wezen voelen zij niet voor de P.v.d.A., omdat zij, als zij zich eerlijk uitspreken, de doorbraak afwijzen en voor de antithese kiezen.

Hoe zeer wij ons verheugen zullen over een meer progressieve politiek van de christelijke politieke partijen, wij zullen evenzeer het bestaan van deze christelijke politieke partijen blijven betreuren, omdat wij menen, dat de antithesegedachte voor het politieke leven noodlottig is.

Voor ons, die als christenen uit volle overtuiging lid van de P.v.d.A. zijn, houdt deze mening, zoals Stufkens in „Doorbraak” zeer juist opmerkt, verband met een nieuwe oriëntatie van ons christen-zijn in de wereld. Politiek is voor ons dienst van God, maar wij zijn bang voor het woord „christelijke politiek”. Wij willen wel een politieke dienst van God, maar geen „godsdienstige politiek”. Wij willen als christenen aan het politieke leven deelnemen, maar wij wijzen de „christelijke politiek” af. Wij spreken liever over de goede, de rechte, de juiste politiek. Dit sluit een afwijzing van de antithesebelijdenis in. Niet dat wij de antithese tussen geloof en ongeloof ontkennen. Wij menen echter, dat de antithese niet door ons gehanteerd kan worden als een basis voor een christelijke partij formatie. De antithese is een geestelijke werkelijkheid, die niet geschikt is voor organisatie. We menen bovendien, dat de goede en rechte politiek, voor welke wij als christenen kiezen, de politiek is, welke ook door vele niet-christenen als de goede en rechte politiek erkend en aanvaard wordt. Omgekeerd is het ook zo, dat de politiek, die wij als de niet-goede en de niet-rechte, of als de minder goede en minder juiste beschouwen en daarom afwijzen, niet alleen door vele niet-christenen, maar ook door vele christenen als de goede en de rechte wordt beschouwd en aanvaard. In het politieke leven, zoals wij het kennen wij spreken niet over abstracties, maar over zeer concrete dingen en verhoudingen, dat wil zeggen: over het politieke leven in Nederland in het jaar 1952 lopen de beslissende scheidsiynen niet tussen christenen en niet-christenen, tussen kerkelijken en niet-kerkelijken, maar dwars door christenen en niet-christenen, tussen kerkelijken en niet-kerkelijken heen.

Er zijn christenen en niet-christenen, die samen voor een progressieve politiek kiezen.

Evenzo zijn er christenen en niet-christenen, die voor een meer behoudende en conservatieve politiek kiezen.

Wij waagden zoëven de veronderstelling, dat bijv. de A.R. Partij voor een in sociaaleconomisch opzicht progressieve politiek zou kiezen. Wij deden dat ten onrechte. Wij hebben immers geen reden te verwachten, dat deze veronderstelling werkelijkheid zal worden. De confessionele, de christelijke basis van de A.R. Partij is niet beslissend voor het antwoord op de vraag, of de A.R. Partij een progressieve of een conservatieve politiek zal voeren. Op die confessionele, christelijke basis worden progressieve en conservatieve A.R. verenigd. Niemand heeft het recht daar de A.R. Partij een verwijt van te maken. Ook de conservatieve christenen zijn volkomen eerlijk, wanneer zij met hun conservatieve opvattingen lid van de A.R. Partij worden, even eerlijk als de meer progressieve christenen, die met hun progressieve inzichten tot de A.R. Partij toetreden. Maar dit betekent dan ook, dat de A.R. Partij als zodanig noch progressief noch conservatief, of, daar het conservatisme in de practijk het haast altijd van het progressieve wint, conservatief zal wezen. Botsen de beide stromingen zo hevig, dat een splitsing het gevolg is, dan

blijkt nog sterker, dat de christelijke geloofsovertuiging geen voldoende basis is voor de opbouw van een politieke partij met een zeer concreet sociaal-economisch program. De sociaal-economische verschillen tussen hen, die leven uit dezelfde geloofsovertuiging, blijken te groot dan dat deze geloofsovertuiging eenheid van politiek handelen zou waarborgen.

Hebben wij op deze wijze de doorbraakgedadhte toegelicht en gemotiveerd, dan hebben wij daarmee tevens de ruimte geschapen voor een bespreking van de bezwaren, die door vele progressieve christenen tegen het lidmaatschap van de P.v.d.A. worden ingebracht. J. J. BUSKES Jr

Ds A. H. V. d. Hoeve. Ook hij was redacteur van de Blijde Wereld. Wij ontvingen zijn foto te laat voor het juhileum-nummsr

FRIES SOCIALISME

Het is vijftig jaar geleden, dat het orgaan der christen-socialisten, „De Blijde Wereld”, werd opgericht. In een tijd, waarin het voor bijna alle orthodoxe en voor het merendeel der vrijzinnige christenen vaststond, dat christendom en socialisme een onverzoenlijke tegenstelling vormden. Men aanvaardde de maatschappelijke tegenstellingen als door God gewild, en veroordeelde pogingen om de structuur der samenleving te veranderen als opstand tegen God.

