Uit de tijd van h Blijde Wereld

Laat mij in uw blad schrijven over de redactieleden en over mijn verhouding tot het blad. Over de toestanden in kerk en maatschappij schreef ik uitvoerig in het weekblad NPB, waar ik de lezer bij dezen naar verwijs. Deze vier mannen nu, S. K. Bakker, J. A. Bruins Jr, A. H. van der Hoeve en S. Winkel hadden ondernemingsgeest, durf en geloof. Zij stichtten dat kleine, onopvallend sobere blaadje op eigen risico, zonder dat zij. Winkel misschien uitgezonderd, een cent in de wereld bezaten. Nu ja, dat komt en kwam méér voor bij dominees. Het heilige moeten bezielde hen tot hun daad, wilden zij niet het socialisme prijsgeven aan uitgesproken a-religieuze (vaak anti-!) leiding, en de kerken stijven in hun geborneerde, vaak onverzoenlijke afkeer van alles wat „rood” was. Zij hadden daarom te strijden op meer dan één front, deze eenvoudige dorpsdominees. Zij sprongen in de bres, driest, maar zij waren gepantserd met de wapenrusting des geloofs. De Kerk van hun dagen was fel-antisocialistisch. Dit vond bijv. zijn reactie in de prenten van Albert Hahn in de Notenkraker: de Kerk werd steevast voorgesteld door een heerschap met uitgestreken gezicht, te korte broek, hoge hoed met rouwrand, en zo’n dikke paraplu. Wat kostte dat niet aan caricatuurbestrijding! We hebben er, Hahn en ik, later wel eens om gelachen. Maar het zou nog lang duren eer hij, de spotter, op mijn verzoek tekeningen maakte voor de lichtbeelden behorende bij het bekende Kerstverhaal Onawandah, zodat hij met recht medewerker genoemd kon worden van onze Zondagsscholen !

En nu die vier jonge mannen. Ik noem ze alfabetisch, zoals ze ook stonden aan de kop van hun blad. Sybe Bakker was een echte Fries, zoon van meester Bakker, het voortreffelijk schoolhoofd van het kleine dorpje Wier. Als ik Bakker typeren moet, dan zeg ik allereerst: een onstuimige geest, een geboren leider en organisator. En hij zag vooruit, en beheerste een toestand. Ik was wel eens bezorgd om de vaart waar-

mee hij de wereld instoof, en toen hij mij verzocht een ex-libris voor hem te tekenen kwam er, zonder dat ik het zocht, een harde waarschuwing te voorschijn. In een rand van eikeblaren, symbool van kracht, tekende ik een naamspreuk: Sterken Kun-

nen Breken. Hij en zijn vrouw waren er ontdaan van toen ik hun de betekenis onthulde: breken moest niet transitief, maar intransitief worden gelezen. Weinig konden wij vermoeden op hoe ontstellende wijze de naamspreuk in vervulling zou gaan. Op het toppunt van zijn kracht werd hij plotseling ziek, Sept. 1917. Toen hij in Jan. T8 stierf, bleek hoe groot zijn betekenis was. Bij de rouwdienst in de Bethlehemkerk te Zwolle was o.a. aanwezig A. B. Kleerekoper voor de S.D.A.P. en de generaal der Ilde divisie wier geliefde veldprediker hij was geweest. De generaal kwam niet alleen, van alle rangen was er één tegenwoordig, van generaal tot recruut. Het meest aangrijpend waren de woorden van de socialist en de opperofficier. Dat tekende Bakker en het geheim van zijn omgang met de mensen. Hij vernietigde de tegenstellingen, zich zelf gelijkblijvende als christensocialist, die naast het kruis de rode vaan ophief.

