„Berliner Kreml”

2

De vorige keer gaven wij een aantal feiten weer, die Gregory Klimow in zijn boek „Berliner Kreml” meedeelt over de voorbereiding in Rusland op de tweede wereldoorlog, die volgens Klimow, in drie van te voren overwogen fasen kan worden ingedeeld.

Over de „tweede fase” de eer.ste periode van de eigenlijke oorlog schrijft Klimow het volgende: „In de „tweede fase” kwam veel niet overeen met de berekeningen van het Kremlin. Het ernstigst had men zich vergist bij de beoordeling van het moreel der bevolking. Het Russische volk heeft duidelijk getoond, dat het niet bereid is zijn leven op te offeren voor de zaak van het Politbureau. Het moreel van de troepen was veel slechter dan men had verwacht en de verliezen aan „mensenmateriaal” waren daardoor veel hoger. Men zag zich gedwongen de toevlucht te nemen tot buitengewone maatregelen en de oorlog tot een „nationale strijd voor het vaderland” te verklaren om de misrekening weer goed te maken. De verliezen aan grondgebied kwamen wel ongeveer met de plannen overeen, maar het vasthouden aan deze plannen kostte veel meer mensenlevens dan men had aangenomen. De verliezen aan materiaal daarentegen kwamen met de berekeningen overeen de troepen, die voor de verdediging in de strijd werden geworpen, kregen enkel verouderde uitrustingen en wapens. Het nieuwe, moderne materiaal werd in reserve gehouden voor de „derde fase”. Hetzelfde gold voor het „mensen-materiaal”. Mannen en vrouwen van zestig jaar werden opgeofferd aan de „verdedigingsfase”, terwijl de reserves voor de „derde fase”, de „aanvalsfase”, tegelijkertijd werkeloos in het Verre Oosten wachtten tot voor hen het moment kwam, waarop ze aan de strijd zouden deelnemen.”

Zeer merkwaardig is ook, wat Klimow schrijft over de houding van de Sowjetregering tegenover de Joden. Zijn mededelingen hierover zijn een bevestiging van allerlei geruchten, dat zich in de Sowjet-Unie anti-semietische tendenzen ontwikkelen.

„Hoe vreemd het ook mag lijken”, zegt Klimow, „toch is voor Joden de opneming op onze academie ten enenmale uitgesloten. Hier kom ik voor het eerst in aanraking met een officiële bevestiging van die geruchten, die sedert enige tijd hardnekkig de ronde doen in het land. Het Kremlin heeft ten aanzien van de „nationaliteitenpolitiek” een tamelijk onverwachte koers ingeslagen. Tot op dit ogenblik speelden de Joden een belangrijke rol in de Sowjet-diplomatie en trouwens in de gehele „buitenlandse dienst”. Waaruit is het te verklaren, dat nu de poorten van de diplomatieke academies voor hen gesloten blijven?

Gedurende de terugtocht in het jaar 1941 werden de Joden niet geëvacueerd uit de te ontruimen gebieden, maar zeer bewust overgeleverd aan de uitroeiing door de Duitsers De inwoners van Moskou herinneren zich de herfstdagen van het jaar 1941 nog heel goed. Bijna niemand van de in Moskou wonende Joden kreeg toestemming om te evacueren. Toen de Duitsers op 16 October in een geweldige aanval de toegangswegen naar Moskou bereikten, zoch-

ten duizenden en nog eens duizenden mensen hun heil in een panische vlucht. De meesten van hen waren Joden, omdat de partij-functionarissen reeds „volgens plan” geëvacueerd waren, terwijl de eenvoudige bevolking van Moskou noch de mogelijkheid, noch de wens had om te vluchten. Toen plaatste Stalin een afdeling van de N.K.W.D. (staatspolitie, H.) als barricade op de grote weg Moskou-Gorki-Tsjeboksara en vaardigde het bevel uit om ter plaatse iedereen neer te schieten, die zonder evacuatievergunning op de vlucht werd aangetroffen. Dit bevel werd met opzet eerst enige tijd na de inzet van deze N.K.W.D.-afdeling bekendgemaakt. Het resultaat was massa’s lijken van Joden aan beide kanten van de grote weg

Een der meest gevreesde en ontstellende methoden van de N.K.W.D. is het systeem van de „collectieve verantwoordelijkheid” van een gehele familie. Klimow zegt daarvan: „Een mens kan een nog zo onberispelijk lid van de Sowjet-maatschappij zijn ■— wanneer een of ander ver familielid in conflict komt met de N.K.W.D., wordt hij zelf automatisch ingedeeld in de categorie der „politiek onbetrouwbaren” Tijdens

