onzin is. lets, wat niet reëel is niet tastbaar en niet hanteerbaar. Daarentegen weten dokters des te beter, wat voor grote rol de hoop speelt.

Vaak is bij iemand, die zwaar gewond is of ernstig ziek, juist de hoop de factor, waarvan leven of dood afhangt. Ontneemt men een mens op het kritieke moment de hoop, dan sterft hij. Geeft men de stervende nieuwe hoop dan blijft hij leven. Deze „onwerkelijkheid” heeft een geweldige kracht. Het is een van de stuwende krachten, die de daden van mensen, van de maatschappij, van het volk bepalen...

In dit stuk weerspiegelt zich de tragedie van een volk. Maar... ook met iets van de tragedies van onze eigen na-oorlogse tijd? Heeft dezelfde verwachting ons niet in de oorlog staande gehouden en door de oorlogsjaren heen geholpen? Was het niet dezelfde droom: die van een nieuwe en betere toekomst? Als we dit wat concretiseren: een toekomst van vrede, van vrijheid, van welvaart en van een geestelijke vernieuwing van ons volk?

En wat is er van deze droom terecht gekomen? Van de zo vurig verwachte vrede is ons weinig meer gebleven dan een keus tussen twee trieste mogelijkheden: die van een langdurige, verlammende en gevaarlijke spanning tussen Oost en West of die van een nieuwe oorlog, die onvoorstelbaar vreselijker zal zijn dan de vorige. De vrijheid, waarvoor de zwaarste offers zijn gebracht en die het meest-begeerlijke goed leek, wordt op meer dan één manier bedreigd. Een onvrijheid, erger dan de doorleefde, hangt als een permanente dreiging over Europa.

En de naïeve illusie van zo maar een nieuwe welvaart is al gauw verdwenen en de oude problemen zijn met nieuwe weer opgedoken: de overbevolking, de dreiging van werkloosheid, de verarming van ons volk, de dagelijkse zorgen vanwege de duurte.

En wat het vierde punt betreft: de geestelijke vernieuwing van ons volk, wat is daarvan terecht gekomen? Wie durft er in deze tijd nog hardop over praten? Is er niet duidelijk een uit teleurstelling voortkomend gevoel van moeheid en matheid te bespeuren bij velen, die vlak na de bevrijding vooraan stonden en met enthousiasme hun krachten gaven voor deze vernieuwing? «

Ligt in het onvervuld blijven van deze droom misschien niet de voornaamste oorzaak van het verschijnsel, dat zo velen momenteel in de politieke en maatschappelijke strijd maar „aan de kant” blijven staan?

En toch... blijven niet dezelfde dingen hen, die het niet opgeven, die toch doorgaan en doorstrijden, drijven? Naast het eenvoudige besef van de taak, die ook in deze tijd verricht moet worden, de hoop, dat door de hoge prijs, die betaald moet worden, toch misschien de vrede en de vrijheid voor Europa en het grootste deel van de wereld behouden kunnen blijven? Dat de moeizame strijd op maatschappelijk gebied toch een zij het bescheiden welvaart voor allen mogelijk zal maken? En blijven velen niet ondanks teleurstellingen en tegenslagen toch hun krachten geven in kerkelijk, cultureel en sociaal werk, omdat zij het ideaal van een geestelijke vernieuwing niet hebben prijsgegeven?

Het is ook nu de hoop, die doet leven.

Het is voor de politieke partijen noodzakelijk, dat zij dit beseffen en dat het hun de verantwoordelijkheid oplegt om zich reëel in dienst te stellen van deze verwachting en om deze hoop op goede gronder levend te houden.

J.H

In de schaduw van het N.V.V.

In „Tijd en Taak” van 13 September 1952 1 schreven wij over het N.V.V. in verband met 1 het 19e verslag en congres van dit verbond. (

Met betrekking tot het „Welvaartsplan” van het N.V.V. deelden wij mede, dat dit plan het resultaat was van twee jaren studie van een 20-tal medewerkers. Onze conclusie luidde, dat het N.V.V. met dit congres en dit plan de beide andere vakcentralen in de schaduw heeft gezet.

In „De Gids”, orgaan van het C.N.V., van 27 September jl. is opgenomen het Sociaalpolitiek program 1952, dat op 1 September jl. in een buitengewone algemene vergadering van het C.N.V. is besproken. De definitieve tekst is op 15 September door de verbondsdaad van het C.N.V. aanvaard.

In dit program kan men lezen, wat het C.N.V. concreet wenst. Er wordt niet bij gezegd, of, en zo ja op welke wijze, deze wensen ook concreet verwezenlijkt kunnen worden. Zulks is blijkbaar ook niet nodig voor het C.N.V. Als toelichting op het program wordt medegedeeld, dat Talma reeds in 1902 een brochure aan de christelijke arbeidersbeweging heeft geschonken, met als titel „De Vrijheid van de arbeidende stand”. Het C.N.V. zoekt niet „de weg naar de vrijheid” en tracht ook niet, deze weg te wijzen, maar het staat in de vrijheid en zoekt in de vrijheid het uitgangspunt voor zijn werk. De schrijver gaat verder, door mede te delen, dat dit program leidraad zal zijn voor de arbeid van het C.N.V. in de komende jaren. Het zal bovendien worden aangeboden aan de regering en aan alle organen, die in het sociaal-economisc leven van ons land in deze tijd werkzaam zijn Is iets niet duidelijk, dan zal men graag in „De Gids” en in vergaderingen nadare toelichting geven.

