Morecambe

EEN TEKEN AAN DE WAND?

Morecambe, dat wat de uitspraak betreft veel op ons „Mokum” lijkt, heeft het jaarlijks congres van de Engelse Labour Party gehuisvest. Ware dat een normaal congres geweest, Morecambe zou spoedig vergeten zijn: doch het was geen normaal congres, en daaraan dankt Morecambe zijn opgang in de wereldpers. Morecambe betekent: spanning in de Engelse Labour Party, belangrijke verschuiving in het partijbestuur, aanval op de tot dusver gevolgde partijpolitiek, met name ten aanzien van buitenlandse zaken, mogelijk op korter of langer termijn een verdergaande worsteling in de partij om herziening van de socialistische doelstellingen, aflossing, op z’n minst aansporing van de huidige parlementaire partijleiding; en ten slotte het gevecht om de rol en de invloed van de vakbewegingsleiders.

Toevallig in die dagen in Engeland zijnde heb ik die gelegenheid aangegrepèn om met voor- en tegenstanders van Bevan een praatje te maken en zo enige klaarheid te krijgen omtrent de achtergrond en de betekenis van het „incident”.

Allereerst moet me van het hart dat de Engelse dag- en weekbladen hetzij ze vóór of tegen Labour heten te zijn veel meer moeite deden om het gebeuren te verstaan en op zijn ware betekenis te beoordelen dan de Nederlandse bladen. Dit spijt me omdat het meer dan een ruzie van insulaire betekenis is. In feite gaat het om zaken, die los van de toevallige personen, van betekenis voor het gehele socialisme zijn. Doch ter zake.

Het gebeuren zelf is niet los te maken van de eigenaardige opbouw van de Engelse Labour Party. Zij is eigenlijk een federatie van drie elementen: a. het enorm machtige blok der vakverenigingen, dat in het partij – bestuur 12 leden kiest; b. de directe partijleden georganiseerd in partij-afdelingen, waaronder dus ook een zeer groot aantal vakbewegingsleden, die hier individueel hun mening kenbaar kunnen maken die door middel van hun afgevaardigden 7 leden van het partijbestuur kiezen; c. een aantal groepen, waaronder de coöperaties, de „Fabian Society” en andere die één lid van het bestuur benoemen. Bovendien kiezen alle drie groepen te zamen dan nog eens vijf dames, die uit alle groepen afkomstig kunnen zijn. Ten slotte wijst het congres nog een penningmeester en een voorzitter aan. Totaal dus 27 leden, waarvan de vakbeweging met haar blok van 12 en meestal meer figuren de meerderheid bezit.

De „revolutie” is nu gemaakt door de afgevaardigden der plaatselijke afdelingen de zgn. constituencies die daarmee het bijna vanzelfsprekend overwicht der vakbeweging één der voornaamste financiers der partij tevens min of meer uitdagend tegemoet zijn getreden. Een uitdaging die, wat de hoofdfiguren betreft, als een rode lap heeft gewerkt.

Volgens verhalen uit pro- en anti-Bevanbron is het overwicht der vakverenigingen reeds lang vele socialisten een doom in het oog. Vooral omdat men daar onder alle omstandigheden de weg van het „lang-

zame” socialisme gekozen heeft. Nu is in Engeland revolutie over het algemeen weinig geliefd. En als er zo iets plaats vindt geschiedt het zo gedisciplineerd en langzaam, dat het eerst een eeuw later als revolutie wordt herkend. Niettemin bestaat er thans wrevel over het langzame tempo, beter nog over het gebrek aan maatschappelijke en economische visie dat men èn bij de partijleiding èn bij de leiding der vakbeweging aantreft. Dat in de plaatselijke afdelingen tegen deze gang van zaken bezwaar bestond èn bij de vakbewegingsleden, wier critiek niet naar boven vermocht door te dringen, èn bij vele nieuwe middenstanders was reeds een jaar te voren op het congres te Scarborough aan de dag getreden, doch niet verstaan. Nu is het een trompetstoot geworden, die ieder heeft gehoord.

Er zit dus ook achter: een brokje ontevredenheid over de werking der partij- en vakbewegingsbureaucratie, naast ontevredenheid over het tempo. Ja, èn teleurstelling over het resultaat der socialistische wijzigingen op economisch en maatschappelijk gebied. Een jaar geleden hoorde ik daarover uit de mond van Tom Driberg een bezorgd verhaal, nu is dat verhaal algemeen geworden: de nationalisaties hebben alleen economische consequenties gehad; voor de werkers en in de menselijke verhoudingen is er niets veranderd. Daarom spreken deze maatregelen al minder en minder tot de verbeelding der mensen. Dat deed wel Bevans gezondheidszorg. Vandaar veler verzet tegen enigerlei beknibbeling daarvan, bijv. op grond van de noodzaak der herbewapening.