Toen een Zwols comité mij verzocht een grafsteen te ontwerpen voor de ontslapen voorganger, vroeg mevr. de weduwe Bakker mij in het ontwerp een kruis naast een rode vaan aan te brengen. Het zou een zinspeling moeten betekenen, waarin de titel van de brochure „Naast het kruis de rode vaan” tot uitdrukking moest komen. Die brochure was een der laatste pennevruchten van Bakker, en typeerde op uitnemende wijze het christensocialistische standpunt. Ik loste stilistisch de vraag op, door over de vaan de kruishouten van een gedragen vaandel te tekenen. Kruis en rode vaan stonden niet naast, maar in elkaar. Zij waren één geworden. En is dat niet van het ohristensocialisme de bestemming? Zij moeten elkaar doordringen. Zo heeft Bakker nog getuigd na zijn dood. Toen hij op zijn sterfbed lag, zeide hij: „Nu is de oorlog dit jaar beslist. En dan komt er een nieuwe wereld. Dat zal ik niet meer zien.” Nu, wij hebben die nieuwe wereld ook niet gezien. Maar ons beginsel blijft doorgloeien, ondanks alle teleurstelling. Wij brengen alle verwachting, ook de maatschappelijke, terug tot het Rijk van God, dat ook in sociale verhoudingen en verbeteringen tot zijn recht moet komen. Dat was de kern van de Blijde-Wereld-strijd.

J. A. Bruins was een geestig en olijk man; een harde werker en een scherp criticus. Hij was geen hoofdredacteur van het blad. Deze figuur kenden wij niet. Maar wel had hij de algemene leiding. Zijn rubriek, wekelijks, „van ver en nabij”, tintelde van leven. Hij ontzag niemand. Of het nu het huwelijk van Troelstra gold of de preek van Robertsen die door een dominee was vertaald en onder eigen naam uitgegeven in de Blauwe Preken, Bruins kende noch ontzag noch autoriteiten, als de beginselen van ons blad in ]iet geding kwamen. Hij was ook onverbiddelijk in zijn oordeel over ons werk. Het stichtelijk vóórstukje mocht geen preek-gedeelte zijn. Bruins had daar een zéér fijne neus voor. En toen ik vast tot de redactie toetrad ik had wel eens een koortsje door een aanval van bronchitis schreef hij mij: als je niet boven de 39 graden komt reken ik op je artikel.

S. Winkel was in die jaren een krachtige figuur. Hij stond daar, fors en onverzettelijk, een getuiger. Maar toen hij te Franeker afscheid gepreekt had, en ik even het doophek binnenging om hem de hand te drukken, trof ik hem aan, staande tegen de wand, de mouw van zijn toga over zijn gezicht. Hij stond daar stil te schreien.

van der Hoeve, met Bakker verzwagerd ■— zij woonden dicht bij elkaar, want de pastorieën van Wijnaldum en Pietersbierum lagen maar een half uur lopen van elkaar ging rustig zijn gang. Hij was eerst onderwijzer geweest en hield daarom steeds iets betogends in zijn werk.

Zij hadden het wel druk met hun krantje, deze vier. Bruins schreef elke week zijn overzicht, en de anderen schreven om beurten het voorstukje en het grote stuk, dat liep over algemene socialistische vragen, bezien onder het licht van het Evangelie. Wie het voorstukje had, moest tevens zorgen voor het gedicht en de stoppertjes. Zo hadden deze drie twee weken dienst en één week vrij.

Maar eens in de week, soms om de veertien dagen, kwamen zij op de drukkerij van Rommerts, de Coöperatieve Handelsdrukkerij, te zamen en bepraatten van allerlei, onder het genot van een stukje gembertaai (van Taconis!) en een kop chocola. Later, toen ik in de redactie kwam was ook deze vergoeding vervallen. Wij hadden werk er te komen. Dus fietste ik gewoonlijk de 27 km heen en terug naar de vergaderingen.

Maar met elkaar hadden wij het prettig. De kwinkslag was er ook, op z’n tijd. Toen V. d. Hoeve te Pietersbierum bevestigd werd, was er een oud moedertje in de kerk. Zij zei: „Ze hadden mij feteld dat us nije domenie rood was. Maar ik hè zeis zien, dat-ie zo swart is as ’n roek!! Zo vreemd was nog de verschijning van een christensociaiist. Nog zo iets: Bakkers schoonvader was ds F. Germs van Twijzel. ’t Verwekte in en buitenshuis opschudding bij zijn familie in Groningerland. Zo was er een oud-getrouwe dienstmaagd die „Freerk”

