Lages

In de Plantage Middenlaan in Amsterdam staat de Hollandse Schouwburg, volkomen verwaarloosd en vervallen, maar toch nog altijd een bittere herinnering aan al de goddeloosheid, die de Nazi’s aan de Joden van Amsterdam hebben misdreven.

In die goddeloosheid was Willy Lages primus inter pares.

Het is begrijpelijk, dat de mannen van het verzet, die met de aan Willy Lages verleende gratie geen weg weten, in de nacht van 30 September op 1 October een groot bord tegen de voorgevel van de Hollandsche Schouwburg spijkerden en op dat bord de woorden schreven:

Hier verzamelde Lages zijn slachtoffers! Geen gratie voor deze Nazi-Beul!

Andere verzetsmannen hingen een in Duitse uniform geklede pop aan een boom van één van de Amsterdamse grachten.

Willy Lages heeft gratie gekregen en alle protesten zullen niets uitwerken. Lages wordt niet gehangen en krijgt geen kogel.

Hij is nu veroordeeld tot levenslang en sommige kranten, waaronder Het Parool en Het Vrije Volk, sloven zich wel uit, om te betogen, dat dit levenslang ernstig ge-, meend is of in elk geval ernstig gemeend moet worden, maar geen zinnig mens hecht er enige waarde aan. Lages wordt in 1952 tot levenslang veroordeeld zoals hij voor enkele jaren ter dood werd veroordeeld. Men kan zelfs met vrij grote waarschijnlijkheid zeggen, dat het doodvonnis van 1950 meer kans op uitvoering had dan het vonnis tot levensiang in 1952. Ik waag de veronderstelling ■— het is heus niet zo’n groot vraagstuk dat Lages ondanks Het Parool en Het Vrije Volk binnen enkele jaren vrij rondloopt in Duitsland, dat hem dan als een door de vijanden van Duitsland miskend en verontrecht man zal vereren en koesteren en ik acht de kans zelfs vrij groot, dat deze Willy Lages, die de Amsterdammers gehaat hebben als de pest hij was een onmens niet lang na zijn invrijheidstelling als een zeer gewaardeerd medewerker zal worden ingeschakeld in het leger van hen, die de leiding hebben bij de verdediging van het christelijke Westen tegen de communisten.

Ik ben een tegenstander van de doodstraf, omdat ik nu eenmaal de overtuiging heb, dat geen mens over het leven van een ander mens mag beschikken. Geen mens is heer over leven en dood. Dat is God alleen. Ik zou Willy Lages dus niet ter dood veroordeeld hebben. Maar wel is het verlenen van gratie aan deze Nazi-beul naar mijn mening het onloochenbare bewijs van de karakterloosheid van heel onze berechting van de oorlogsmisdadigers van af 1945 tot op de dag van vandaag. Ik maak er minister Donker geen verwijt van. Ik kan het in tegendeel alleen maar waarderen, dat hij het odium van de karakterloosheid, die de zijne niet is, op zich genomen en niet de weg van de minste weerstand het afschuifsysteem gekozen heeft. Er is geen reden, om over deze gratieverlening, die slechts de eerlijke uit de gegeven situatie getrokken consequentie is, verontwaardigd te zijn. Er is alleen reden, om ons samen diep te schamen over de karakterloosheid van ons als volk van Nederland. En het is uitsluitend een kwestie van eerlijkheid, om

openlijk uit te spreken, dat heel de bijzondere rechtspleging tot een paskwil is geworden. Het grenst aan het krankzinnige, om Anton Mussert dood te schieten en Wiily Lages de geiegenheid te geven, over enkele jaren te doen en te laten wat hij doen en laten wil.

Men zegt, dat de enige reden van de gratieverlening is, dat het een schending van ons besef van menselijkheid en gerechtigheid zou zijn, om deze misdadiger zeven jaar na de bevrijding en twee jaar nadat zijn doodvonnis werd uitgesproken, dood te schieten. Dat zou het inderdaad zijn. Maar geen sterveling maakt mij wijs, dat deze gratieveriening niets te maken- zou hebben met de politieke wereldsituatie van het ogenblik.

Mr Abel Herzberg heeft voor honderd procent gelijk, wanneer hij zegt, dat wij na zeven jaar niet meer dezelfden zijn. Er is in deze zeven jaar zoveel gebeurd, dat wij ons nauwelijks realiseren kunnen, wat wij in de bezettingstijd en dadelijk na de bevrijding dachten en zeiden. De gedachten en woorden van toen zijn alleen maar belachelijk, wanneer wij ze vergelijken met de gedachten en woorden, tot welke wij in 1952 gedwongen worden door de onpersoonlijke en welhaast niet meer ter verantwoording te roepen machten, die op het ogenblik ons denken en spreken bepalen.

Waarmee ik maar zeggen wil, dat de gratieverlening aan Willy Lages ons niet moet verleiden tot machteloze en steriele protesten, al moet ik erkennen, dat ik hen, die hun krachten aan deze protesten verdoen, zeer wel begrijpen kan. Zij moet ons dringen tot een beschamende zelfbezinning en een vernietigende zelfcritiek.