Bijna even erg was, dat de socialisten zich al te gemakkelijk van de onverzoenlijkheid der genoemde tegenstellingen lieten overtuigen, en geloofden dat de kerk de vijandin der arbeiders was.

Toen zijn er een aantal mannen opgestaan, die gezegd hebben: dat is niet waar. Het kapitalisme is niet de door God gewilde orde, en het Evangelie keert zich niet tegen de vrijmaking der arbeiders. Deze mannen waren zelf socialisten, en ze waren ook predikanten, dienaren van het Evangelie. Ze richtten een krant op, die ze „De Blijde Wereld” noemden, en daarin vertelden ze de mensen dat hun socialisme niet denkbaar was zonder het Evangelie, en dat hun christendom oorzaak was van hun socialisme. Hun grote verdienste was, dat ze dit getuigenis gaven op eenvoudige, voor allen verstaanbare wijze.

Deze beweging ontstond in Friesland. De initiatiefnemers waren de predikanten S. K. Bakker, A. H. v. d. Hoeve, J. A. Bruins, A. V. d. Heide, S. Winkel, J. J. Meijer en S. V. d. Vegte.

Ds Bakker, wiens vlugschrift „Naast het kruis de rode vaan” door duizenden werd gelezen, was tevens de eerste predikant, die het bestond een preek in het Fries te houden.

Dat deze beweging hier haar uitgangspunt nam, is zeker niet toevallig te noemen. Ze vond hier een bereide bodem.

Het socialisme heeft in Friesland altijd een eigen kleur gehad. Het was hier veel meer dan de verwezenlijking van een doelmatiger economie de strijd voor gerechtigheid, en in die vorm vond het weerklank in het Friese vrijheidsbesef en het sterk ontwikkeld gevoel voor menselijke waardigheid. En het sloot tevens rechtstreeks aan bij de profetieën van Amos en Jesaja en bij de Evangeliën.

Het was een kleine minderheid, deze Blijde-Wereldgroep, belachelijk klein in de kerk, belachelijk klein ook in de socialistische partij. Maar ze heeft gewerkt als een zuurdesem, en in zoverre de kerk bewaard is voor verburgerlijking en het socialisme voor god-loosheid, is dit grotendeels aan haar te danken geweest.

Aan haar geschiedenis zijn de namen verbonden van dromers, zwervers en fantasten, over wie solide beginselruiters van links en rechts hun degelijke hoofden hebben geschud: Enka, met haar bezwerend en driftig woord, Horreüs de Haas met zijn markante profetenkop, Bart de Ligt met zijn vulkanisch proza, die naar het anarchisme verdwaalde, en zovele anderen die ons nog voorstaan uit een tijd, toen het socialisme nog meer een visioen van dichters dan een aangelegenheid van ingenieurs was.

Zij hebben niet voor niets geleefd. Nu, vijftig jaar later, kan men veilig glimlachen om hun vlotte theologie, die louter in ethiek scheen op te gaan, of de schouders ophalen over hun utopisch optimisme. Maar zij zijn de pioniers geweest van wat wij thans plegen aan te duiden als „doorbraak”. Daar heeft de kerk bij gewonnen, omdat niemand haar boodschap meer kan vereenzelvigen met de ideologie van een maatschappelijk bevoorrechte groep.

Daar heeft het socialisme bij gewonnen, omdat het niet langer afgesneden is van de diepste bronnen van vrijheid, gerechtigheid en menselijke waardigheid.

Het is historisch verantwoord hier te spreken van Fries socialisme. De christelijk socialistische beweging, hier geboren en getogen, achtereenvolgens gestalte nemende in de Bond van Christensocialisten, de partijen van Staalman en Van de Laar en de Christelijk-Democratische Unie, heeft na de oorlog haar isolement verlaten en vormt een levend element in de Partij van de Arbeid.

De signatuur van deze partij zou zeker een andere zijn, wanneer vijftig jaar geleden die Blijde Wereld-dominees er niet waren geweest.

ledere tijd heeft zijn eigen taak. „Tijd en Taak” heet nu het blad dat de voortzetting van „De Blijde Wereld” vormt; de tijd is anders, de taak is misschien meer gecompliceerd, maar zij zal alleen kunnen worden volbracht, als het vuur, dat vijftig jaar geleden werd ontstoken, brandende blijft. FEDDE SCHURER