nog in zijn jonge jaren had gekend, en zij schreide er van: Dat Freerke-volk is sukken besten volk, en dat nu deze Freerk de verkeerde weg opging! Maar in de kerk tornden zij op tegen het steile Friese confessionalisme, dat hen als moedwillig afgedwaalde schapen beschouwde. Maar niet minder fel was de tegenstand van het liberalisme, waartoe het merendeel der moderne dominees behoorde. Daar was dr C. J. Niemeyer, hoofdredacteur van het Weekblad der Vrijzinnige Hervormden, Bakkers buurman in Bolsward. Toen Bakker eens op de vergadering van moderne theologen christensocialistische stellingen had verdedigd was het Niemeyer die op de ketting sprong. Hij draaide al de stellingen om en snat zijn bezwaren breed\-uit en niet zachtzinnig. „Die wonen daar in Bolsward nog wel naast elkaar!” hoorde ik een oudere bezoeker der vergadering tegen zijn buurman zeggen.

Strijd! en niet minder tegen de S.D.A.P. met haar sterk materialistische, althans zéér antikerkelijke inslag. Tegenover de heilstaat hier op aarde, stelden zij Gods Koninkrijk. De klassenstrijd, die zij aanvaardden, wilden zij verre houden van klassehaat. Juist de liefde van Christus

wilden zij in alle aardse verhoudingen zien ingeweven. Het was dus strijd op drie fronten.

Die strijd voerden zij, althans in hun blad, vrijwel alleen. V. d. Heide en de gebroeders Van Wijhe hielden zich afzijdig. Zij waren in beslag genomen door het Friesch Volksblad, en de middelen waarvan de socialistische strijd zich bediende, aanvaardden zij zonder voorbehoud. Althans: in de aanvang. Nu waren de vier Blijde-Wereldmannen voor 1908 nog niet tot de S.D.A.P. toegetreden, en daar moesten zij van het partijbestuur etc. heel wat over horen: Waar bemoeiden die vier zich mee? „Laten ze de kerk critiseren waartoe zij behoren”. Toen gaf een opmerking van P. L. Tak, de

toenmalige hoofdredacteur van Het Volk de doorslag. Hij schreef heel geestig in een van zijn cabinetstukjes: „De heren van de Blijde Wereld zijn wel S.D. maar ze staan nog niet op A.P.” Toen zijn zij gevieren, en ook ik, hun medewerker, tot de Partij toegetreden. Niet met tam-tam, gelijk de zeven Amsterdamse predikanten in 1945. Maar het zal de vraag zijn wie het meest voor zijn overtuiging heeft geboet.

Twee artikelen over Gorter en C. S. Adama van Scheltema in het najaar van 1906 vormden mijn eerste bijdrage.

Van toen af heb ik de Blijde Wereld geholpen, zoveel ik kon. Bij ziekte, vacantie of overstelpende drukte stond ik altijd voor hen klaar. En toen Sybe Bakker in 1917 ernstig ziek werd, nam ik stilzwijgend zijn taak over. En toen hij in 1918, zo jong nog, overleed, trad ik zonder gerucht in de redactie, en ik bleef daarin tot het einde. Van de stroom artikelen, die ik schreef, heb ik niets meer over. Mijn gebonden jaargangen verdwenen in de koude winter van 1944—’45 in de kachel. Zo rest mij ook niets van de anderen. j. j.

Maar van Bakker bestaat er, naast de reeds genoemde brochure, een aantal gebundelde 8.W.-stukjes, onder de titel „Van het droeve blijde leven”, verschenen bij A. H. Wakker en Co. te Rotterdam in 1907. Al bladerend komt mij die warme stem weer in het geheugen terug. Van Winkel heb ik de duidelijke voorstelling van een paar stukjes, een over de juichende, zingende korenvelden, en een, geschreven naar aanleiding van wat hij las op een scheepsboord „Relinquenda” (het moet verlaten worden). Bakker en hij bezaten in ruime mate de gave des woords. Het was een vreugde naar hen te luisteren; Winkel, stoer en onverzettelijk, van een haast tastbare ernst. Bakker met dat zonnige enthousiasme en die verbeten hartstocht, die vriend en vijand dwongen tot luisteren.