de oorlog was er een speciale categorie van „onbetrouwbaren”, die niet voor militaire dienst werden opgeroepen. Een deel van hen moest dienst doen in de „arbeidsbataljons”. Ze kregen geen wapens in handen en men hield ze op een veilige afstand van het front. Het ging daarbij vooral om personen, wier familieleden in te nauwe aanraking met de N.K.W.D. waren geweest. Wie persoonlijk met de N.K.W.D. in aanraking was gekomen of op de „zwarte lijst” van de N.K.W.D. stond, was al tijdig in de eerste dagen van de oorlog gearresteerd en geïnterneerd. Wanneer een der „onbetrouwbaren” het verzoek indiende om als vrijwilliger naar het front te worden gezonden, werd hij zonder mankeren gearresteerd en naar een N.K.W.D.-kamp gestuurd In de laatste oorlogsjaren werden ten gevolge van het grote gebrek aan mensenmateriaal de „onbetrouwbaren” niet meer enkel voor de arbeidsbataljons, maar ook voor het gewone leger opgeroepen. Ze moesten dan als gewone soldaten naar het front, hoewel de meesten van hen intellectuelen en reserve-officieren waren. Als ik een soldaat ontmoette, die vóór de oorlog leraar of ingenieur was, wist ik ook zonder „vragenlijst”, hoe de vork in de steel zat Het aantal „vervolgden” heeft in de loop van de jarenlange Sowjet-experimenten zo’n kolossale omvang aangenomen, dat de groep der „automatisch onbetrouwbaren” tegenwoordig ongetwijfeld de belangrijkste sociale laag in de nieuwe Sowjet-maatschappij vormt.”

Tot zover deze fragmenten, die zich min of meer rechtstreeks met de oorlogsperiode bezighielden. J. H.

Kanttekeningen bij een staking

Het is zo langzamerhand een bijzonderheid geworden, als er ergens in Nederland wordt gestaakt. Het overleg tussen werknemers- en werkgeversorganisaties, het brengen van bijna alle arbeiders onder de werking van collectieve arbeidsovereenkomsten, de loon- en prijspolitiek en de invloed van de vakbeweging in het algemeen, maken een staking als regel overbodig.

Dat er bij de coöperatie „De Ommelanden” te Groningen gestaakt wordt, is in de eerste plaats het gevolg van de houding van de werkgever, die niet bereid is overleg te plegen over de naleving van de vastgestelde regelingen van lonen en arbeidsvoorwaarden voor de zuivelindustrie. Deze coöperatie is niet aangesloten bij de provinciale zuivelbond en maakt daardoor ook geen deel uit van de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond. Van de 2000 boeren, die melk leveren aan „De Ommelanden” zijn nog geen 200 lid van de coöperatie. In 1951 is er reeds een staking geweest, maar die duurde slechts enkele uren, omdat de directie van „De Ommelanden” toen bereid bleek te verklaren, dat aan de wensen van de vakorganisaties zou worden voldaan. Een jaar later was er evenwel niets tot stand gekomen van hetgeen was toegezegd, terwijl de vakorganisaties gedurende dit tijdvak, evenmin als daarvoor, de gelegenheid hadden gekregen, de betreffende punten met de directie te bespreken.

Wanneer het feit er nu eenmaal zo ligt, dat de werkgever normaal overleg onmogelijk maakt, komt het meer dan anders aan op het gezamenlijk optreden van de georganiseerde arbeiders. De samenwerking in Unie-verband, van de bij de drie grote vakcentralen aangesloten organisaties is bij de

zgn. landarbeidersbonden gelijk als in andere bedrijfstakken het geval is, d.w.z. deze samenwerking heeft bepaalde bezwaren, die als regel buiten de kring van bestuurders niet waarneembaar zijn.

In het algemeen kan men zeggen, dat er een verschil in mentaliteit is in het bijzonder tussen de moderne en de protestants-christelijke vakorganisatie. De eerste wil de weg van het overleg gaan tot blijkt dat deze weg onbegaanbaar is of geen bevredigende oplossing van het probleem te bereiken valt. Indien de actie tot staking mocht leiden, met als gevolg een openlijke machtsstrijd, voert het NVV deze strijd met alle wettelijke middelen.

De christelijke vakbeweging is tegen iedere staking, omdat haar beginsel de klassenstrijd verwerpt. Volgens de theorie van het CNV is openlijke machtsstrijd hetzelfde als klassenstrijd. De machtsstrijd die er ook is als er overleg gepleegd wordt tussen werkgever en werknemersorganisaties valt blijkbaar niet onder dit begrip klassenstrijd.

Als regel wacht de christelijke bond af, wat de NW-organisatie gaat doen. Van de NVV-organisatie wordt verlangd, dat aan de christelijke bond gevraagd wordt medewerking te verlenen om een bepaalde actie te voeren. Voor de staking bij „De Ommelanden” in 1951 is door de christelijke bond medewerking geweigerd.

In 1952 is daarom niet opnieuw om medewerking gevraagd. Thans neemt de christelijke bond het de A.N.A.B. (aangesloten bij het N.V.V.) kwalijk, dat personeelsvergaderingen zijn belegd zonder goedkeuring van het C.N.V. Men dient