Het is in de geschiedenis van de arbeidersbeweging opvallend, dat de verhouding tussen de confessionele en de socialistische vakbeweging op het punt van actie voeren steeds weer dezelfde is. De confessione e vakbeweging zoekt het uitgangspunt, stelt een beginsel en maakt wensen bekend. De moderne vakbeweging zoekt naar de weg om tot verwezenlijking van bepaalde doeleinden te komen.

Toen in vroegere jaren de weg van het overleg voeren tussen werkgevers en werknemersorganisaties onbegaanbaar was, om- dat de werkgevers het recht van de arbeidende stand op medezeggenschap ontken- den, heeft het C.N.V. zich tot taak gesteld, er op te wijzen, dat de arbeider dit recht wel degelijk had. De moderne vakbeweging heeft de strijd moeten voeren om dit recht tot concrete werkelijkheid te maken.

' Het bekende debat te Vlissingen tussen " Talma en Domela Nieuwenhuis laat het- I zelfde zien: Talma preekte in de kerk- dienst, die volgde op dit debat naar aan- leiding van de tekst uit Jesaja 13 . 12 . „Hij zal maken, dat een man dierbaarder J ’za\ zijn dan dicht goud en een mens dan fijn goud van Ofir.” De strijd van de arbeidersbeweging was in die jaren uitsluitend gericht op verbetering van de materiële positie van de arbeider. Talma stelde toen, dat de broodvraag niet het uitgangspunt h moest zijn.

Het is bekend, dat de weg, die Domela Nieuwenhuis heeft gewezen, niet de weg is, die de moderne arbeidersbeweging is gegaan, maar toch had hij gelijk door vast te I. stellen, dat het weinig zin heeft, over gees-

telijke en zedelijke verheffing van de mens te spreken, zonder er voor te strijden, dat de economische verhoudingen zulks mogelijk maken.

Talma had in beginsel gelijk, maar het ging er in die tijd om, concreet iets te bereiken in sociaal opzicht.

Zien wij thans, welke weg de moderne arbeidersbeweging in het algemeen is gegaan, dan wordt duidelijk, dat het deze beweging is geweest, die op het moment, dat zulks mogelijk was, concreet iets heeft gedaan voor de zedelijke verheffing van de arbeiders. Wij denken daarbij aan. de schat van cultureel werk, ten behoeve van de arbeiders gedaan.

Begrijpen wij het Welvaartsplan goed, dan wordt te midden van de sociaai-economische probleemstelling „de mens” steeds centraal gesteld. Zowel de eis van bestaanszekerheid als die van medezeggenschap voor de arbeiders gaat uit van de overtuiging, dat de arbeider als mens recht heeft op deze dingen. Maar voor dit uitgangspunt heeft het N.V.V. geen boek van 500 bladzijden nodig. Er wordt zelfs geen poging gedaan, om het beginsel van de mogelijkheid tot ontplooiing van de menselijke persoonlijkheid nader te omschrijven. Het gaat er in dit plan om, na te gaan, wat de oorzaken zijn, dat dit doel nog niet is bereikt en hoe men deze mogelijkheid scheppen en uitbreiden kan.

Staan in de vrijheid

Het is overigens een woordenspel, als het C.N.V. mededeelt, niet de weg naar de vrijheid te zoeken, omdat het verbond reeds staat in de vrijheid.

Met de eerste uitdrukking wordt kennelijk het plan van de Partij van de Arbeid bedoeld. Daarbij dient men te weten, dat in Februari van dit jaar in „De Gids” het Plan van de P.v.d.A. is behandeld, om maar niet te zeggen mishandeld. De schrijver van bedoeld artikel zoekt eerst een antwoord op de vraag, wat nu eigenlijk socialisme is. Hij ontdekt dan, dat in het plan staat: „Zeer onjuist zou echter de gedachte zijn, dat socialisatie op zichzelf in staat zou zijn, aan een betere wereld het aanschijn te geven.” Daar schrikt hij van, want altijd heeft hij gedacht, dat socialisatie en socialisme hetzelfde was. Nog meer bijzonderheden heeft hij in het Plan gelezen, waaruit blijkt, dat de opstellers van het Plan de mening zijn toegedaan, dat het om ~de mens” gaat en dat het socialisme de staat niet beschouwt als de hoogste waarde, waaraan de mens zijn betekenis ontleent. Toch is dit plan voor het C.N.V. waardeloos, omdat daarin niets wordt gezegd, „over de diepste en laatste zekerheden in het mensenleven”.

En ten slotte weet bij het wel zo te beschrijven, dat uit „het socialistisch sociaaleconomisch handboek”, dat „De weg naar vrijheid” heet, duidelijk de verwantschap met het communisme blijkt,

Het moet toch voor iedere C.N.V.-er duidelijk zijn, dat „de weg naar de vrijheW” er in werkelijkheid niet is en bovendien overbodig, omdat het C.N.V. reeds in de vrijheid staat. Welke vrijheid? Is het een geestelijk-zedelijke vrijheid, waarin het C.N.V. staat, omdat zijn uitgangspunt de vrijheid is, waarvan de Bijbel spreekt?

Of bevat het Sociaal-Politiek Program 1952 een serie wensen van het C.N.V. met