelijke uiting van de lafheid, de meest afschuwelijke belediging van de menselijke waardigheid. Hij is bovendien de loochening van God. Hoe kan iemand zich een mens of een vergadering van mensen voorstellen met zo’n tekort aan ootmoed, dat zij het durven bestaan er over te beraadslagen, de algehele vernietiging van talloze duizenden van hun medemensen te proclameren”.

Van die dag af ging een nieuwe wereld voor hem open: „Ik wil vechten voor mijn volk aan de grenzen van mijn land met persoonlijke wapens. Maar ik wil het leven niet kopen tegen de prijs van de massavernietiging van onschuldige mensen.”

Door deze houding werd hij in zekere zin geplaatst buiten het gebied van wat men beschaving noemt. Hij merkte immers, dat allen met wie hij omging en wilde omgaan, bijna allen christenen journalisten, bankdirecteuren, busconducteuren, ja zelfs vele soldaten blijkbaar geloven in de misdaad van de massamoord: „Merkwaardigerwijze schenen zij niet te geloven in de bacteriologische oorlog. Zij zijn er hevig verontwaardigd over. Het is volkomen geoorloofd mensen vooral kleurlingen met napalm te doen verschrompelen, volkomen geoorloofd, tienduizenden met atoombommen te vernietigen, volkomen geoorloofd.

er met een desperate haast aan mee te werken, de uitgestrekte vlakten der aarde te veranderen in een onbewoonbare radioactieve woestenij. Maar volstrekt ongeoorloofd, bacteriën te verspreiden. Volkomen geoorloofd evenwel, hard te werken aan de middelen, tot verspreiding van bacteriën”.

Thompson citeert de Amerikaanse philosoof Lewis Mumford, die zegt, dat wij geregeerd worden door morele imbecielen en zielszieken. Mumford schrijft: „De Westerse beschaving is zeer duidelijk gekomen aan het punt, waar alle processen van desintegratie en barbarisme in hun algehele strekking openbaar worden: de mens zonder gezicht en zonder hart, de gangster, de mens van geweld, die alles van het leven waardeloos maakt behalve de instrumenten om het leven te schenden, de uitvinders van het vernietigingskamp, de agenten en potentiële bedrijvers van het geweld in het wilde weg, die H-bommen en biologische massamoordinstrumenten uitvinden. Zij allen leven niet alleen in ons midden, maar het zijn naar men aanneemt allen eerbiedwaardige en intelligente leden van onze maatschappij, het uiteindelijke bewijs van onze extreme ontaarding. De negatieve processen, die zij in beweging hebben gebracht, dreigen onze beschaving te ruïneren.”

Naar het oordeel van Thompson zijn deze conclusies onweerlegbaar. Hij begrijpt niet, hoe mannen als de Paus van Rome en de Aartsbisschop van Canterbury massamoord en christendom met elkaar kunnen verzoenen.

Voor zich zelf is hij ervan overtuigd, dat de vrede, die wij zoeken, niet gewonnen kan worden met atoombommen of met welke middelen van algehele massamoord ook, dat de vrede niet gebouwd kan worden op vrees en haat: „Dag na dag branden wij door onze acties, door onze moedwillige verwoesting van Korea van uit de lucht de laatste brug van hoop tussen Oost en West af en zijn wij bezig, onze gehele geschiedenis te bezoedelen en te ontadelen. Dag na dag brengen wij door onze daden het uur van de vernietiging en de zelfmoord der beschaving dichterbij. Het is tijd God weet, de hoogste tijd het halt uit te roepen. Het oorspronkelijke recht en onrecht in Korea zijn al lang ondergedompeld in een poel van bestialiteit en verschrikking, ongeëvenaard naar mijn overtuiging in de geschiedenis der mensheid.”

Het enige antwoord, zo zegt Thompson, moet zijn de stem der menselijkheid, die losbreekt uit duizenden menselijke kelen. Dan en dan alleen zal deze monsterieuze bedreiging van onze beschaving worderi afgewend. De allerlaatste smaad moet worden voorkomen. Het is nu of nooit!

„Misschien zijn wij toch niet allen morele imbecielen, maar alleen morele lafaards. Laten wij onze moed terugvinden en laten wij het zo spoedig mogelijk doen.”

Dit is een nieuw anti-militarisme van zakelijk karakter. Of het in staat zal zijn, de volken uit hun apathie wakker te schudden, is een vraag, die wij niet wagen te beantwoorden. Maar wel vinden wij het uitermate noodzakelijk, dat deze stem van één, die de verschrikking uit de eerste hand heeft meegemaakt, gehoord wordt, door de Paus van Rome, de Aartsbisschop van Canterbury en elk gewoon gemeentelid, door ieder, welke functie hij ook in het leven der kerk vervult, die het bestaat, de naam van Christus in deze atoomwereld op de lippen te nemen. Ook door ieder, voor wie het woord socialisme nog iets van zijn oorspronkelijke betekenis van menselijkheid behouden heeft.

J. J. BUSKES Jr