Het is dwaasheid, dat Bevan en de zijnen tegen de bewapening zouden zijn. Ze zijn er voor, alleen willen zij de kosten over meer jaren uitsmeren en de productie en de opzet zo efficiënt mogelijk maken. In ieder geval willen zij onder geen beding de „menselijkheid” opofferen aan de bewapening. Zij wensen een bredere defensie, omvattend èn militaire defensie èn culturele verheffing èn uitgebreide maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Het argument dat de massa van de gezondheidsdienst geplukt heeft wat zij kon en geen verantwoordelijkheid blijkt te kunnen dragen, wijzen zij af. Uit het eerste blijkt naar hun mening alleen hoe groot de achterstand was, het tweede toont dat men geen begrip heeft van paedagogie: wie niet mag spelen, leert nooit de spelregels. Zij die Bevan steunen menen, dat de partij te spoedig gezwicht is voor de nadelen en gevaren.

Zo mogelijk nog belangrijker zijn in deze kwestie de vragen van inhoud en leiding der beweging. De gemiddelde Engelsman houdt niet van filosofie, zeker niet in de politiek; daar gaat het om werkelijkheden, die men vorm en richting moet trachten te geven. Wat hem wel interesseert is de mentaliteit, de gevoelssfeer die er achter de socialistische beweging staat, die doel en vaart ervan bepaalt. Dat sentiment moet klinken in de woorden en de gedragingen der leiders.

Vanouds was dat in de beweging sterk

godsdienstig doorademd. Keir Hardie, George Lansbury, ook Ramsay Mac Donald zij waren socialisten mede, zo niet in de eerste plaats op grond van hun christelijk geloot. Keir Hardie had het lezen geleerd aan de hand van de Bijbel, en dat heeft zijn spreken steeds een Bijbels geluid gegeven. Father John Grocer, een vuurrode predikant uit oost-Londen vertelde me dat de afdelingsvergaderingen waar hij sprak vol waren, omdat hij als christen opkwam voor het socialisme. Alleen in de kerk komen zij niet, zo constateerde hij er gelaten bij, ook niet bij mij.

Kortom, het beroep op de menselijkheid en de gemeenschap en op de diepste roerselen der mensenziel, dat vragen de mensen. En dat nu krijgen zij bij de huidige leiding niet te horen.

Hadden aanvankelijk de christènsocialisten de leiding in de Labour Party, na de débacle met Mac Donald kregen de rationalistisch denkende figuren uit de Fabian Society de zaak in handen. Intellectuelen en vakbondsleiders, die al hun eerlijk willen ten spijt toch meer en meer „managers” zijn geworden. Managers, die de zaken waar het om gaat haarscherp uiteen weten te zetten, doch in wier betoog geen warmte door klinkt.

Die warmte, die bewogenheid vindt men wel bij Bevan en enkele van zijn politieke vrienden. Al zijn zij de meeste eenvoudige mensen toch ook weer te intellectualistisch.

Waarschijnlijk schuilt hier ook het geheim van de populariteit die Clement Attlee bezit. Men bewondert hem, koestert aanhankelijkheid jegens hem, juist omdat hij zo integer en bescheiden is en met zijn intellectuele gaven niet schittert.

Mij verbaasde deze waardering, juist omdat Attlee geen zo briljant spreker als Bevan is.

En juist deze algemeen geliefde Attlee verwijt men, dat hij met zijn godsdienstige achtergrond en integriteit niet eerder heeft ingegrepen en leiding, werkelijk geestelijke leiding aan de partij gegeven heeft. Met zijn enorm prestige had hij veel kunnen opvangen en redden.

Kortom: men heeft genoeg van de koele zakelijkheid der uiterst knappe managers, men wil een rauwe schreeuw om menselijkheid laten horen. Wijlen Stafford Cripps kon dat buitengewoon ernstig en plechtig doen hij was een echt socialist, ja, maar ook en in de eerste plaats een echt christen, aldus een spoorwegarbeider, die zelf nergens aan deed! Bevan doet het fel en bewogen. Naar mijn idee demagogisch. Zijn voor- èn zijn tegenstanders ontkennen dat echter categorisch. Zij zullen het wel beter weten! (Men vergete overigens niet dat Stafford Cripps ook een tijdlang geroyeerd was omdat hij tegen de managers van vakbeweging en Fabian Society op tornde.)

Het gaat in het socialisme om de mens en om de vormgeving van een samenleving, waarin men mens kan zijn. Daarover wil men horen, daarover vraagt men bezinning. Niet in de vorm van boeken of filosofieën, doch in de vorm van het doorzichtig maken en dichtbij-brengen van het socialisme voor de gewone man. Een zaak, die buiten Engeland helaas ook al niet onbekend is.

De achtergrond van Morecambe is dus wel ietwat ingewikkelder dan de uiterlijk waarneembare realiteiten. Men moet goed luisteren en nauwkeurig de geschiedenis der Partij kennen om er iets van te ontwaren. Of men moet zo gelukkig zijn een aantal Engelsen bereid te vinden hun visie te geven. Of men moet de „Times”, de „Manchester Guardian”, „The Economist” en niet te vergeten de „New Statesman and