Het neutralisme

Nu op 4 en 5 October weer een conferentie is uitgeschreven door „De Derde Weg”, voor welke conferentie aan velen der lezers van „Tijd en Taak” wel een uitnodiging zal zijn gestuurd, komt het mij nuttig voor nog eens in te gaan op het neutralisme. Ik doe dat niet om nu nog eens duidelijk te laten blijken, dat deze mensen van de Derde Weg zich aan „onvaderlandse activiteit” of zelfs aan „cryptocommunisme” zouden schuldig maken. Ik ben er van overtuigd, dat de overgrote meerderheid bezield is van een ernstige vredeswil. Aan de andere kant hoop ik, dat men ook zal nalaten hen, die gekant zijn tegen het neutralisme, als „Amerikaanse oorlogshitsers” te brandmerken. Wij moeten afzien van dit zwartwitschema.

Wat steeds weer treft in oproepen van deze vredesbeweging is, dat men het doet voorkomen alsof zowel Rusland als Amerika schuld heeft aan de huidige spanning aan het Koreaanse conflict, aan de herbewapening. Twee voorbeelden van uitingen van hen, die zich bijzonder thuis voelen in het klimaat van het neutralisme:

1. Niemöller schrijft aan Buskes: „Dat men daarbij van beide zijden verdacht gemaakt wordt door hen, die nu eenmaal geen vrede willen hebben, is het logische gevolg van de gehele situatie” (cursivering van mij).

Hier constateert Niemöller zo maar, dat hele grote groepen hem verdacht maken, omdat zij geen vrede willen hebben. Er zouden dus veel mensen in het Russische en Amerikaanse blok zijn, die oorlog willen. En dat zou ik met de grootst mogelijke stelligheid willen tegenspreken. Ik neem aan, dat het de Russen niet om oorlog, maar om vrede te doen is, maar dan een vrede, waarbij de wereldrevolutie onder hun leiding zich kan voortzetten. Wij weten, dat dit onder het Stalinisme betekent het lot van staten en volken als Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Tsjechoslowakije, om maar niet te spreken van de Baltische Staten, die zelfs geen satelliet meer zijn, maar geheel geannexeerd zijn. Gaat dat alles zonder oorlog, dan zal het zeer zeker alle Russen grote deugd doen.

Aan de andere kant weet ik zeker, dat in het Amerikaanse blok ook niemand oorlog wil. Allen zijn voor de vrede, mits dat niet betekent, dat de geestelijke vrijheid wordt aangetast met in het verschiet de dood van millioenen West-Europeanen in de Russische concentratiekampen. Het is toch begrijpelijk, dat wij in het Westen wél tot een herziening van ons economische stelsel zullen komen, maar niet tot het offer

onzer cultuur en vrijheid. Verdediging met alle wapens betekent dan het kiezen van een kwaad (zeker,oorlog blijft een kwaad!), maar het minste kwaad. Bovendien kan herbewapening wellicht een oorlog voorkomen. Het is niet zo, dat bewapening steeds tot oorlog moet leiden. Alfred Mozer wees enige tijd geleden zeer terecht op het voorbeeld van Zweden en Zwitserland, die in het verleden en nu een relatief zeer sterke bewapening hadden en hebben, maar waar geen agressie te duchten is.

De opmerking van Niemöller suggereert, dat er aan de Westerse kant oorlogsstokers zijn. Dat is dan een te bewijzen feit, waarop het bewijs uitblijft. De wapenfabrikanten zijn werkelijk ook meer gebaat bij een vrede dan een oorlog. Die oorlog zal immers leiden tot een vrijwel complete verwoesting, die ook hen zal treffen. Bovendien is het nog te bewijzen, dat wapenproductie voordeliger is dan productie voor vredesdoeleinden: het komt me voor, dat een onderneming meer gebaat is bij een permanente

winstgevende productie dan bij eeji tijdelijke.

2. Ds Strijd schrijft in zijn boek over het communisme op pag. 199, als hij zegt hoe „men” er over denkt in de westelijke wereld: „’t Is jammer... maar ’t moet: we moeten ons bewapenen. Desnoods moeten we de eerste klap geven” (cursivering van mij).

Hier probeert Ds Strijd het voor te stellen, alsof er in het Westen lieden rondlopen, die een preventieve oorlog zouden aanprijzen. Zeker: er zullen wel enkele stommelingen met misdadige aanleg zijn, die een bloedbad willen ontketenen. Maar dat is zeker niet „men”.

De doorsnee Westblokbewoner en de doorsnee Westerse politicus wenst geen preventieve oorlog. Daarom heeft het Westen dan ook tot Praag 1948 ontwapend! Daarom is thans ook nog de krachtsverhouding in Europa zo, dat de Russen zeker slagen zullen in een bezetting van West-Europa. Het enige wat door de Westeuropese bewapening is bereikt, is dat men van Russische zijde geen wandeling kan gaan maken en men zich dan nog wel eens zal bedenken.

Deze twee voorbeelden heb ik gegeven, omdat steeds maar weer de schuld aan beide zijden gezocht wordt. Er is geen sprake van, dat de schuld in Korea aan twee zijden ligt. De herbewapening van

de vrijheid, aan anderen over te laten, te zeggen hoe deze wensen in vervulling kunnen gaan en met de vrijheid om straks ais het er om gaat, voor deze wensen te strijden, daaraan niet of hoogstens remmend mee te werken? In ieder geval blijkt ook thans weer, dat het C.N.V. zich in de schaduw thuis voelt. Wij kunnen ons dat voorstellen, immers, dan heeft men meer vrijheid.

Den Haag

J. VAN DER PLOEG

NIET GOD IS VER...

Niet God is ver, maar wij zijn ver van God.

Wij dwalen voorfr’op ongewisse wegen.

En stellen ons niet open voor Zijn zegen. Maar voelen ons een speelbal van het lot.

Soms is ’t, of God mij niet meer tutoyeert.

Ik weet niet, spreekt Hij mij persoonlijk aan.

Wanneer Hij zegt: ,Zie, dit moet nog gedaan.’ Of: ,Dergelijke dingen zijn verkeerd.’

Verwacht Hij toch een antwoord of een daad?

Och, meestal laat ik het maar langs me gaan En neem het zo voor kennisgeving aan.

Of het een ander en niet mij aangaat.

Zo praten we wat langs elkander heen.

Ik hoor niet: ,Dit is jouw werk; doe het nu,’

Maar hoogstens: ,Deze zaak betreft ook U.’ ’k Verneem geen enkel woord voor mij alleen.

Totdat ik zelf hieraan een einde maak

En mijn gehele wezen tot Hem keer: ,Zie, hier ben ik, wat wilt Gij van mij Heer?’

Dan antwoordt God: ,Mijn kind, dit is Uw taak.’

J. F. B. V. d. SCHEER