En misschien leert een en ander ons.

voortaan wat voorzichtiger te zijn met grote woorden, die wij op het moment, waarop wij ze uitspreken, wel oprecht menen, maar die wij toch niet van plan zijn in de loop van de tijd waar te maken. Het was een Jood, die eeuwen geleden zei zijn woorden staan in de bijbel: Jesaja 40 —■ „Alle vleesch is gras en al zijn heerlijkheid als een bloem van het veld; het gras verdort en de bloem valt af!” Hij voegde er aan toe daar was hij een Jood voor „Maar het Woord van onzen God bestaat in eeuwigheid!” Hij wist niet alleen, dat deze God komt en dat zijn vergelding voor Hem uitgaat, maar ook, dat alle volken als niets voor Hem zijn en door Hem beschouwd worden als nietig en ijdel, dat Hij de machthebbers overgeeft ter vernietiging en de regeerders der wereld tot ijdelheid maakt.

Het lot van Willy Lages en dat van ons is in de handen van deze God. Je kunt van al dat ijdel en zinloos menselijk gedoe zo moe en moedeloos worden.

Gelukkig de mens, die van deze Jood leren mag, dat deze God niet moe en moedeloos wordt, dat Hij integendeel de moed en kracht geeft en de machtelozen de sterkte vermeerdert.

„Ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid”, zei een andere Jood en hij wachtte zich voor ai te grote woorden. Hij besloot de beschrijving van zijn wat sceptische kijk op wereld en leven met dit getuigenis: „Overigens, mijn zoon, wees gewaarschuwd van al het gehoorde is het slotwoord: vrees God en onderhoud zijn geboden, want dit geldt voor alle menschen, want God zal elke daad doen komen in het gericht, hetzij goed, hetzij kwaad” (Prediker 11:8, 12-14). J. J. BUSKES Jr.

Hoop doet leven

Een paar dagen geleden werd mij uit Duitsland een boek toegezonden, dat de titel draagt „Berliner Kreml” (Het Kremlin van Berlijn). De auteur, Gregory Klimow, was werkzaam bij de Russische sectie van de Geallieerde Contróle-raad te Berlijn. Hij bekleedde een vrij hoge positie. Het innerlijk conflict, veroorzaakt door wa,t hij èn in Rusland èn in Berlijn zag en meemaakte, dreef hem tot de uiterste mogelijkheid: de vlucht naar de Amerikaanse zone.

„Berliner Kreml” is een boeiend en interessant boek. Een der aangrijpendste gedeelten is dat, waarin de uitbundige vreugde wordt beschreven waarmee men in Moskou de capitulatie van Duitsland vierde, Midden in deze beschrijving komt de volgende passage voor:

„In de laatste jaren van mijn studie aan het Instituut voor Industrie waren de examen-weken voor ons een moeilijke tijd. Aan het front, vóór de slag, zag ik zelden, dat soldaten merkbaar opgewonden waren, Maar ik herinner me nog heel goed,, hoe studenten voor de deur van de examen-zaal letterlijk ineenkrompen van de zenuwpijn, Aan het front kan een mens alleen zijn leven verliezen. Bij de examens lopen wij het risico onze hoop te verliezen, een hoop van jaren. Voor de ziel van een mens betekent dat veel meer Zo is het vandaag ook in Moskou. Het is de ontlading van een jarenlang en gecompliceerd psychisch proces in de ziel van het volk. Het uitbreken van de oorlog gaf de mensen de eerste schok. De mensen

beschouwden de oorlog als een verlichting, als een gelegenheid om zich vrij te maken van de gehate sfeer van het bestaande regime. De curve van dit psychisch proces van „verademing” ging omlaag naarmate het de mensen duidelijker werd, dat hun verwachting, hun hoop ijdel was. Toen begon een periode van een zekere stabiliteit, waarin de mensen maar één ding ondervonden: de nutteloosheid van elke hoop. Toen begon de omschakeling in de ziel van de mensen. Tegelijk met de groeiende afkeer ten aanzien van de uiterlijke factor van de oorlog begon nieuwe hoop te ontkiemen in de harten der mensen. De hoop, dat een betere toekomst door eigen kracht zou kunnen worden bereikt, als vijand van buiten maar verslagen zou zijn. Toen werd de „uiterlijke factor’, de oorlog, hun vijand,

Door onvoorstelbare moeilijkheden heen ging het volk de overwinning tegemoet, gedreven door zijn haat jegens deze vijand en door de steeds sterker wordende hoop op een betere toekomst na de oorlog. De Russen doodden de Duitsers uit een gevoel van wraak voor niet-vervulde verwachting. kapot-geslagen wensdroom. Maar nog sterker dreef hen het perspectief van de nieuwe verwachting. Nooit zouden ze zo gestreden hebben voor het „vaderland”, dat ze voor de oorlog kenden. In het begin wilden ze niet vechten en hoopten, dat de Duitsers hun de ~Messias zouden brengen, Nu echter streden ze, omdat ze deze „Messias” bij de andere partij hoopten te vinden, Bekrompen mensen beweren, dat hoop