De invloed van het blad kwam o.a. uit op de Blijde-Wereiddagen, die óm de twee jaar gehouden werden. Ik sta hier even bij stil. De eerste dag werd gehouden te Deventer, op een dag midden in de week. Mijn vrouw en ik, op een grote fietsteer door Gelderland, misten die dag door bandenpech van een meerij dster. Van 1908 heb ik geen herinnering. Maar van de dagen 1910 en 1912 zeer duidelijke indrukken. Ik heb er nl. voor ons blad verslagen van gemaakt op verzoek van de redactie. De vergaderingen werden gehouden in „Zalen Schaaf” te Leeuwarden, waarvan wij alleen de middenzaal behoefden. Te beginnen met 1912 werd de dag op Pinkstermaandag gehouden. Wij kregen tevens de beschikking over het Waalse kerkje, voor onze wijdingsdiensten waarmee de dag werd geopend. Ik weet nog, dat W. Drop, uit Vlaardingen, eens de preek heeft gehouden. Die zalen lagen niet dicht bij het station, maar in het hart der oude stad. Zijn misschien na 1929 de 8.W.-dagen elders in de stad gehouden? Door mijn vertrek naar Enkhuizen moest ik veel loslaten, en ik heb niet veel gelegenheid gehad onze dagen te bezoeken. Wèl weet ik van een grote bijeenkomst te Amsterdam in het Tol-

huis van het Religieus Socialistisch Verbond, in September 1929.

Onze Blijde-Wereiddagen hadden Simon Winkel tot voorzitter.'En wat voor één! Er kunnen er nog zijn onder de ouderen, die weten hoe krachtig hij de hamer kon hanteren. Deze dagen bewezen ons, dat ons blad werkelijk iets betekende. Zuivel- en landarbeiders, ambachtslieden en neringdoenden uit de dorpen en stadjes van Friesland, kantoorbedienden, onderwijzers en predikanten ontmoetten daar elkaar en vormden één groot gezin. Het deed ons goed zo samen te komen. Ons blad was werkelijk gegroeid tot een geestelijk middelpunt. Er werd mee gerekend. Zo herinner ik mij, dat Sam de Wolff, de strenge marxist, ook eens een van de dagen bij woonde.

Toen ik in 1929 naar Enkhuizen was beroepen, moest ik mij, overstelpt door gemeente- en persarbeid, beperken wat ons blad aangaat. Bruins protesteerde hevig. Maar ik kon niet anders. Toen waren wij zo gelukkig W. Banning en A. v. d. Heide aan onzeredactie te kunnen toevoegen. Mannen, meer gespecialiseerd in sociale wetenschap dan wij anderen. Tegelijk daarmee gaven wij ons blad over aan De Arbeiderspers. Dat ontsloeg ons van veel, vooral financiële, verantwoordelijkheid, terwijl wij onze redactionele rechten volledig behielden. Wij ontvingen zelfs een bescheiden honorarium, ter bestrijding van onze onkosten. Toen kwam de vraag of wij de hoofdleiding aan Banning wilden geven, omdat hij een tribune nodig had voor zijn toekomst. Ook hierin stemden wij toe.

Van der Heide en Van der Hoeve trokken zich toen uit de redactie terug. Van der Heide heeft alzo slechts van 1929—1930, misschien ook nog even in 1931, aan ons blad gewerkt.

Toen gaf Banning het blad een andere naam en zocht nieuwe medewerkers. Wij ouderen trokken ons geleidelijk • Bruins heeft nog het langst meegewerkt uit het blad terug. De Blijde Wereld bestond niet langer. Organisaties als de Arbeidersgemeenschap der Woodbrookers en het Religieus Socialistisch Verbond namen voor een deel het werk over, waartoe de Blijde Wereld de grondslagen had gelegd. Van 1902 tot 1931 heeft het blad geploegd en gezaaid. De oogst zal, naar wij vurig hopen, ten goede komen aan de steeds zuiverder en krachtiger, want geestelijker, socialistische beweging.

ENKHUIZEN J. J. MEYER

Ds J. J. MEYER De schrijver van dit artikel uit de tijd, dat hij met de Blijde Wereld kennismaakte.

Ds J. A. BRUINS

Ds S. WINKEL

Ds S. K. BAKKER